| |
| |
| |
Het Balkanvraagstuk
I. - De Balkansche volksstammen
Het Balkansche volk is uit verscheidene volksstommen ontsproten. De ligging van het schiereiland legt dit eenigszins uit: de Balkaan in 't Zuid-Oosten van Europa gelegen, is van Afrika door de Middellendsche Zee, van Azië door de Dardanellen gescheiden; zoo staat hij onder den invloed van drie verscheidene werelddeelen, invloed gepaard met eigen beschaving uit kracht van eigen ontwikkeling. In den loop der eeuwen, bij het verhuizen en uitwijken der volkeren, was dit land waarschijnlijk een schuiloord voor menigen vreemden stam, die, na gen kortstondig verblijf, naar verdere gewesten gezworven is. Sommige overblijfselen in de aardlagen gevonden, bevestigen er het ophouden en wonen dier zwervende volkeren.
De Grieken behielden van af het begin der christene tijden tot op onze dagen hetzelfde vaderland. De Macedoniërs bewoonden het Noorden van Griekenland. De overige streken waren door andere volkeren ingenomen, die, alhoewel van de Indo-Germanen afstammende, nochtans zoo nauw met de Grieken niet verwant waren als de Macedoniërs. Nog altijd spreken de Grieken hun oude moedertaal, niettegenstaande zij nu een verbasterd volk zijn en vele zeden en gebruiken van vreemde volkeren overgenomen hebben. Het getal inwoners is er 2,630.000, waaronder 2.400.000 Grieken, 200.000 Albanezen, 30.000 Macedoniërs, Bulgaren, Armeniërs en vreemdelingen. Nog een half millioen Grieken bewonen Turkije en 1 millioen Klein-Azië.
In het Noorden van het Balkanisch Schiereiland drongen de Romanen, Romeinsche afstammelingen, binnen en ontwikkelden door hun eigen beschaving het volk van het hedendaagsche Rumenië dat nu 6.000.000 inwoners telt. De Albanezen - door de Turken werden zij Arnauten genoemd - namen de Romeinsche beschaving niet over. Zij zijn 1.400.000 in getal, waarvan het grootste deel Albanië bewoont. Bijna allen zijn Mahomedanen (1.100.000); het is een oorlogzuchtig volk; de soldatendienst is er voor iedereen verplichtend. In het begin der Middeleeuwen werd het schiereiland door de Slaven overweldigd; deze vestigden zich in de streek gelegen tusschen
| |
| |
Griekenland en Rumenië; uit hunnen stam ontsproten twee nieuwe volkeren: de Bulgaren en de Serviërs. In de XIVde eeuw werd het Servisch koninkrijk aangevallen en overwonnen door de Turken die op verscheidene plaatsen de woningen vernielden en de Serviërs eruit dreven. In die landen wonen slechts 1 millioen ware Turken.
Onder de hoogergenoemde volkeren treft men vooral de Bulgaren (3.500.000) in Oost-Rumelië en grootendeels in Turkije aan. De Serviërs (8.250.000) zijn overal verspreid, zoodanig dat er slechts 2.500.000 het eigenlijke Servië bewonen. De overigen zijn gehuisvest in Bosnië en Herzegovina (1.500.000), in Kroatië en Slavonië (2 millioen), in Istrië, Dalmatië, Montenegro en Zuid-Hongarije. Zij zijn de talrijkste aller volkeren die den Balkaan bewonen. Het bewustzijn van hun vroeger heerschappij, van hunne macht - ingezien hun groot getal - maakt ze ontevreden met hunnen tegenwoordigen stand en drijft ze ongeduldig tot vergrooting en uitbreiding van hunnen staat.
