Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 384]
| |
Over letterkundeIII
| |
[pagina 385]
| |
eer hij aanpakt, langer dralend. Met den Spanjaard heeft hij hooge fierheid gemeen, die zich zelfs tot persoonlijken trots kan ontwikkelen, zoodat een Portugees b.v. nooit het kleinste pakje zelf in zijn hand mee naar huis zal dragen, maar steeds een Gallego achter zich aan laat loopen. En, wat hem bovenal kenmerkt, hij heeft uit het Moorsche bloed de zucht overgenomen om te schijnen en te schitteren. Bij ons moet 't in huis goed zijn, maar juist om zijn huis bekreunt de Portugees zich weinig. De huizen zelfs van de meer gegoeden zijn noch groot noch sierlijk, en de meubeleering laat veel te wenschen over. Voor de straat daarentegen doet hij alles. Hij kleedt zich steeds à quatre épingles, en bootst, zonder een fat te zijn, steeds zooveel hij kan, de high life na. Vooral de vrouwen, maar toch ook de mannen, houden er van om zich met goud en diamant te overladen. Aan elken vinger een ring is ver van zeldzaam. Zelfs bij de laagste klasse werkt dit zoo sterk dat met name de Ovarinas, een eigen klasse van vischvrouwen, die steeds in haar geslacht huwen, soms voor meer dan duizend franks aan allerlei sieraad om 't lijf hangen. De kleine goud- en zilverwinkels zijn in Lissabon dan ook legio, en als ge op een feestdag deze uitstalling van overdadige weelde aanziet, zoudt ge wanen u onder een volk te bewegen dat financieel aan heel Europa de loef afstak. En feitelijk is 't Portugeesche volk, ondanks al zijn werklust, een noodlijdend volk. Beide groote partijen, Regeneradores en Progressistas, zijn eendrachtig in dit ééne: het volk uit te zuigen. Een caricaturist beeldde reeds jaren geleden dien toestand niet oneigenaardig uit, door op zijn plaat den blijden intocht des konings in Lissabon af te teekenen, en daarbij een geraamte met een boerenhoed op den voorgrond te plaatsen. Een agent loopt toe en vraagt of hij in zulk costuum zich voor het oog des konings durft vertoonen en wil hem op zij dringen, maar de boer antwoordt: Wat wilt ge? Ik moet mijn koning bij zijn blijde inkomst eeren, en de ontvanger der belastingen heeft me zelfs mijn huid niet gelaten. De belangen dezer wereld hebben trouwens bij 't geloovige volk nog niet zoo 'n overweldigend groote plaats ingenomen. Maar zoowel als in Spanje is in Portugal de godsdienstige praktijk veel minder stemmig dan bij ons. Het kerkgebouw dient niet enkel voor den eeredienst maar ten minste evenzeer voor het onderling verkeer. Het is bij de kerk dat men elkander opwacht, het is in de kerk dat men zich met elkaar in aanraking stelt, en het is uit de kerk dat men | |
[pagina 386]
| |
saam huiswaarts wandelt. - Een schaduwzijde hiervan is dat de geestelijke invloed der Kerk niet al te hoog staat... Al duldt men de vrouwenkloosters, de vorming van mannelijke congregatiën wordt tegengegaan. Het landvolk en de kleine middenstand stelt ook in Portugal op godsdienst prijs, maar de dusgenaamde beschaafde stand in de groote steden verviel, gelijk schier overal elders, in een agnostisch indifferentisme of in pessimistische twijfelzucht. In haar boek ‘Portugal à vol d'oiseau’ schreef Madame Rotazzi: Er is geen land dat keuriger wetten bezit, maar ook geen land waarin de afstand tusschen de wetten en het leven grooter is. De hasardspelen zijn verboden, maar nergens tiert het hasard- en lotspel als daar. Er bestaat leerdwang sinds de wet van 20 September 1844, maar er zijn nog boven 