Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
Over geschiedenisUit eigen verleden. In het huldeboek dat hoogleeraar Kukth vóór enkele jaren werd aangeboden bij zijn aftreden te LuikGa naar voetnoot(1), wees professor Hanquet op het gestadig toenemen, in de laatste decennia, der historische literatuur in België: ‘Annuellement il sort des presses belges, en matière historique et archéologique, environ cent cinquante volumes’Ga naar voetnoot(2). Om de degelijkheid dier talrijke publicatiën te doen waardeeren, verwees hij tevens naar getuigenissen uit den vreemde, en zijn besluit was dat wij dien opbloei van wetenschap zonder overdrijving mogen beschouwen als eene tweede renaissanceGa naar voetnoot(3). Die renaissance blijft aanhouden. Wie er aan twijfelen mocht doorbladere maar even de verslagen van de jury's van de vijfjaarlijksche prijskampen voor vaderlandsche en algemeene geschiedenis welke in den loop van dit voorjaar in het Staatsblad verschenenGa naar voetnoot(4). Twee werken slechts werden bekroond, omdat de keurraad enkel over twee prijzen beschikte; maar naast die twee werken prijkt een rijkdom van geschiedkundige gewrochten die met volle recht op dezelfde onderscheiding zouden mogen aanspraak maken. De beoordeelaars weten het. Gelijken de regelen waar ze min of meer ernstige redenen opgeven om dewelke hun voorkeur is gegaan naar de professoren CumontGa naar voetnoot(5) en FredericqGa naar voetnoot(6), liever dan naar Pater DelahayeGa naar voetnoot(7) en hoogleeraar KurthGa naar voetnoot(8), niet aan eene welgemeende veront- | |
[pagina 304]
| |
schuldiging? En zijn niet al de boeken, die ze in hun overzicht opsommen en kortbondig waardeeren, doordrongen met een geest van stevige critiek en onberispelijke methodeGa naar voetnoot(1)? Geen wonder overigens, wanneer men bedenkt dat tegenwoordig zelfs de proefschriften van doctorandi meestal degelijke bijdragen zijn tot wetenschappelijken vooruitgang. Werd niet voor enkele maanden de verhandeling van Dr R. Gits der hoogeschool van Leuven, Les Réformes politiques, administratives, judiciaires et religieuses de Joseph II dans les Pays-Bas autrichiens, principalement sous le ministère du comte de Belgiojoso, door de jury der universitaire wedstrijden waardig gekeurd op 's staats kosten te worden gedrukt? Bekwam niet Pater Fr. Callaey, ord. min. cap., een prijs vanwege de Académie des Inscriptions et Belles Lettres te Parijs met zijn proefschrift over Ubertin de CasaleGa naar voetnoot(2)? en verwierf niet A. Pasture, oud-kapelaan van Sint-Juliaan van Vlaanderen te Rome, te zamen met den titel van Doctor in de geschiedkundige en zedekundige wetenschappen te Leuven, eene staatsreisbeurs te Brussel met eene studie over het herstel van het godsdienstig leven in de Nederlanden onder het bestuur der aartshertogen Aalbrecht en Isabella? Dat geheel die wetenschappelijke bedrijvigheid eerst en vooral der nationale geschiedenis ten goede komt, wien zal het verwonderen? Gedurig moet dan ook de kronijkschrijver van Dietsche Warande en Belfort over inlandsch goed handelen, en lastig valt het hem dan nog dikwijls zijne keuze te beperken. Zoo vandaag. Twaalf. dertien boeken liggen voor hem op de schrijftafel: hoe gedaan om, zonder een gansch nummer te vullen, over alle eene eenigszins juiste gedachte te geven? | |
IHet bijzonderste voorval dezer laatste maanden op historiografisch gebied is ongetwijfeld het verschijnen van het vierde | |
[pagina 305]
| |