De Turken zijn met de Mongolen verwant, doch hebben hunnen oorspronkelijken typus verloren. Niettegenstaande hunne minderheid (er verblijven slechts 2 millioen Turken in Europa) heerschen en regeeren zij in Turkije.
| |
II. - De Hedendaagsche stand der Balkanen
A. Het Europeesch Turkije.
Europeesch Turkije heeft 163.000 km2 oppervlakte en 6.100.000 inwoners, waaronder de helft tot den Islam behoort, 42% tot de Grieksch-katholieke, 5% tot de Roomsch-katholieke kerk, en 3% tot het Jodendom. Hier en daar vindt men nog Turken, Albanezen, Bulgaren, Serviërs, Armeniërs, Joden, enz. Doch Turkije behoort niet alleenlijk tot Europa, in Azië, zelfs in Afrika doet het zijne macht gelden. In Azië bezit het Klein-Azië, met 500.000 km2 oppervlakte en 9 millioen inwoners; Armenië en Kurdistan met eene oppervlakte van 186 500 km2, en 2.500.000 inwoners; Syrië en Mesopotamië met eene oppervlakte van 550.000 km2, en 4.200.000 inwoners; Arabië (gedeeltelijk) met eene oppervlakte van 520.000 km2 en eene bevolking van 1.200.000 inwoners. In Afrika bezit het Tripolis dat 1 millioen km2 oppervlakte heeft en 1 millioen inwoners telt. De Islam vindt in Turkije niet zijn grootste getal aanhangers, aangezien er 247 millioen Mahomedanen in de wereld zijn, waarvan er 9 millioen Europa, 178 millioen Azië en 59 millioen Afrika bewonen.
| |
| |
| |
B. De Balkaansche Vierbond, die tegen de Turken oprukte, bestaat eerst en vooral uit de leidende macht:
1. Bulgarië, een land dat eene oppervlakte van 100.000 km2 beslaat en 4 millioen inwoners telt. Daaronder zijn 3,200.000 Bulgaren, 500.000 Turken, 100.000 Bohemers, ongeveer 100.000 vreemdelingen uit andere rassen gesproten. Ferdinand I is Roomsch-katholiek en stamt uit de familie der Hohenzollern; de kroonprins is Russisch-orthodox; de Bulgarische kerk, sedert 1870 onafhankelijk van de orthodox-Grieksch-katholieke kerk, heeft er een eigen opperhoofd. Het leger in tijd van vrede telt 52 500, in tijd van oorlog 375.000 man. |
3. Griekenland telt 2.600.000 inwoners waaronder slechts 500.000 Albanezen, Walachiërs, Bulgaren, Turken, Armeniërs en vreemdelingen. |
4. Montenegro beslaat eene oppervlakte van 9000 km2 met eene bevolking van 250.000 inwoners; zij stammen van de Serviërs af en zijn zeer oorlogzuchtig. Van af het 16de tot het 60ste jaar is de legerdienst voor iedereen verplichtend. Hunne legersterkte bedraagt 45 à 60.000 man. Daarneven en buiten den Vierbond moeten wij nog Rumenië aanstippen dat, alhoewel onzijdig, toch in den Balkan eene gewichtige rol speelt; zijne oppervlakte beslaat 130.000 km2, zijne bevolking telt 6.700.000 inwoners. In Rumenië verblijven 40.000 Duitschers. |
| |
III. - De Godsdienstverhoudingen
In den Balkaan is het getal godsdiensten het aantal stammen bijna gelijk. In Arabië werd het Islamisme gesticht en verspreid door Mahomet, ‘profeet van den waren God’, zooals hij zichzelf noemde; zijne volgelingen wakkerde hij aan tot het veroveren der wereld, door den kreet ‘dat al wie viel in den strijd het Paradijs binnentrad’. Doch de droevige gevolgen bewezen weldra de ijdelheid van dien godsdienst, die niet alleenlijk tot het wildste fanatisme leidde, maar ook volkomen onbekwaam was een durende beschaving te bewerken, immers, de veelwij verij en de slavenhandel waren toegelaten, de veroverde volkeren werden versmaad en vervolgd, zoodat ze allen opstonden om het Turksche juk met getergd gemoed en woede van hunne schouders af te werpen. In hun fanatisme stonden zij het fatum in het menschenleven voor, zoodat zij 's levens onafhankelijkheid aan het Noodlot slachtofferden. Dit weze een klaar en duidelijk bewijs der machteloosheid, der volkomene onmogelijkheid van wege den Mahomedaanschen godsdienst tot het scheppen eener blijvende beschaving. De christenen, die er
| |
| |
versblijven behooren tot verschillige kerken; weinigen zijn Roomsch-katholiek, zeer velen zijn de Grieksch-orthodoxe kerk toegedaan, in het jaar 1000 van de Roomsche gescheiden. De Grieksch-Orthodoxe kerk bevat nog een groot getal andere belijdenissen in de Bulgarische, de Rumaansche, de Servische, de Grieksche, de Cyprische kerk, enz...
