Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1913(1913)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 306] [p. 306] Nocturne van Chopin Gij staart mij roerloos aan, gij die niet spreken kunt, Gelaten op mijn tafel, beelden langs de wanden, Die mij niets dan de vrede van uw oogen gunt En 't rusten van uw saamgevouwen blanke handen. Gij staart mij roerloos aan, mijn droefheid onbewust En 't leed dat niet tot zoete tranen uit kan breken. Niet een die thans dat bonzend harte hoort en sust, Al hoefdet Gij een enkel woordje maar te spreken. Gij staart mij roerloos aan, die waakt bij kaarselicht, Mijn oogen zijn zoo moe, mijn strakke slapen branden, Mijn troostloos leed is 't al te bije vergezicht, Van waar ik zit gevangen tusschen donkre wanden. Gij allen, die mij mint, waar zijt Gij op dit uur? 't Is nacht, Gij slaapt en droomt misschien de zoetste droomen... Terwijl ik op U denk, en meet den korten duur Der vreugde aan 't leed dat kwam en nog zal wederkomen... Gij slaapt en droomt.... en Gij alleen, o God, Gij ziet Mij hier bedroefd en telt mijn vele zielewonden, En Gij alleen die mij den koelen beker biedt, Uw zachte hand heeft al zoo meen'ge wond' verbonden. o God, o Vader, Uwaarts gaat mijn bleeke blik, o Laat me thans aan Uw zacht-kloppend harte rusten, En weenen en vergeten in een laatsten snik Dat ik zooveel geleden heb, en rusten... rusten... Joris Eeckhout. Vorige Volgende