boekdeel der Histoire de Belgique van den Gentschen hoogleeraar Hendrik PirenneGa naar voetnoot(1). Het gaat van de aankomst van den hertog van Alva, in 1567, tot aan het verdrag van Munster in 1643. - meer dan vier honderd bladzijden voor een tijdperk van pas tachtig jaren. Nutteloos ware het de gebeurtenissen te herrinneren welke de geleerde schijver te verhandelen heeft. Tot enkele hoofdpunten kunnen ze worden weergebracht: de opstand der gezamenlijke Nederlanden tegen het Spaansch stelsel onder Filips II, de afscheiding der Noordelijke en de onderwerping der Zuidelijke provinciën ten tijde van Alexander Farnese, en eindelijk de heropbeuring dezer laatste onder het bestuur der aartshertogen en gedurende de eerste regeeringsjaren van Filips IV. Over de beroerten der XVIe eeuw is zooveel geschreven geworden en de toestanden zijn vaak zoo ingewikkeld dat reeds de keuze en de groepeering der te verhalen gebeurtenissen eene bijzondere vaardigheid vereischen; maar vooral het onderwerp is van zoo brandenden aard om wille van zijne godsdienstige kanten, dat het niet zelden nog heden te berde komt bij onze politieke betwistingen, en de behoefte aan volledige objectiviteit, die der geschiedenis onmisbaar is, vergt hier meer dan gewoon doorzicht, meer dan gewone inspanning van den geest en van den wil. Daarom mag het dan ook vóór alles worden bevestigd als de hoogste lof die het werk van Pirenne kan worden toegezwaaid: aan de vereischte objectiviteit komt de schrijver in dit vierde boekdeel nergens te kort. De ontwikkeling van het nationale leven blijft hier zooals in de vorige deelen van Pirenne's geschiedenis hoofdgedachte en leiddraad. Niet enkel personen treden op den voorgrond, maar de geheele denkende en voelende massa evolueert onder ons oog. Partijen zien we groeien en vergroeien, politieke leerstelsels zien we worden en veranderen; de leiders blijven de bewegingen die ze in 't leven roepen niet immer meester, hunne gedragslijn moeten ze wijzigen naar den drang der omstandigheden en hunne batterijen verstellen ook dan wanneer ze 't persoonlijk niet zouden wenschen. Aldus Willem van Oranje, wanneer hij, persoonlijk onverschillig in zake godsdienst - het was Datenus, geloof ik, die zei dat hij van belijdenis veranderde als van kleed -, | |
[pagina 306]
| |
na de Pacificatie van Gent den strijd der algemeenheid tegen Spanje kracht wil bijzetten door eenige inschikkelijkheid op godsdienstig gebied: de calvinistische herders verstaan zijne taal niet, en op gevaar af het gros zijner volgelingen te verliezen is hij ten slotte genoodzaakt den mantel der toegevendheid af te werpen en bewijs te geven van proselytisme. Hendrik Pirenne draagt er zorg voor de houding van hen die een hoofdrol gespeeld hebben in de reuzentragedie der omwenteling steeds te verklaren van op het standpunt op hetwelk zij zich plaatsten. Waarom, bij voorbeeld, blijft Filips II gevoelloos bij de rampen die ons land teisteren? Waarom verplicht hij herhaaldelijk Farnese zijnen veltocht in het Noorden te staken om den strijd te besturen tegen Engeland of Frankrijk? Eenvoudig omdat zijne Nederlandsche politiek enkel een ondergeschikte brok is van zijne algemeene politiek. Niet Nederland om Nederland is zijne leus, maar Nederland om Spanje en om het katholicisme in Europa. - De Kerk, van haren kant, wordt niet verantwoordelijk gesteld voor toestanden aan dewelke ze geene schuld had, en kwamen de hatelijke maatregelen van Alva het katholicisme ten kwade omdat hij optrad als de verdediger van de Roomsche leeringGa naar voetnoot(1), daar oordeelden toch de tijdgenooten verkeerd waar ze hem het werktuig geloofden der bisschoppen. Deze waren tegen hem, ook om redenen van politieken aard. - De geweldenarijen der protestanten. eindelijk, worden uitgelegd, niet gewettigd, door den aard der calvinistische leer en de vurigheid van het geloof harer aanhangers: voor hen was de strijd tegen Spanje als een heilige oorlog en het vernietigen van het katholicisme zoo goed als gewetensplicht. De staatkundige en de godsdienstige elementen van den strijd, overigens, worden steeds uit elkander gehouden, de wisselwerking van de eene op de andere is immer duidelijk aangetoond en het misverstand dat uit het samengaan van beide moest voortvloeien als onvermijdelijk gemaakt. De bewoners van de Zuidelijke en die van de Noordelijke Nederlanden waren opgezweept geworden tegen Filips II omwille zijner antinationale politiek; de niet-katholieken hadden daarbij nog godsdienstige grieven; maar de eendracht der algemeenheid sproot uit de gemeenschappelijke liefde voor voorvaderlijke vrijheden en instellingen en kon maar voortbestaan mits gedeeltelijke en wederzijdsche verdraagzaamheid op godsdien- | |