| |
IV. - Turkije's Geschiedenis
Deze geschiedenis vindt haar oorsprong in het Islamisme. Weinige jaren na het prediken van Mahomed bestormden de Arabieren het Westen, onderwierpen Noord-Afrika, dat zij bestuurd hebben tot in de 19de eeuw. In de VIIIste eeuw veroverden zij Spanje en drongen tot in Frankrijk waar Karel Martel ze te Poitiers (732) versloeg en aldus den voortwoekerenden Islam in Europa uitroeide, doch het volkomen uitdrijven der Mahomedanen uit Spanje liep aan tot de XVe eeuw. Het Islamisme was nog niet heel en gansch over de zeeengte van Gibraltar verdrongen of het drong langs het Oosten Europa binnen, onder het bevel der Turken, een volk opdoemend in het Noorden van Klein-Azië en er in 1230 als herdersvolk levende, na zijn verdrijving uit Turkestan. Zij vormden een kleine, maar zeer oorlogzuchtige stam, en slaagden erin, na vele oorlogstochten onder het geleide van Osmar I en zijn opvolger, den Turkschen Staat te stichten. - In het midden der XIVe eeuw waagden zij een aanval op Europeesch gebied; en 1361 veroverde Murad I Adrianopel. In 1371 en 1389 versloegen zij twee legers der Balkaanvolkeren en bemeesterden aldus een groot deel van het Balkansche Schiereiland. In 1453 nam Mahomed II Constantinopel in en breidde de Turksche macht verder en verder uit. Zij onderwerpen Servië, Bosnië, de Krim, en Albanië, zij doen in het begin der XVIe eeuw nieuwe veroveringen in Klein-Azië; in 1517 valt Egypte in hunne handen; zij onderwerpen Beneden-Hongarië in 1529 en belegeren - Weenen - waar zij den genadeslag ontvingen. Nu zal Turkije's macht langzaam beginnen dalen. In 1571 wordt de Turksche vloot bij Lepante verslagen; in 1683 belegeren zij opnieuw Weenen doch worden volkomen verslagen, zij verliezen daarenboven Midden Hungarië en in 1697 Beneden-Hongarië. In de tweede helft der XVIIIde eeuw gaan zij den oorlog met
Rusland aan en verliezen er verscheidene provinciën. In 1800 bezat Turkije nog gansch het Balkanische Schiereiland toen, in den beginne der XIXde eeuw, de vrijheidsoorlog der Balkansche volkeren tegen de Turken uitbrak.
| |
| |
De eerste strijd barst los (1804-12) tusschen Servië en Turkije en eindigt met de verklaring van Servië's onafhankelijkheid; nochtans werd dit land slechts een: koninkrijk in 1878. In een anderen oorlog wordt Moldavië en Walachie de Turken ontnomen. In 1820 neemt Griekenland de wapens op en begint een tienjarigen oorlog tegen Turkije. In den beginne volgen nederlaag op nederlaag voor de Grieken; gansch ontmoedigd smeeken zij de hulp der Mogendheden af. Op dezes weigeren ontstaat het Philhellenismus door wiens toedoen een bond gesticht wordt, waarin zich al de voor Griekenland gezinden (waaronder Lodewijk I koning van Beieren en de dichter Lord Byron) vereenigen, om op te trekken tegen de Turken. De Arabieren, dit vernomen hebbende, snellen in allerhaast Turkije ter hulp. In dit nakend gevaar komen Frankrijk, Engeland en Rusland het grieksche volk ondersteunen, verslaan de Turken en verklaren Griekenland onafhankelijk van Turkije.
Montenegro is nooit geheel en gansch aan de Turken onderworpen geweest. Een vrede van een tiental jaren volgde op dezen oorlog.
