Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 350] [p. 350] Herfstgedicht Voor Gerry Helderenberg. Fecisti nos ad Te, Domine. Nog een, nog een... ze rits'len allemaal, De blaren af de boomen; Nog een, nog een... 't is 't eeuwenoud verhaal Van ijdle menschendroomen... Wij zagen ze, in de lente weêr gewekt, De twijgen uitgedreven, Bleekgroenend, weekdoorzond en fijngebekt, Lichtgichelend herleven... En vlamde rood der zonne bijtende aêm In 't loome van de luchten, - Hoe zaten we in hun schaduw vaak te zaêm Op hoop van zoete vruchten... Toen kwam de herfst, en in de kruinen bronsden De rozigblonde peren, 'Wijl om de laatste rozen bijen gonsden Vol onvoldaan begeeren... Wij plukten 't sappige ooft met gretig' hand, Zou nu ons harte zwijgen? Ach, neen, het aardsche heil en bluscht dien brand Maar doet de vlammen stijgen... [pagina 351] [p. 351] Nu vallen ze een voor een, en ieder laat De wegen langs, zijn glansen... En hoort de wandlaar waar hij trage gaat 't geklir van zinken kransen... Nog een, nog een, ze rits'len allemaal De blaren af de boomen... En fluistren ons het eeuwenoud verhaal Van 't ijdele aller droomen... Joris Eeckhout. Vorige Volgende