[pagina 307]
| |
stig gebied. De katholieken waren minzame schikkingen niet ongenegen: ‘Bien rares étaient ceux qui approuvaient la guerre entreprise pour forcer leurs compatriotes de Hollande et de Zélande à rentrer dans le giron de l'Église. L'esprit de prosélytisme qui animait les rebelles était presque complètement éteint dan les provinces obéissantes; elles restaient attachées à la foi de leurs pères, mais elles n'entendaient pas l'imposer à ceux qui l'avaient abandonnéeGa naar voetnoot(1).’ Bij de calvininisten, integendeel, zijn slechts enkelen toegevend en zij zijn het alleenlijk, met Duplessis-Mornay, uít politieke berekening: ‘Les pasteurs, qui croient le moment venu de renverser l'idolâtrie romaine, ne peuvent admettre cette conduite. S'ils ne manquent pas de réclamer la paix de religion partout où les protestants sont en minorité, à Gand, où ils commandent en maltres, il la rejettent avec méprisGa naar voetnoot(2).’ Den Malcontenten kan het dan niet euvel worden aangewreven, indien ze, weigerend hun geloof te laten vernietigen op godsdienstig terrein scheiden van de gereformeerden: ‘Leur intention n'est pas de déserter la cause nationale. Ils n'abandonnent en rien le programme patriotique de 1576, puisqu'ils réclament la stricte application de la Pacification de Gand et de l'Union de Bruxelles. Incontestablement ils se placent sur le terrain de la légalité et on ne peut rien leur répondre quand ils protestent contre la violation par les calvinistes des engagements les plus solennelsGa naar voetnoot(3).’ De verzoening der Waalsche provinciën met Alexander Farnese en den koning van Spanje is dan ook eene politieke zegepraal: ‘La paix d'Arras présente un caractère très nettement antiespagnol. Si elle restaure l'obéissance au “prince naturel”, elle proclame d'autre part le retour du pays à l'autonomie que le duc d'Albe, en 1567, avait reçu mission de détruire. Elle réalíse, en somme, le programme de l'opposition que nous avons vu débuter vingt ans plus tôt, lors du départ de Philippe II en 1559. Par elle. l'État espagnol capitule devant l'État Bourguignon. Elle met fin au système de la contrainte et du despotisme, rend le gouvernement aux nationaux, restitue tous les privilèges, chasse du pays les étrangers. Évidemment, à moins de renoncer à sa souveraîneté même, le roi ne pouvait octroyer aux Pays-Bas de plus larges concessions’Ga naar voetnoot(4). Twee figuren, buiten die van den immer weifelenden Filips II, overheerschen de omwenteling: die van Willem van | |
[pagina 308]
| |
Oranje, den stichter der Nederlandsche Unie, en die van Alexander Farnese, den heroveraar der zuidelijke provinciën. Het zal voorzeker de moeite loonen na te gaan hoe ze door Pirenne worden geschetst. Meer dan tot de geschiedenis van het Zuiden behoort Oranje tot de geschiedenis van het Noorden: na de inname van den Briel wordt hij in Holland als ingeburgerd en slechts terloops keert hij nog weder te Brussel als ‘Ruwaert van Brabant’ tijdens het bestuur van Don JuanGa naar voetnoot(1). Toch is hij de ziel van den weerstand en zijn doel is het steeds de ‘algemeenheid’, de zeventien provinciën te zamen in het gelid te houden tegen Spanje. Moeilijke taak voorwaar, die hij ten slotte moet opgeven, veeleer terwille van de voortvarendheid zijner protestantsche wapenbroeders dan terwille der