In 1853 heeft Turkije te kampen met Rusland; de Turksche vloot wordt gansch vernietigd. Rusland brengt eenige hervormingen in Turkije aan; Turkije weigert koppig ze uit te voeren. Bij een bloedige vervolging der Christenen in 1860 neemt Frankrijk de wapens op tegen Turkije, dat van dag tot dag zijne macht ziet wegkwijnen. De rondomliggende volkeren staan op tot het veroveren hunner vrijheid. Moldavië en Walachie worden tot een Staat gevormd met name Rumenië (1859-1861). Egypte wordt onafhankelijk verklaard. Daarenboven ontstaat eene geldelijke crisis der staatsbank die gansch het land beroerde: Rusland maakt er gebruik van om Servië, Bulgarië en Montenegro tegen Turkije op te hitsen. De Mogendheden eischen Bulgarië's onafhankelijkheid. Bij het weigeren der Turken volgt een oorlog tusschen Turkije en Rusland (1877) die een einde neemt met den vrede van Sint Stefano, waaruit Turkije gansch ontredderd te voorschijn kwam: er was immers beslist dat voortaan Turkije alleenlijk Constantinopel en het Oostelijk gedeelte van Europa voor eigen bezittingen houden mocht en dat Bulgarië eenen Staat uitmaken zou, tusschen den Donau en de Egeesche Zee gelegen. Dit vredesbesluit ontstak nochtans misnoegdheid onder de Mogendheden; dan trad Bismarck op en herstelde den vrede door het verdrag van Berlijn, waardoor Rumenië, Servië en Montenegro onafhankelijke Staten verklaard worden, - Rumenië staat aan Rusland Bessarabië af, - Oostenrijk-Hongarië bezet met zijne troepen Bosnië en Herze- | |
| |
govina, - Engeland wint het eiland Cyprus, - Bulgarië wordt tot vorstendom uitgeroepen, onder het oppergezag van den Sultan, wijl de Dardanellen alleen voor de Turksche schepen vrij zijn. Dit verklaarde het verdrag van Berlijn. Doch langzamerhand werden de stellingen van dit verdrag over het hoofd gezien. In 1881 verovert Frankrijk Tunis en dit wordt een vasalstaat. In 1885 bemachtigt
Bulgarië Oost-Rumelië en zijne onafhankelijkheid tegen Turkije. In 1904 staat Engeland Marokko aan Frankrijk en Frankrijk Egypte aan Engeland af. Daarna gaat Italië den oorlog aan met Turkije om het bezit van Tripolis. Nadat Tripolis voor de Turken verloren is en de gansche Noordkust van Afrika uit de handen van het Islamisme gerukt, besluiten ze den oorlog met het verdrag van Lausanne. Onrechtstreeks is dit verlies van Tripolis een gevolg van het hoogervermelde verdrag (1878) van Berlijn.
Een ander feit dat de Europeesche Staten ten zeerste verontrust heeft is het inlijven van Bosnië en Herzegovina door Oostenrijk; krachtens het Berlijnsch verdrag waren bestuur en bezetting dezer provinciën aan Oostenrijk overgelaten, doch vóór een paar jaren heeft het, tegen het verdrag in en met Turkije's toestemming, de hoogergenoemde provinciën bij het Keizerrijk aangesloten. Servië (de inwoners van Bosnië en Herzegovina zijn bijna uitsluitelijk Serviërs) verklaarde dit een snoode daad; en oorlog ging losbarsten, toen Duitschland almeteens Oostenrijk ter zijde stond om den vrede te verzekeren. Aldus verloor Turkije sedert 1804 bijna al zijne staten, zoo wordt de zieke man stilaan zijn beste pak uitgedaan.
Wat de innerlijke politiek van Turkije aangaat, heeft het vele noodzakelijke hervormingen verwaarloosd; de christenen blijven steeds verdrukt en versmaad en worden met de Mahomedanen niet op gelijken voet gezet. Daaruit is een rassen- en burgerstrijd gevolgd, een innerlijke oorlog, een revolutie die gansch Turkije verwoest en vernielt. Eerst in 1908 is deze strijd in al zijne wreedheid onder de jonge Turken losgebarsten. De Sultan, oorzaak en voorwerp van hunnen nijd en haat, was gedwongen zijn troon aan een opvolger af te staan; doch daarmede was het vuur der revolutie niet gebluscht, integendeel, de strijd tusschen jonge en oude Turken komt de veete nog verbitteren. Daaruit volgt wanorde in het land, wanorde vooral in 't leger waar de overheid miskend en versmaad wordt. Dit alles was de Balkaansche volkeren niet onbekend en op tijd en stond zullen zij weten hunne voordeelen eruit te trekken.