70% analphabeten. Er is een stel kostelijke sociale wetten ingevoerd, maar de belanghebbenden onder het volk maken er geen gebruik van, en al deze wetten blijven een doode letter. Prachtig schematiseert men er in de bureaus, en in de Cortès oreert men er met hooge welsprekendheid, maar dit alles blijft als een oliedrop op de wateren van het volksleven drijven. Eén voordeel heeft Portugal: het lijdt niet aan de weeën van een geleerd proletariaat. Het heeft slechts éen Universiteit, en die éene Universiteit telt nog geen 2000 studenten; voor een bevolking van over de vijf millioen een ongewoon laag cijfer. De Universiteit van Coïmbra telt vijf faculteiten: theologie, rechten, medicijnen, meetkunde en philosophie; het vreemde is dat de letteren er niet vertegenwoordigd zijn en dat de philosophische faculteit zich bepaalt tot de wis- en natuurkundige wetenschappen. De doctorstitel wordt slechts bij uitzondering verleend. Maar een Portugees, die middelen bezit, gaat liefst naar Parijs studeeren. De in Frankrijk gediplomeerde doctoren zijn er verre van zeldzaam, en, wat ook de aandacht trekt, meer dan éen staatsman die den doctorstitel voert, is geen doctor in de rechten, maar doctor in de medicijnen, in Frankrijk gedoctoreerd. Het Hof in Portugal was op grootschen voet ingericht en daardoor duur. Reeds de drie groote paleizen van Necessidades, Ajuda en Belem wijzen hierop. Het Portugeesche volk houdt van vertoon. De staatsiekoetsen behooren tot de rijkste van alle hoven. Koning Carlos was allerminst een onbeduidend vorst, maar zijn verdiensten lagen minder op politiek terrein. Hij was man van studie en stelde bijzonder belang in de diepzee-onderzoe- | |
[pagina 387]
| |
kingen, en ook was hij een zeer verdienstelijk artist. Zijn aquarellen, vooral zijn zeegezichten, hadden in de kringen der beste kunstenaars naam gemaakt. Doch de droeve historie van Beieren's koning zegt genoegzaam, hoe de artistieke zin die ook in het geslacht de Braganza's niet vreemd was, nu juist niet de beste geschiktheid verraadt voor het voeren van het koninklijk bewind. Men zag het den koning aan dat hij zich niet gelukkig voelde. Zijn zware gestalte en korte nek deed dit nog te meer uitkomen, maar reeds op zijn gelaat teekende zich een trek, die verstaan deed, dat hij zich met zekere fataliteit aan een ver van gelukkig lot onderwierp. Er lag iets in zijn uitdrukking van die passieve overgegevenheid, die geen vrede met zijn toestand heeft en toch niet beter weet dan zich aan dien toestand te onderwerpen. Geen trek die zich tot een lach plooide. Niet stroef, noch stug, maar iets van het onverschillige van de fataliteit. Zoo heel anders dan Koningin Amelia, die natuurlijk den gang van zaken even donker inzag, maar, echt Bourbonsch, zich door geen tegenspoed uit het veld liet slaan en met haar heroïeke natuur en haar altoos gelukkig humeur over elke dreiging van het noodlot triomfeerde. Koningin Amelia is zulk een echt vorstelijke verschijning. Het incessu patuit Regina was zoo ten volle op haar toepasselijk. Men had ze moeten zien, verheven van gestalte, gelijk de Bourbons dat plegen te zijn, het hoofd fier omhoog, het gelaat de uitdrukking van innemende vriendelijkheid, een lach die den vurigsten republikein ontwapende en echt-koninklijk in haar gang. Daarbij gehuld in een prachtigen donker purperen mantel, die in lange sleep achter haar door hofdames gedragen werd... Haar tegenwoordigheid van geest en haar vorstelijke majestueuse houding bij den