behendigheid zijner eigenlijke vijanden! Was hij ongelukkig in den oorlog, op politiek gebied vond hij nergens zijns gelijken. De aartshertog Mathias, door den hertog van Aerschot in 't land gelokt om hem in de schaduw te stellen, wordt een speelbal in zijne handen, en de hertog van Anjou, een oogenblik de hoop van den katholieken adel, belooft hem door een geheim verdrag veeleer steun voor de hervorming! Langen tijd weet hij te blijven binnen de palen van eene althans schijnbare wettelijkheid en eene voldoende onderwerping aan den ‘natuurlijken heer’; slechts nadat hij onder Farnese vogelvrij is verklaard, weigert hij bepaald, in zijne roerende Apologie, het gezag des konings over hem te erkennen; alleen op de Staten doet hij beroepGa naar voetnoot(2). Velen zullen misschien meenen dat het van eerstaf in Willems' bedoeling lag dat koninklijk gezag bij de eerste gepaste gelegenheid af te schudden en dat al zijn doen en laten, jaren lang, geen ander doel had dan die gepaste gelegenheid te verwekken. De tragische macht van Oranje's genie heeft bij dergelijke opvatting enkel te winnen; edoch zij behoort mijns inziens tot het gebied der hypothesis veeleer dan tot het gebied der historische zekerheid, en ik kan het den schrijver niet ten kwade duiden dat hij enkel de gebeurtenissen laat spreken: in | |
[pagina 309]
| |
1576, bij het optreden van Don Juan, heet hij het duidelijk ‘dat Oranje van geene overeenkomst met den koning wilde weten, zelfs al bekrachtigde deze de Gentsche PacificatieGa naar voetnoot(1).’ Deze bevestiging volstaat overigens om ons een kijk te geven op het voorzichtig en wellicht listig weerhoudend karakter van den grooten Willem, wiens gedachten en inzichten aldus omfloersd blijven met eene onoplosbare geheimzinnigheid. Daarom ontbeer ik ongaarne in het boek van Pirenne den bijnaam van ‘Zwijger’, dien hij zoolang reeds gedragen heeft, en van denwelken 's schrijvers vroegere beschouwingenGa naar voetnoot(2) mij de verdwijning niet schijnen te wettigen. Juist door zijne openhartigheid is de hertog van Parma, Alexander Farnese, spijts overeenkomsten die hoogleeraar Pirenne doet uitschijnen, geheel verschillend van Willem van Oranje. Hij is even geducht krijgsoverste als bekwaam staatsman; hij gevoelt wat zijne voorgangers in de Nederlanden niet hadden begrepen, dat het noodig is voor den vertegenwoordiger van Spanje in voeling te komen met de bevolking; en niet zonder verwondering wordt waargenomen dat hij over onze voorouders spreekt zonder dien haat en die minachting aan dewelke de oudere landvoogden hen hadden gewend. Zijne figuur is dan ook over haar geheel hoogst sympathiek en de bladzijden die door onzen geschiedschrijver aan zijn optreden in België gewijd worden, zijn onder de treffendste van zijn boek. Om de Nederlanden terug te winnen voor Spanje weet Farnese door gewestelijke overeenkomsten de eenheid der oppositie te verbrokkelen; tevens wekt hij door zijne bezadigdheid in het bestraffen der weerspannige steden die voor zijne overmacht moeten zwichten een geruststellende verwondering die aan genegenheid grenst. Tucht heerscht daarbij in zijn leger en sommige zijner krijgsbedrijven, zooals de insluiting en de inname van Antwerpen zonder vloot of schip, doen geheel Europa bewonderend opkijken naar zijn stouten durf en zijn wijs en ongewoon beleid. Niet zonder weemoed ziet men dan ook zijn gedrag in verdenking brengen bij koning Filips en onwillekeurig gevoelt men ontroering wanneer men hem, zwak en gebroken, eene laatste maal te paard ziet stijgen op reis naar Sint-Vaast, maar amper de ongenade vermoedend die hem bedreigt. Tot daar het eerste deel (livres I et II) van Pirenne's boek. | |
[pagina 310]
| |