Het Balkanisch Verbond. - In 1911 berichtten al de dag- | |
| |
bladen dat Griekenland's minister van buitenlandsche zaken een bezoek aan de Balkanische landen aflegde, met het inzicht er een verbond te stichten. Niemand vermoedde een oorlog, zelfs niet de politieke mannen en diplomaten. Nochtans in geheimenisvolle stilte werd een verbond beraamd en gesticht tusschen Griekenland, Servië, Bulgarië en Montenegro. Vóór de oorlogsverklaring reeds hadden deze landen den buit onderling verdeeld: Bulgarië zou het zuidelijk deel van Turkije hebben tot aan de Egeesche Zee, Griekenland het noorderlijk deel tot aan de Egeesche Zee insgelijks, en Servië het zuid-westelijk deel tot aan de Adriatische Zee; Montenegro ook zou zijn deel bekomen. Eenmaal het verbond gesloten, zijn zij tegen Turkije met gezamenlijke kracht, met geestdrift opgetrokken.
Turkije, gansch verrast bij 't vernemen dezer oorlogsverklaring, verkeert in een ellendigen stand; immers zijn inwendige politiek is woelig, zijn eenheid is verbroken. Weerstaan is bijna onmogelijk voor Turkije. Zijn ondergang gaat het te gemoet. Zoodat met meer recht dan ooit men de vraag stellen mag, als de zieke man in Europa toch eenmaal sterven gaat?!
| |
V. - De Invloed van dezen oorlog op de Europeesche machten
Al de Europeesche Machten zijn met de wederzijdsche voorvallen van den tegenwoordigen oorlog ten allerzeerste bezig.
Rusland verlangt niets beters dan het in bezit nemen der Dardanellen. Dit ijverig betrachten heeft redenen van bestaan. Krachtens het verdrag van Berlijn is het Rusland verboden met zijn vloot door de Dardanellen te stevenen. De zeeëngte gesloten blijft er slechts één weg open voor zijne vloot: de Baltische Zee; maar die weg levert ook overgroote gevaren op. In de Baltische Zee, heeft men af te rekenen met de Engelsche en Duitsche vloten zoo dat merkelijke verliezen te vreezen zijn vooraleer een doel te bereiken. Ingezien het verbod en de trouw van den eenen kant, het verlies en de moeilijkheden van den anderen kant, verkeert Rusland in een bedenkelijken toestand, aangaande het bewegen zijner vloot; zijn dringend verlangen tot het bekomen van een vrijen doortocht door de Dardanellen, moet dus niemand verwonderen. Nochtans juist daartegen komt Engeland op, en ongetwijfeld zal het zulks de Russische vloot niet toelaten. Kon Rusland met zijn vloot langs de Dardanellen in de Wateren der Middellandsche zee, de Engelsche heerschappij zou er veel te lijden hebben; Engeland zou zelfs moeten
| |
| |
vreezen voor het verlies van Egypte. De vrije doortocht der Dardanellen blijft dus eene vraag van europeesch politiek evenwicht.