moordaanslag hebben mij dan ook in het minst niet verwonderd. Zoo fatalistisch als de Koning gestemd was, zoo spotte zij met wat haar ook drukte. Wat de spreukendichter van de ‘deugdelijke huisvrouw’ zong, dat zij ‘lacht om den nakomenden dag’ werd aan haar in letterlijken zin vervuld. En die lach was niet de lach der onbezonnenheid, want in den grond is zij ernstig en vroom gestemd, maar ze triomfeert door haar heroïeke natuur over het lot dat haar neder wil drukken. Tot zoover Dr Kuyper. En laat ons nu nagaan wat er intusschen ter voorbereiding der latere staatkundige gebeurtenissen in de letterkunde voorviel. De romantische periode, die van verre Hugo navolgde in | |
[pagina 388]
| |
't proza en Lamartine in de poëzie, was ook in Portugal een tijdperk van groote vruchtbaarheid. De veelschrijver Camillo Castello Branco bezat meteen toch de kunst het lezend publiek te boeien, en zijn beide meest gelezen werken heetten, toevallig als men wil: ‘O Regicida’ en ‘A Filha do regicida’ 't Waren historische romans, jawel, maar dat belette niemand op het huis van Braganza een modernen zijblik te slaan. Misschien nog meer opschudding werd verwekt door het bijna gelijktijdig verschijnen van twee zeer contrasteerende boeken ‘O que foram os Portuguezes’, den besten roman van Mendez Leal, een apotheose van 't oude Portugal, en het ook in 't buitenland bekende: ‘Een Jaar aan 't Hof’ van Andrade Corvo, een beschimping van 't hedendaagsche vorstenhuis. In de lyriek en in 't drama sloeg Amorim op de groote trom. Hevig satirisch was zijn tooneelstuk ‘Sociale Gebreken’. Dat alles behoort tot de romantiek, dus tot het tijdvak vóor 1865. Dan komen de Portugeesche Modernen. Dank zij pers en post en spoorwegen was de West-Europeesche ‘beschaving’ stilaan in 't landelijk Portugal doorgezijpeld, en ‘het hartje van Afrika’, zooals de Portugeezen zelf hun vaderland heeten, begon zich te koesteren in de verlichting. Het focum was de universiteit. Vandaar uit ging de zegen over 't land; de nieuwe school heette dan ook: Eschola de Coimbra. 't Was inderdaad de literaire vesting der jongeren; een orkaan van smaadschriften stormde los op 't oude romantisme. Weg met grootspraak en vertoon, met den opgewonden cultus voor 't verleden, met lyrisch bombast en onechte praal. Eenvoud en gezond verstand: ‘bom senso e bom gosto!’ Op twee jaar tijd waren de letterkundige kaarten in Portugal omgekeerd. De nieuwe leiders waren jongens van twintig: Anthero de Quental en Theophilo Braga. Toch putten ze hun theorie in de practijk van een oudere: Joâo de Deus Ramos (1830-1897). Deze was geen strijdersnatuur; maar wel een dichter zoo buitengewoon dat een Italiaansch kritieker het waagde hem te noemen den grootsten liefdepoëet van de 19e eeuw. Maar Deus zong van God en de vrouwen, en de nieuwe school trok hij zich verder niet aan. Anthero de Quental was heel anders. Gelijk zooveel Portugezen van naam kwam hij van de Açoren (1842). Hij studeerde te Coïmbra in de Germanistiek, en zijn dichterschap wortelde in de studie van den Arischen voortijd. Hij werd dan ook een soort Portugeesch Bouddhist, een man van meditatie | |
[pagina 389]
| |