Na Farnese en Oranje is het uit met de groote figuren in onze nationale geschiedenis. Wel zijn Maurits van Nassau en Spinola generaals van allereerste gehalte, maar wat ze ook pogen, de toestand zooals hij is na de inneming van Antwerpen blijft, op enkele wijzigingen na, zoo goed als onveranderd; de twaalfjarige wapenstilstand komt overigens aldra de scheiding tusschen Noord en Zuid bestendig maken. De aartshertogen wekken toegenegenheid om den ernst van hun leven en de waardigheid hunner houding - beide komen in het werk van den Gentschen hoogleeraar tot hun volle recht -, edoch in den grond ontkomen ze niet aan de drukking van Spanje en van den dag af dat ze de overtuiging hebben geene dynastie te zullen stichten in de Nederlanden, laten ze begaan, gedwee en gelaten, bijna ontmoedigd om hun lot. In het land eveneens sterft het politieke leven langzaam weg. Bij eene eerste bijeenroeping der Staten generaal in 1600, hoopte men op het weerkeeren der voorvaderlijke verhoudingen tusschen vorst en volk, maar de ontgoocheling volgde weldra terwille van de drukking uit Spanje en men schikte zich naar het onvermijdbare. De verschillende gouverneurs, die ons land besturen na den dood van Isabella in 1633 hebben oorlog te voeren tegen de vereenigde Provinciën en tegen Frankrijk. Geene blijvende voordeelen kunnen echter de Spaansche wapens meer oogsten, en het verdrag van Munster in 1648 is over zijn geheel genomen eene schromelijke ramp: uitgestrekte strooken lands gaan nog over aan den vreemde en de zeewegen worden bepaald gesloten: ‘onze provinciën ontsnappen aan de ketterij, maar ten koste van stoffelijken ondergangGa naar voetnoot(1).’ Het groot belang van het tweede deel van het boek van professor Pirenne ligt dan ook minder in het verhaal der krijgskundige of diplomatische gebeurtenissen dan in de studie der godsdienstige toestanden, der staatkundige instellingen en der maatschappelijke verhoudingen van het einde der XVIe en het begin der XVIIe eeuwenGa naar voetnoot(2). En hier weerom hoeven we den Gentschen hoogleeraar te loven om zijn juisten kijk op de dingen. De periode van dewelke | |
[pagina 311]
| |
hij de beschaving te schetsen heeft is geene periode van bloei; ze is het zoo weinig dat menige geschiedschrijver geneigd zijn zou ze enkel met grijze en grauwe tinten zonder licht of zonneschijn te schilderen. Pirenne ziet al wat ze jammerlijks aan zich heeft; maar hij heeft ook open oog voor het goede dat zij bevat en zijne hoofdgedachte kan, me dunkt, met een enkel woord worden samengevat: de periode die gaat van Farnese tot aan den vrede van Munster is geene periode van dood of van erger wordend verval, maar eene periode van langzaam herleven. De reguliere en de seculiere geestelijkheid, en in haren schoot vooral de leden van het gezelschap Jesu bij de hoogere standen en die van de bedelorden bij het mindere volk, wenden de hartelijkste pogingen aan, onder het aanmoedigend oog van het staatsbestuur, tot de zedelijke en de verstandelijke ontwikkeling van de bevolking. - Van de politieke rechten, die onzen voorouders waren toegezegd door den vrede van Arras, komt weinig in huis; edoch de alleenheerschappij van den vorst blijft gematigd terwille zelf van de gematigdheid die het volk aan den dag legt in het opeischen en doorvoeren zijner theoretisch erkende rechten, en dank zij die wederzijdsche toegevendheid wordt het voortbestaan van vele oude vrijheden gevrijwaard en behouden tot aan het opdagen van betere tijden. - Eindelijk, de schrijver wijst met nadruk op de ongewone veerkracht der natie die haarzelf weet op te beuren ‘als een plant die door den storm geknakt werd doch niet ontworteld’, en door haren handel en hare nijverheid, hoe zeer ze dan ook afsteken bij den ongewonen bloei van Noord-Nederland, toch deftig figuur maakt op de wereldmarkt van den tijd. Ik bepaal mij bij het ophalen van drie zulke hoofdgedachten; ik zou dezelve kunnen vermenigvuldigen. Maar uitwijden werde hier overschrijven, zoo bondig klaar is alles voorgesteld wat de beschaving der katholieke Nederlanden na de godsdiensttwisten betreft. Ongemeen lastig was de taak die de schrijver hier te vervullen had, want, zooals hij het zelf zegt in zijn voorbericht, ‘de monarchische en katholieke restauratie, die onder Farnese begint en onder Aalbrecht en Isabella haar hoogtepunt bereikt, is tot hiertoe nog weinig bestudeerd en werd nog niet eenmaal met eene betrekkelijke volledigheid beschrevenGa naar voetnoot(1).’ Op puike wijze is hoogleeraar Pirenne echter de moeilijkheden van zijn onderwerp te boven gekomen, en zooals hij zich in de eerste helft van zijn boek meesterlijk heeft heengewerkt door den overvloed van geschriften over het tijdperk der omwenteling, zoo heeft hij hier door persoonlijke opzoekingen even meesterlijk | |
[pagina 312]
| |
voorzien in de schaarschheid der gedrukte literatuur. De honderd vijftig bladzijden door hem aan de herleving onzer gewesten gewijd, zullen ongetwijfeld blijven, wat nieuwe gegevens verdere opzoekingen ook nog aan het licht brengen, als eene prachtige objectieve schets die slechts in enkele harer onderdeelen zal moeten hertoetst worden. Overbodig ware het nu nog den lof te maken van Pirenne's bondigen, klaren schrijfstijl, vol korte lichte zetten en vergelijkingenGa naar voetnoot(1), zooals het ook overbodig ware zich af te vragen welk der vier tot hiertoe verschenen deelen de kroon spant in zijne Histoire de Belgique. In de twee eerste heeft hij een machtigen draad van eenheid getrokken door de schijnbaar zoo verwarde geschiedenis onzer middeneeuwsche vorstendommen, en in de twee laatste heeft hij de gebeurtenissen van op zoo verheven standpunt beschouwd dat zij onze vaderlandsche historie als verlevendigen en verjongen. Om een en ander zal zijn werk blijven en zien we de volgende deelen met ongeduld te gemoet. | |
IIMen duide het ons niet ten kwade dat we bij het werk van hoogleeraar Pirenne zoolang stilbleven. Meer dan welk ander boek over vaderlandsche geschiedenis is het geroepen, terwille van zijn synthetisch karakter, om ingang te vinden bij het ontwikkelde volk en het geschiedkundig overzicht van dit tijdschrift zou aan zijne zending te kort blijven, gaf het zijnen lezers geen breeden kijk op dergelijke geschriften. Spoediger kunnen we heenstappen over eenige bronnenstudiën en monographieën omtrent dezelfde periode, niet omdat hunne hooge waarde in de schaduw gesteld wordt door het boek van den Gentschen hoogleeraar, maar omdat zij van aard meer geschikt zijn voor de studeerkamer van den geleerde. Vier werken hebben we hoofdzakelijk te vermelden: | |
1o1o Van de Leuvensche hoogleeraren Cauchie en Vander Essen ontvingen we het Inventaire des archives farnésiennes de Naples au point de vue de l'histoire des Pays-Bas catholiquesGa naar voetnoot(2). Voor niet professioneelen een droge opsomming, vijfhonderd bladzijden door, van zestiendeeuwsche archivalia; voor professioneelen, integendeel, eene mijn van inlichtingen omtrent de regeering van koning Filips II in de Nederlanden. | |
[pagina 313]
| |
Dat het archief der familie Farnese bijzonder rijk wezen moet aan gegevens omtrent onze nationale geschiedenis springt bij voorbaat in 't oog: twee harer leden, Margareta van Parma, echtgenoote van Octavius Farnese, en haar zoon Alexander hebben om beurt onze gewesten bestuurdGa naar voetnoot(1). Officieele stukken, private briefwisselingen, persoonlijke aanteekeningen over menschen en gebeurtenissen, dat alles moet in hunne papieren te vinden zijn en veel van dit alles is ons inderdaad meestal ongeschonden bewaard. Niet min dan 1850 bundels brieven, 19 doozen perkamentvellen en even zooveel banden hebben Cauchie en Vander Essen doorgemaakt om hun boek op te stellen. Van alle oorkondengroepen geven ze opschrift, korten inhoud en datum, van vele uitgebreide