Meer nog dan de overige landen is Oostenrijk met dezen oorlog begaan. De handelswegen door de Balkaanlanden naar de Zwarte en Middellandsche Zee zijn voor dit land niet alleenlijk van het grootste gewicht maar zijn een levensvraagstuk; onverschilligheid en onzijdigheid zijn in den tegenwoordigen oorlog voor Oostenrijk onmogelijk. Reeds vele jaren leefde het in vriendschap met Turkije; Turkije's val zou Oostenrijk in zijne sociale en handelsbetrekkingen veel doen lijden. Maar er bestaat nog een gewichtiger reden waarom Oostenrijk angstig het oog op den oorlog richt. De verbondene volkeren zijn rassenvijanden; hoe machtiger de versterking dezer laatsten des te dringender het gevaar voor Oostenrijk. Men herinnere zich de vijandelijke houding van Servië toen Oostenrijk Bosnië en Herzegovina bij zijn eigene provinciën inlijfde; het waren immers bijna uitsluitelijk Serviërs die deze provinciën bewoonden. Moest dit volk tegen Oostenrijk opstaan, het zou groote moeilijkheden opleveren, en wellicht ware het de drijfveer van een oorlog tusschen de Slaven en de Duitschers, en eene oorzaak van opstand tusschen de rassen van het Keizerrijk zelf. Servië handelt tamelijk stoutmoedig tegenover Oostenrijk; de oorzaak ervan ligt hoogstwaarschijnlijk in den steun Servië door Rusland gegeven. Treedt Servië in oorlog tegen Oostenrijk men mag besluiten dat Rusland ter verdediging van Servië de wapens opnemen zal; vandaar de onrustwekkende mobilisatie der beide landen. Behaalt Servië de zegepraal, zijne staten winnen een verdere uitgestrekheid, het verwerft eene zeehaven op de Adriatische Zee, Oostenrijk's ontwikkeling wordt tegengehouden en dit wordt des te zekerder wanneer men nadenkt dat Oostenrijk's grootste vijand, de Hongaar L. Rossuth, het eerst het verbond tusschen de Balkaanlanden in stand heeft willen brengen; Hongarië, Rumenië en Servië wilde hij tegen Oostenrijk vereenigen om gansch
Hongarië aan het Keizerrijk te ontrukken. Verders, moest Servië als gevolg van den oorlog, eene haven aan de Adriatische Zee bekomen, alle verbinding der Oostenrijksche havens met de Middellandsche Zee zou hoogstwaarschijnlijk afgesneden worden en Oostenrijk's verkeer met het Oosten zou veel te lijden hebben; te meer daar de Servische Minister Dr Nilowanowitsch verklaarde, dat, door de verbinding van Servië en Montenegro de weg tot de Egeesche Zee voor Oostenrijk zou gesperd zijn. Ingezien de netelige verhoudingen der Europeesche Staten, levert deze oorlog gewichtige
| |
| |
vraagstukken op en zou de oorzaak kunnen zijn van een algemeen losbranden der Europeesche machten.
| |
VI. - Duitschland's Belangen in het Balkansche Vraagstuk
Duitschland komt al meer en meer in aanzien op de wereldmarkten; zijne betrekkingen met Oostenrijk en Turkije gaan steeds aan 't verbeteren en zijn invloed op de Balkanlanden en op Klein-Azië stijgt in evenredigheid.
Volgde op dezen oorlog eene verandering in de Balkaansche Machten, wellicht ware ook eene verandering te verwachten in den handel met Perzië en Egypte. Wij moeten ons dus vooreerst afvragen hoe groot de buitenlandsche koophandel van Duitschland is met de Balkanlanden, Turkije, Klein-Azië, Perzië en Egypte. De handel met de Balkaansche Staten en met Klein-Azië is belangrijk genoeg om de Duitschers met den oorlog op te houden. Deze landen leveren Duitschland: landbouwvoortbrengselen, granen, eiers, zemelen, gierst, erwten, houtwaren, petrool en verscheidene ertsen. De uitvoer uit Duitschland naar gene landen bestaat vooral in metalen, weefsels, wielen, platen, elektrieke en scheikundige werken. De volgende tabel geeft de handelsbetrekkingen van Duitschland met de voorgenoemde staten. Deze bedragen in millioenen mark:
|
|
invoer |
uitvoer |
in- en uitvoer te samen |
Rumenië |
1901 |
47, 9 |
34, 0 |
81, 9 |
|
1911 |
107, 9 |
91.4 |
199, 3 |
Europeesch Turkije |
1901 |
6, 9 |
25, 0 |
31, 9 |
|
1911 |
22, 7 |
75, 3 |
98, 0 |
Asiatisch Turkije |
1901 |
23, 2 |
12, 2 |
45, 4 |
|
1911 |
47, 3 |
37, 3 |
84, 6 |
Servië |
1901 |
7, 5 |
7, 2 |
14, 7 |
|
1911 |
24, 8 |
21, 3 |
46, 1 |
Griekenland |
1901 |
9, 2 |
6, 5 |
15, 7 |
|
1911 |
23, 7 |
17, 8 |
41, 5 |
Bulgarië |
1901 |
5, 6 |
6, 0 |
11, 9 |
|
1911 |
10, 6 |
23, 9 |
34, 5 |
Daaruit blijkt dat de wederzijdschee handel van 191 millioen tot 504 millioen gestegen is. Ook, de handel met Egypte heeft in hooge mate toegenomen; in 1901 bedroeg de in- en, uitvoer enkel 48.500.000, in 1911 bedroeg hij 142 millioen.