en pessimisme. Anthero is een vaderlandslooze van 't slag der Heine's en der Leopardi's. Maar evenzeer als Heine was deze droomerige melancholieker een voorbeeld van kamplust. Zijn sonnetten, zijn ‘Beatrix’, zijn ‘Fiat lux’ en vooral zijn ‘Odes modernas’Ga naar voetnoot(1) schuimen van zwartgallige revolutiezucht. En 't geniale van dezen steeds levensmoeden mensch ligt vooral hierin dat een grimmig dichter als hij steeds in zich zelf nog rust vond en harmonie om zich aan bedaarde, stevige studie te zetten, als blijkt uit zijn meesterlijke prozawerken: Consideraçoes sobre a philosophia da historia litterarea portugueza, A poesia na actualidade, Tendencias geraes da philosophia na segunda metade do secolo XIX. Zooveel zwoegens, en toch bleef Portugal in zijn geheel zooals Quental het gevonden had. Hij kon 't niet langer harden, en hij pleegde zelfmoord in 1891. Levenslustiger, veerkrachtiger, maar dan ook opgewekt - oppervlakkiger, bleef zijn maat, de razende werker Theophilo Braga. Ook hij is op de Açoren-eilanden geboren, nl. te San Miguel, in 1843. Hij studeerde daar op 't Liceo Ponta Delgada, en liet, 16 jaar oud, zijn eersten dichtbundel los: Folhas verdes; alles lyriek, en van de lichtste. In 1861 kwam hij op de hoogeschool te Coïmbra om er in de rechten te studeeren. Ook in dat vak vond hij poëzie: Poesia do direiho; en hij zette daarbij de wijsgeerige geschiedenis van 't menschdom in verzen: Visâo dos tempos. Daarop volgden nog twee andere dichtbundels van den student: Tempestades sonoras en A Ondina do Lago. Intusschen was hij ook aan 't snuffelen geraakt in 't vaderlandsche verleden en aan 't luisteren naar 't zingende volk: Beurt om beurt gaf de student uit: Historia da poesia popular portugueza, Cancioneiro popular, Romanceiro geral, Historia do direiho portuguez, Os foraes, en, vóor al 't andere, een reuzenwerk dat hij begon in 1860 en eerst afkreeg in 1880, elk jaar een bundel: Historia da litteratura portugueza. Een werkduivel als deze drong zich nevens den zuiverdergenialen Anthero als leider der nieuweren op. In 1872 werd Braga professor in de Portugeesche Letterkunde, te Lissabon, aan het Corso superior de lettras. Zijn methode verklaarde en verdedigde hij in Theoria da historia da litteratura portugueza. Braga had een cultus voor Aug. Comte. 't Was de Georg Brandès van 't Zuiden. Hij verspreidde het modern wijsgeerig stelsel door een eigen tijdschap O Positivismo, en de beginselen er van legde hij bloot in een didactisch werk: Traços | |
[pagina 390]
| |
geraes de philosophia positiva comprorados pe las descobertas scientificas modernas. Nog vond Braga tijd om mee te doen aan journalisme en politiek. Hij werd een der groote koppen van de republikeinsche partij, wier geest vooral door zijn schrijven werd gevoed. Na '80 kreeg de letterkunde bij Braga enkel het uitspanningsaandeel, en voortaan werden zijn drukste werkuren gewijd aan staatkundige en sociale geschiedenis. Weer was er geen stoppen aan: Historia universal, esboço de sociologia descriptiva; Historia das ideas republicanas; Soluçoes positivas de politica portugueza; Dissoluçao do systema monarchico constitucional; Systema de sociologia. Met zijn vrijen tijd had hij onderwijl het volgende gedaan: In 1869 een dichtbundel Torrentes, hetzelfde jaar Cantos populares do archipelago Açoriano. In 1871 gaf hij de werken uit van Christovam Talçao, een dichter uit de 16e eeuw, vervolgens eene Antologia portugueza, een Parnasso portuguez moderno. Hij hield voordrachten over Voltaire en Michelet, stichtte ter gelegenheid van het derde eeuwfeest van Camoēs de Bibliographia Camonianā, huldigde Petrarca op zijn jubilee in 1904, gaf uit Contos tradicionaes de povo portuguez (1885), O Povo portuguez no seus costumos, crenzas e tradiçoes (1885). Sedert jaren was hij de ziel van de door hem