ontleding. In hunne inleiding beschrijven ze daarbij zorgvuldig het geheele archief, verhalen zijn oorsprong en zijne wisselvalligheden en doen door welgekozen voorbeelden zijn nut en belang uitkomen voor de algemeene diplomatische geschiedenis onzer gewesten. Over de betrekkingen tusschen Margareta van Parma en kardinaal Granvelle, de reizen van Armenteros en van Egmont naar Madrid, de houding van Margareta na de beeldstormerij en hare ontevredenheid bij de komst van den hertog van Alva, de pogingen door Alexander Farnese aangewend om te mogen dienen onder de bevelen van Don Juan van Oostenrijk, de politiek die hij moest invoeren en de moeilijkheden die hij ontmoette - over dit alles vernemen wij nieuwe bijzonderheden. Twee interessante voorbeelden: Men weet dat kardinaal Granvelle na zijn vertrek uit de Nederlanden, waar hij voor allen zoo onverdragelijk was geweest, een eerepost heeft bekleed aan het hof van Madrid. Is het dan niet treffend hem in 1583 de verzoenende politiek van Farnese te hooren goedkeuren? De kardinaal houdt er aan dat de katholieke godsdienst behouden blijve, maar hij heeft medelijden met de verdwaalden en keurt bij den aanvang alle geweld tegen hen af. ‘Wat ze noodig hebben zijn goede predikanten. De plakkaten mogen niet op de letter worden uitgevoerd en het is nutteloos diegenen te verontrusten die geene verergenis gevenGa naar voetnoot(2).’ | |
[pagina 314]
| |
Men weet dat het dank aan de Waalsche gewesten is dat de zuidelijke provinciën tot Spanje zijn teruggekeerd en dat het geloof in onze streken is behouden gebleven. De eer van dien terugkeer wordt gemeenlijk den grooten toegeschreven. Uit de briefwisseling van Farnese blijkt het tegendeel, zoodat Cauchie en Vander Essen het luide bevestigen: ‘Le mouvement de réconciliaton fut avant tout le résultat de l'action populaire et les grands n'emboîtèrent le pas au peuple que parce qu'ils y voyaient le moyen de refaire leur fortune, de se créer des prébendes. d'exiger des récompenses, de favoriser les familiersGa naar voetnoot(1).’ Hebben de uitgevers in hunne inleiding alles uiteengedaan wat het Farnesiaansch archief aan nieuwe gegevens bevat? Voorzeker niet! En zij wijzen er zelf op dat ze niets hebben benuttigd van al wat de studie der godsdienstige, economische en sociale toestanden der XVIe eeuw betreft. Nu echter de weg op zoo degelijke wijze door hen is gebaand, zal hij gemakkelijk worden betreden. En hij is het reeds inderdaad door eene studie van Dr. F. Van Isacker over de ellende die in ons land heerschte op het einde der regeering van Filips II ter wille dèr Spaansche soldaten die hier zoo erbarmelijk huishieldenGa naar voetnoot(2). | |
2o2o Hoogleeraar Lonchay van Brussel schreef onlangs eene korte maar treffende studie omtrent Philippe II et le mariage des archiducs Albert et IsabelleGa naar voetnoot(3), die gedeeltelijk bewerkt werd naar bescheiden uit het Spaansche staatsarchief van Simancas. Het belang van de echtverbintenis der aartshertogen voor onze nationale geschiedenis is bekend: van de vruchtbaarheid van hun huwelijk hingen de toekomst en de onafhankelijkheid der Nederlanden af. Die vruchtbaarheid bleef achterwege, en van daar bij de historici drie iewat onbescheiden vragen: Aan welke der twee echtelingen is die toestand te wijten? Kon hij ook eenigermate worden voorzien? En zoo ja, was de afstand der Nederlanden in de jaren 1597-1598 van wege Filips II wel iets anders dan eenvoudig een kluchtspel? Hendrik IV, koning van Frankrijk, heeft wel eens den | |
[pagina 315]
| |