Nog een tweede vraag valt er te beantwoorden: Kan, op economisch gebied, het schiereiland ontgonnen worden? Het antwoord is bevestigend. Deze landen zijn nog in geheel weinige
| |
| |
mate ontgonnen en de opbrengstwijze is gansch onvolmaakt. Wat den landbouw aangaat, deze landen kunnen nog meer en nog betere vruchten voortbrengen; zoo b.v. kan men er niet alleenlijk tarwe en gerst oogsten, maar ook maïs. Rumenië brengt vooral tarwe en maïs op; in Turkije liggen veel streken tot deze cultuur geschikt. De ooft- en druivencultuur bloeien er met voldoenden uitslag. De pruimen worden vooral door Rumenië, Servië, Turkije en Griekenland opgeleverd; deze teling wordt meer en meer uitgebreid. In Griekenland vooral oogst men druiven; de Grieksche wijn wordt meestendeels uitgevoerd uit Agaia waar een Duitsch actiëngezelschap voor de druiventeelt gevestigd is. Het land levert ook krenten op, de olijfboomenteelt integendeel neemt af. Onder de landbouwvoortbrengselen heeft men ook, vooral in Turkije, de tabak, de boomwol, de vlasdotten, de slaapkoppen en de moerbeziën te rekenen. Het aankweeken van voornoemde planten kan nog verder, ja veel verder, uitgestrekt worden, dan men tot heden toe gedaan heeft. De Balkanlanden leveren ook veel hout op; een derde van Servië is nog met hout bedekt. Dit kan Duitschland vooral benuttigen, aangezien het een groote stijging in den invoer van hout ondergaan heeft gedurende de laatstverloopene jaren.
Het aankweeken der dieren vindt ook in het Balkanisch Schiereiland zijne voordeelen, vermits er zooveel bosschen en weiden zijn. De schapenkweek komt op in vele streken alsook de peerden-, runder- en geitenteelt; het kweeken van zwijnen is er van weinig belang. In Servië worden ze in de bosschen gedreven, waar ze eikels en ander voedende gewassen vinden. Vermits het vleeschgebruik overal toeneemt, zal de veeteelt weldra meer en meer in den Balkan uitgebreid worden.
Dit schiereiland is daarenboven nog rijk aan mineralen. Rumenië levert veel zout en olie op; Bulgarië, Servië en Turkije bevatten kolen en ijzer. In Rumelië vindt men edelmetaal. Macedonië levert op: zilver, blik, antimonium, koper en mangaan. Marmer en metalen van verschilligen aard, komen ons vooral uit Griekenland toe.
Aangezien de rijkdom aan gewassen en metalen nog zeer belangrijk is, moeten deze landen nog verder ontgonnen worden; door dit uitbreiden zou de onderlinge handel met de Europeesche landen kunnen groeien en bloeien en van groot belang worden. Men heeft reeds verschillige kapitalen gestort, tot het bewerken dezer uitbreiding; Duitschland vooral betracht den bloei dezer landen. Bijzonder in Servië en Rumenië hebben de
| |
| |
Duitschers menig opkomende industrie in handen, zooals de weefindustrie, de suikerfabrieken en de brouwerijen.