gestichte Revista das tradicoes portuguezas. Nog verzamelde hij Questoës de litteratura y arte (1881), Historia da pedagogia em Portugal (1888), Modernas Ideas na litteratura portugueza, A Patria portugueza. Waaruit wel blijkt dat Portugal in de buurt ligt van 't land der Alfonso's en der Lope de Vega's. Intusschen bleef de eigenlijke literatuur in 't gesternte van 't zwaarmoedig nadenken en de pessimistische uitheemsche invloeden. Onder de Coïmbrâs trad naar voor dichter Guerra Junqueiro, een wijsgeer met naturalistischen kunstsmaak, die zich 't eerst op ironische wijze openbaarde in A Morte de D. Joâo. Veel erger nog tegen de behoudsgezinden was Patria, een reeks dramatische tafereelen, waaruit weeral de satire stortte op 't huis der Braganza's. Daartegenover bezong hij met krachtig-roerend lyrisme de ellenden van 't landsche volk in Os Simples. Nevens Junqueiro was ook opgetreden Gomes Leal, die met den Italiaanschen Carducci wou wedijveren. Zooals deze zijn lofzang aan Satan aanhief, zong Leal zijn hulde aan den Anti-Christo, den held van de oproerige wraak. Ook op 't tooneel, waar de groote Garrett in romantisch idealistischen zin de zegeningen der negentiende eeuw had ingeleid, kwam ontgoochelde werkelijkheid de planken bezetten. Antonio Ennes schiep een reeks actueele stukken, waarin zoo- | |
[pagina 391]
| |
niet de revolutie, dan toch onheilspellende dreiging gromde, die in de sociale drama's van Ernesto Biester en vooral van D. Joâo de Camara er niet op verminderde. Maar het algeheele volk in Portugal is niet zoo gauw bewerkt. De menschen wonen er zeer verspreid: de landelijke bevolking is verreweg de talrijkste. Grootsteden buiten Lissabon en Porto heeft Portugal niet. Genoeg om Porto jegens Lissabon in een verhouding te zetten die steeds verre van vriendelijk is. Daarover schreven G. de Beauregard en L. de Fouchier in hun prettig boek ‘Voyage en Portugal’ een pittige bladzijde: ‘Porto est la rivale jalouse de Lisbonne. A cela des raisons et des prétextes. D'abord Porto travaille et produit, et Porto se plaint qu'on gaspille à Lisbonne l'argent gagné à Porto. Porto est, à tous points de vue, un centre de première importance et Porto se plaint de ne pas avoir dans le gouvernement une part proportionnée. Lisbonne possède un port admirable, tandis que Porto se plaint de n'avoir que son Douro, étonnement pittoresque, mais sinueux, pen profond et d'entrée difficile. Enfin, à tort ou à raison, Porto vous a les allures d'un cadet de famille qui critique son aîné et cache mal son désir de prendre sa place. Aussi Porto est frondeur, Porto “bouge”; quoiqu'au nord, il est là bas le midi et l'on verra si jamais sévit la mévente, de quoi est capable un midi septentrional. En attendant, Porto ne craint pas les émeutes et s'est offert, il y a quelques années, une demi journée de république à grand orchestre. La tentative n'a pas été heureuse, ce qui donnera du moins l'occasion de recommencer. A supposer pourtant que cela réussisse il faudra que tous les ministres, tous les préfets, tous les gouverneurs soient de Porto, ou alors Porto refera des émeutes en faveur de de la monarchie.’ Onder den invloed van al die emancipatie-letterkunde had zich in 1901 een nieuwe partij gevormd: de Regeneradores. Naar Spaansch gebruik vroegen die nu ook hun beurt om als regeering op te treden. Hinze Ribeiro leidde de conservatieven, Luciano de Castro de liberalen en Franco de regeneradores. Franco toonde zooveel karakter dat hij sedert 1906 niet enkel 't land bestuurde als minister-president maar ook met den koning deed wat hij wou. In 1907 ontbond hij de Kamers en speelde hij zooveel als dictator. Er was middel voor een man als Franco, om zijn eigen eer- en heerschzucht te voldoen en toch ook 's lands belangen te dienen. De beide aangehaalde Franschen, in hun zeer voorzichtig reisrelaas over 't schoone land, dat ook een rijk land zou kunnen wezen, hadden ter loops op de vraag waarom Portugal dit niet was, zelf geantwoord: | |