schijn aangenomen te gelooven aan onmacht vanwege den aartshertog; edoch de getuigenissen op dewelke hij steunt getuigen alleen de kuischheid van Aalbrecht's levenswandel. Het is integendeel buiten twijfel dat Isabella weinig geschikt was om moeder te worden. Wij weten dat er geneeskundig onderzoek gedaan werd naar haren toestandGa naar voetnoot(1), dat wetenschappelijke middelen haar werden aangeraden en dat zij bedevaart deed, blootvoets, naar Onze Lieve Vrouw van Scherpenheuvel om de vreugden van het moederschap te bekomen. Na aldus dit eerste punt te hebben opgehelderd gaat professor Lonchay al de teksten na uit dewelke men zou kunnen besluiten dat Filips II op de physische gesteldheid zijner dochter zou gerekend hebben om aan de mogelijke gevolgen van den afstand der Nederlanden te ontsnappen. Uit zijne briefwisseling blijkt dat hij met Isabella's waarschijnlijke ongeschiktheid niet onbekend was, doch tevens wordt het klaar uit zijne daden dat hij aan een volledige onvruchtbaarheid niet geloofde, maar integendeel gedurende langen tijd de hoop heeft gekoesterd haar een erfgenaam te zien winnen. Hoe zou het anders te verklaren zijn dat hij jaren lang heeft gewrocht en geoorloogd om haar de kroon te verzekeren van Engeland of Frankrijk? En waarom zou hij in de afstandsakte der Nederlanden zelve zoovele voorzorgen hebben genomen om den Spaanschen invloed in onze gewesten te verzekeren, indien hij hij voorbaat zeker geweest ware dat die afstand tot niets bestendigs zou hebben geleid? Het is een lust die kort-klare studie van professor Lonchay voor de lezers van Dietsche Warande en Belfort bondig te ontleden, te meer daar het hun de gelegenheid schenkt even kennis te maken met een man, die, spijts de vele uren die hij aan het middelbaar onderwijs dagelijks moet afstaan, toch gedurig aan gelegenheid vindt om onze historische literatuur met nieuwe studiën te verrijken. | |
3o3o Van Dr A. Pasture hebben we kortelings het proefschrift te verwachten van hetwelk we reeds bij den aanvang dezer kroniek hebben gewaagd: La restauration religieuse aux Pays-Bas catholiques sous les archiducs Albert et Isabelle (1596-1633) principalement d'après les correspondances de la nonciature et les archives de la visite ad limina. Hoogleeraar Pirenne, we hebben het gezien, | |
[pagina 316]
| |
schenkt vooral der reguliere geestelijkheid het reuzenaandeel dier katholieke restauratie. Pasture zal vooral handelen over het aandeel dat der wereldlijke geestelijkheid toekomt en naar zijne meening is dit aandeel overwegend. Twee der stellingen die hij inderdaad te Leuven voor het bekomen van den doctorstitel verdedigd heeft, luiden als volgt:Ga naar voetnoot(1) ‘Thesis XII: Le grand agent de la restauration religieuse dans les Pays-Bas méridionaux, au début du XVIIe siècle, fut le clergé séculier. Thesis XIII: Si le rôle du clergé régulier dans la reconnaissance catholique a été plus éclatant que celui du clergé séculier, il fut cependant beaucoup moins efficace’.
Eindelijk, 4o van hoogleeraar Brants verscheen op het einde van het jaar 1910 eene studie over de regeering der aartshertogenGa naar voetnoot(2) die eene ontleding overwaard zou zijn. Edoch zal ik dezelve nog aandurven? Reeds schijnt de oplage uitgeput en de bespreking komt dus na de uur. Laten we toch het plan van het boek aangeven: na eene inleiding over de internationale verhoudingen van ons land en de al of niet wezenlijke onafhankelijkheid der aartshertogen handelt de schrijver in acht verschillende hoofdstukken over het landsbestuur in 't algemeen, over de verhouding tusschen de vorstelijke macht en de volksvertegenwoordiging, over de regeeringsraden, de ministers en de plaatselijke overheden, over de wetgevende macht, over de belastingen, over de financieele politiek en de muntkwestie, over geldzaken en woeker, over nijverheidspolitiek. Wie hoogleeraar Brants kent met zijne veelzijdige bevoegdheid, zal het niet verwonderen dat vooral de vier laatste hoofdstukken door treffende behandeling uitmunten: vroeg of laat vinden we wellicht wel gelegenheid om op dezelve breedvoeriger terug te komen. Dr Alfons Fierens. (Vervolgt). |
|