Duitschland bepaalt niet alleenlijk zijn invloed op de Balkanlanden, maar weet ook zijn inwerking op Aziatisch Turkije uit te oefenen, waar het exploiteeren der voortbrengselen ook heel gering is; al zijne schatten zijn nog te ontginnen. Hierin bijzonderlijk liggen betrokken: Syrië, Mesopotamië, en Babylonië, welke vroeger aan het hoofd stonden van opbrengst en handel, en wier nijverheid nu uitgestorven is. Het geldt hier hun werkende kracht, hun werkvermogen te herheffen door vlijt en kapitaal; zulks ware niet moeilijk aangezien deze landen ten onder zijn gegaan door veronachtzaming en achteloosheid. Men zegt dat deze streken slechts door artificieele bewatering vruchtbaar te maken zijn. Dit is alleenlijk waar voor Babylonië; in Syrië, Mesopotamië en Assyrië, is zulke bewatering onnoodig. De bizonderste landbouwvoortbrengselen van deze landen waren tarwe en katoen. In de steppen bloeide de schapenteelt. De boomwolle zou Europa, Duitschland bijzonderlijk, wel te pas komen, want dit verbruik stijgt van jaar tot jaar; Duitschland alleen koopt er ieder jaar voor 600 mill. mark. Van af Zuid-Perzië loopt er nog door gansch Mesopotamië een ader, die veel naphte bevat; het ware een schoon handelsgewin, zoo men dit benuttigen kon.
Om den handel te doen herbloeien in gene landen, moet het verkeer heropend worden, want de treurende en kwijnende staat is te wijten aan de ontvolking en het weinig verkeer der volkeren onder elkander. De Beduinenstammen zouden in 't midden van het land moeten wederkeeren en zich aan den akkerbouw wijden. Men zou er insgelijks spoorwegen moeten aanleggen, om de groote middelpunten van handel en nijverheid onder elkaar te verbinden, want, waar ijzerwegen komen groeit de bevolking spoedig aan, en neemt de akkerbouw toe. Dit doel zal door de Bagdadbaan betracht worden. Zij doorloopt Klein-Azië en zal tot aan Aleppo en tot aan de kusten voortloopen. In Aleppo zal de zoogenaamde Hedschasbaan aan de Bagdadspoorweg aangesloten worden. Te samen met de Anatolische baan verbindt de Bagdadspoorweg Constantinopel met Bagdad. De Anatolische spoorweg is uitsluitend met Duitsch kapitaal aangelegd en in de Bagdadlijn treedt het Duitsch kapitaal ook voorop; aldus is de Duitsche invloed in gene landen versterkt. Om er zijn invloed te behouden, te benuttigen en te doen gelden, moet Duitschland vooral letten op het onderhouden van het principe der ‘opene deur’. Het moet er ook scholen, hospitalen enz. bouwen, zedelijke veroveringen
| |
| |
bewerken en derhalve voorposten scheppen. Sedert lang hebben Frankrijk en Engeland deze middelen aangewend, en hun pogen is rijkelijk beloond geweest. Duitschland hoeft hier geen krijgsveroveringen in te zien maar zedelijke veroveringen die zijne belangen des te sterker zullen verzekeren.
Dit ten bewijze, dat ook Duitschland niet onverschillig blijven kan aangaande de wederzijdsche voorvallen in den oorlog der Balkanen. Van diens uitslag hangen grootendeels zijne belangen af, en indien het tot nu toe rustig gebleven is, deze rust weze geen bewijs van onpartijdigheid, maar wel een blijk van vredelievendheid, wanneer men dit vredelievendheid noemen kan. Wat verder uit dien strijd voor de Balkaustaten en de Mogendheden groeien zal is nog niet te voorzien. De aanslag op Nazim Pacha en het optreden der jong-Turken, die de vredeshandelingon hebben verbroken, beletten alle wetenschappelijk vooruitzeggen.
De belangstelling der Mogendheden bewijst dus eens te meer dat de strijd om groote idealen niet meer de drijfveer van oorlogsplannen is, maar wel stoffelijke belangen. Is in de geestdrift der Balkanvolkeren een gedacht van rassenvrijheid die zich overal geldend doet opkomen en die in België ook met recht bij 't Vlaamsche volk zijn weerklank vindt, de tusschenkomst en de gewapende voorbereidingen der grootmachten zijn slechts gesteund op uitwegen voor handelszaken, op rijkdom en geldgewin. Als de Christenen worden uitgemoord, als volkstammen verdrukt worden dan blijft het zweerd veelal in de scheede. Zou het dan toch waar zijn dat de Staathuishoudkunde de wereld bestuurt?
P. Berthold.
Aalst.
|
|