[pagina 392]
| |
‘On peut se demander s'il n'y aurait pas de très sérieuses économies à introduire dans les finances, ou tout au moins si un meilleur usage ne pouvait être fait de la fortune publique; si le nombre des emplois, notamment des emplois militaires, n'excède pas considérablement les besoins; si une moralité suffisante règne dans toutes les sphères de l'administration; si les impôts sont justement répartis. Un gouvernement d'affaires ne serait-il pas mille fois préférable à un gouvernement de politique, dans un pays que la politique a si souvent éprouvé?’ Dat wilde nu Franco op eigen houtje verwezenlijken. Wat er verder van Franco was kan u Dr Kuyper vertellen: ‘Franco beschikte over zeer ruime middelen; iets wat het vermoeden wettigt, dat bij hem althans persoonlijke baatzucht buiten 't spel van zijn politiek bleef. Bij ontmoeting geeft hij u evenmin den indruk, dat het hem te doen is om sociaal te schitteren. Hij is eenvoudig in zijn voorkomen, en zelfs in zijn kleeding zonder jacht op den fijnen snit van 't high life. Hij bewoonde een niet te groot, echt burgerlijk huis. Van artistieke meubeleering was geen sprake. Hij scheen de eenvoud in eigen persoon, en drukte dien eenvoud ook uit in zijn omgeving. Hij is daarbij niet groot van persoon, eer slank dan breed gebouwd, en alleen zijn scherp gelaat en de forsche uitdrukking in zijn oog zeggen u, dat in deze door niets buitengewone figuur een krachtige geest met ontembare wilskracht schuilt.’ Franco kende staathuiskunde. En verschillende goede decreten werden uitgevaardigd. Het werkmanslot werd verbeterd; de zondagrust geregeld, een ziekefonds gesticht, landbouw en handel begunstigd. Eereposten en sinecuren werden afgeschaft, maar... toch ontving de koning weer een voorschot van 3 millioen en een verhooging van zijn burgerlijke lijst. Voor zijn nieuwjaar 1908 kreeg Franco zelf volmacht om al zijn vijanden zonder vonnis naar de koloniën te verbannen. Dat was het laatste... Den 1n Februari 1908 vielen Koning Carlos I en zijn zoon, kroonprins Luis Filip, in de straten van Lissabon onder de moordende kogels. Franco, met al zijn ontwerpen voor kies- en belasting- en justitie-hervorming, vluchtte 't land uit. En Manuel II, negentien jaar ond, onder leiding van zijn moeder, begon zijn regeering. De monarchistische partijen schaarden zich om den troon en verzoenden zich met elkaar om de orde te handhaven. De koning beloofde grondwetherziening en nieuwe kiesrechtregeling. Hij bezocht zijn heele land, en overal was hij welkom Maar ook 't gezonde deel van Franco's hervormingen was | |
[pagina 393]
| |
met zijn heengaan gevallen en 's lands politiek werd zoo ziek als ooit. Aldra had de romanliteratuur op Franco beslag gelegd. Abel Botelho, de schepper van den grooten romancyclus ‘Pathologia social’ gaf als vijfden bundel: Prospero Fortuna. In dezen merkwaardigen roman werden met vurig republikeinsche tendenz, maar levendig aanschouwelijk en met groote letter kundige begaafdheid, de toestanden onder het koningdom geschetst. Cesar Moncada, de held, is een vermomming van Franco, een krachtdadig maar dweepzuchtig doordrijver, wiens uitstekende bedoelingen voor 't gemeenebest een reukje krijgen door zijn onverzadelijke hebzucht. Moncada komt van den buiten, maar beschouwt Lissabon als zijn operatieterrein. Wij dringen door in 't leven der hoofdstad, maar 't is veeleer om terug te deinzen: van elk slag der menschelijke verdorvenheid komt een type te voorschijn; les passions humaines, en dan nog niet in 't marmer van Jef Lambeaux, maar in morsende modder die heel 't leven der natie overspat. De algemeene welvaart stikkend in de jacht naar persoonlijk genot. Zal Moncada de Augiasstallen zuiveren of zelf worden besmet? Dat zullen we vernemen uit het vervolg van de reeks. Maar zelfs bij den pessimistischen Botelho is alle hoop niet verdwenen: Langs deze vaalt der menschelijke vuilnis stroomt het kristallen beekje der liefde. Een kiem van hoop voor een volgend geslacht. Dat ook de toekomst verloren is, zoo luidt de thesis van Fialho d'Almeida, wellicht een der sterkst-satirische van alle hedendaagsche zedenschilders. Uit zijn poëzie komt Lissabon als een tweede inferno te voorschijn. Zoo razend ging Almeida te werk, dat de heele hoofdstad in verontwaardiging opstond en dat de dichter vluchten moest. Maar zijn boeken liet hij achter. En elk intellectueel Portugees wil toch weten wat Almeida over ‘de stad der misdaden’ weet te vertellen. Geen literatuur wordt te Lissabon drukker gelezen dan zijn drie bundels Lisboa galante, Vida ironica, Pasquinades. Almeida toog naar Amerika en stierf er vóor enkele maanden een raadselachtigen dood. Roman en tooneel en lyriek hadden zooveel bommen gelegd aan 't Braganzahuis dat men 't einde kon voorspellen zonder profeet te zijn. 't Bleef dan ook niet lang uit. Manuel mocht zoo vriendelijk en zoo goedwillig zijn als hij maar kon, zijn moeder mocht in hare vergevingsgezindheid tegenover de natie de heldhaftigheid nabijkomen. 't Kon alles niets baten. De Revolutie, sinds zoo lange jaren reeds in de bij uitstek politische letterkunde van Portugal losgelaten, ging in 't werkelijk leven haar logischen gang. | |
[pagina 394]
| |
Gustave Regelsperger, de bekende Fransche publicist, gaf daarover bondig verslag: ‘Durant l'été, diverses tentatives insurrectionnelles avaient donné lieu à des arrestations; des officiers supérieurs avaient même été compromis. Vers le milieu de septembre des bombes furent trouvées dans la demeure d'un républicain. Malgré la gravité de ces faits, le roi avait essayé de faire acte de clémence et, quelques jours avant l'ouverture des Cortès, il signa un décret d'amnistie en faveur de journalistes, condamnés pour injures de la famille royale ou excitation à la révolte. Cependant rien ne pouvait plus arrêter le mouvement. L'assassinat d'un député républicain, le Dr Bombarda, par un officier atteint de folie, fut une première circonstance fortuite qui contribua á surexciter la foule. Mais ce qui provoqua la révolution, ce fut la présence dans le port de Lisbonne de navires de guerre qui avaient reçu l'ordre de quitter la rade le 5 octobre. On savait depuis longtemps que le corps des officiers de marine, et même le commandant de l'escadre, l'amiral Candido dos Reis, étaient assez généralement gagnés aux idées républicaines et, pour ce motif, on avait envoyé la flotte aux Açores, pendant les élections de septembre; on voulait l'éloigner de nouveau. Mais ce fut de cette flotte que partit le signal auquel la nuit du 3 octobre, des affiliés au carbonarisme portugais pénétrèrent dans un quartier d'infanterie et en firent sortir le régiment qui, de concert avec un régiment d'artillerie, vint occuper une position stratégique. En même temps un officier d'administration, Wachado dos Santos, ouvrit au peuple les portes de l'arsenal. Après un combat d'une trentaine d'heures, l'avantage resta aux insurgés. De leur côté les cuirassés avaient bombardé le palais de Necessidades, d'où le roi s'était enfui en automobile vers Maïra; rejoint par sa mère et sa grand'mère, il alla s'embarquer avec elles à Gibraltar et gagna l'Angleterre. Du côté des insurgés, l'amiral Candido dos Reis, croyant, à un moment donné, la partie perdue, s'était suicidé. La rapidité et l'audace du coup de main fort bien préparé avaient surpris les monarchistes, qui n'opposèrent aux insurgés qu'une résistance insuffisante. Le 6 octobre, la République fut proclamée à l'Hôtel de Ville et un gouvernement provisoire établi. Le régime nouveau ne tarda pas à être reconnu et accepté dans les principales villes de province.’ Tot het presidentschap van het voorloopig bewind werd geroepen.... Theophilo Braga. Nagenoeg eensgezind was de overtuiging dat hij de man was om de nieuwe republiek bij de Mogendheden te doen erkennen. | |
[pagina 395]
| |
Dat liep inderdaad goed van stapel. Intusschen immers had de Regeering aan de pers haar programma overhandigd, grootendeels het werk van Braga zelf: De voornaamste artikelen luidden: ontwikkeling van het openbaar onderwijs, inrichting van 's rijks verdediging te land en ter zee, verbetering van het rechtswezen, waarborg der vrijheden, uitdrijving der geestelijke orden, scheiding van Kerk en Staat, regeling van den burgerlijken stand, versterking van 's lands financiën. En zoo vadsig-traag de Cortès waren geweest, zoo zenuwachtig-vlug ging het nu. Decreet op decreet werd uitgevaardigd, en 't eerst moesten het de religieuzen ontgelden.... Daartegenover staan ook echt nuttige hervormingen, door Braga met moed en met spoed bewerkt: Voor de financiën immers werd Braga de voortzetter van Franco's bezuinigende zuivering: monopolies werden afgeschaft en 't belastingstelsel met rechtmatiger verdeeling toegepast. In de arbeiderswetgeving was Braga minder gelukkig: Pas had hij het recht tot staking afgekondigd, toen meer dan honderd verschillende ambachtskorpsen naar het nieuwe wapen grepen, en het heele land in rep en roer zetten op 't gevaar af de Republiek in haar wieg te smoren. Na regeling der nieuwe kiesomschrijvingen, waarbij Porto beter dan vroeger werd bedacht, kwam het tot de verkiezingen van 28 Mei 1911, voor een Constituante. De monarchisten bleven thuis en alles liep kalmpjes af. Terwijl in den geest van het Voorloopig Bewind de nieuwe Grondwet werd vervaardigd, kwam de verkiezing tot het presidentschap aan de beurt. Braga stelde zich niet als kandidaat. Manoel de Arriaga werd verkozen, en toen hij na veel zoeken een ministerie had gevormd, trad Theophilo Braga, zwoegensmoe, in zijn bedrijvig studieleven terug. Als de politieke wespen hem nu maar met ruste laten: Hoe ruiminzichtig zijn staatkunde ook wenschte te zijn, het positivisme kon niet anders dan sectarisch werken in de politiek. Nu vervolgt de Republiek zonder de letterkunde haar weg. Een rozenweg is 't nog lang niet. Op éen jaar tijd drie ministeries gaat inderdaad de stoutste verwachtingen te boven.
Jul. Persyn. |
|