Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |||||||||
Richard von KralikDe Oostenrijksche katholieken maken zich gereed in de maand October hun grooten landgenoot, Richard von Kralik, te vieren. Wat de kultureele en literaire beweging der laatste jaren aan hem te danken heeft wordt nog steeds door het katholieke Duitschland niet voldoende naar waarde geschatGa naar voetnoot(1) hoewel een dieper indringende invloed van Kralik niet te loochenen valt. Zij die den strijd hebben gevolgd, in Duitschland gevoerd, tusschen de zuiver-katholieke beweging, - die hare uiting vond bijzonder in Der Gral - en de soms modernistisch getinte van Hochland, weten welk een rol Rich. von Kralik daarin heeft gespeeld.Ga naar voetnoot(2) In Vlaanderen is die man weinig gekend.Ga naar voetnoot(3) Zijn levensbeschrijving kunt ge vinden in de hieronder aangehaalde artikelen en werken. 't Kan volstaan hier de kernachtige karakteriseering van Gab. Verborght te herhalen: | |||||||||
[pagina 254]
| |||||||||
‘Nu treedt op Dr Richard von Kralik, ritter von Meyerswalden. Hij werd in 1852 geboren. - Een ridder zonder blaam. Een man met groote ontwerpen in zijn geest, maar 't zijn geen Don-Quichotterieën. Een kasteelheer die gemakkelijk zou kunnen sigaar-rookend zijn dagen doorluieren op zijn canapés en daarna eens voor zijn vermaak en zijn gezondheid een klopjachtje inrichten, maar die meer gewerkt heeft en nog meer werkt dan een mijnwerker uit onze koolputten. Een hoop boeken heeft hij geschreven over Wijsbegeerte, over Aesthetika, over Kunst, over Mythologie en wat weet ik nog al? en dat alles is de vrucht van lange, diep-doordachte studie.... Een edelhartig man die strijdt voor de waarheid en voor niets anders, die den brui geeft van lof en vermaardheid.... Een bekeerling die, gelijk Jórgensen, door overweging tot het katholiek geloof mocht overgaan en die in den overtreffenden trap toont dat zijn geloof er een is van werken.’Ga naar voetnoot(1) Ziedaar, kort en klaar, de man. Ter gelegenheid van Kralik's vieren heeft Der Gral een speciaal ‘Kralik-nummer’ uitgegeven. Ten einde dien grooten geleerde en verdienstelijken katholiek te doen kennen werd in de volgende bladzijden een en ander vertaald uit een studie, in dat nummer verschenen, getiteld ‘Kralik und sein Kulturprogramm’ waarin uitgelegd wordt de ontwikkelingsgang en het bekeering-proces van Kralik. Deze merkwaardige studie werd geschreven door een der mederedacteurs aan Der Gral, Dr Wilhelm Oehl.Ga naar voetnoot(2) Wat Kralik heeft willen doen en wat hij gedaan héeft mogen u de volgende bladzijden bewijzen. Wat hij van ware kunst, gegroeid uit en voor het leven verwacht, kan men leeren uit zijn kultuuurprogramma. In onzen tijd van onnatuurlijkheid, broeikas-kunst doet het deugd te verwijlen in de sereene hoogten van levende, medelevende denkers en dichters, als Kralik zelf een is, en er schatten te vinden tot verrijking van 't eigene, innerlijke zieleleven. Letterkunde is voor hem geen boeken-kunst, als ten huidige dage zoo dikwijls praktisch door buiten-het-leven-staande onge- | |||||||||
[pagina 255]
| |||||||||
nietbare poëzie wordt gegeven. Ook op velen in ons land is toepasselijk wat Kralik schrijft: ‘Ihnen ist Poesie wirklich nur Belletristik, daher glauben sie aus ihr die Religion und Tendenz ausschalten zu können, wie man allenfalls auch aus dem Biertrinken oder anderen Genuszdingen die Religion und Tendenz ausschalten kann, da sie wirklich mit ihr nicht viel zu tun haben. Es ist das eine etwas banausischere Auffassung der Literatur, als ich die für richtig habe. Und dieser Auffassung gegenüber habe ich immer die tiefe Bedeutung die Universalität der Poesie, ihren Zusammenhang mit allem Leben, mit allen Problemen betont, mit Religion und Politik.Ga naar voetnoot(1) Als practische verwerkelijking van deze gedachte staat de heele literatuur van de groote kunstenaars die de eeuwen hebben overleefd: de Grieken, Goethe, Shakespeare, Vondel. De kunst is hem dus geen tijdverdrijf, geen aangenaamheidje, maar wel een ‘gottgewolter Lebensberuf’ waarvan Kan. Meyenberg in zijn ‘Wartburgfahrten’ gewaagt. ‘In onze moderne beschaving’, schrijft Em. Van Bergen in zijn grondleggend boek ‘Over Kunst en KultuurGa naar voetnoot(2)’, met haar matelooze gedachteverwarring, dient ze (de kunst) helaas! meestendeels als slaapmiddel voor vermoeide hersenen, als streelmiddel voor genotzoekende zinnen. In plaats van inkeer te zoeken in zijn beter zelf en zich te verheffen boven den bedrieglijken schijn van uiterlijke wereld, vraagt de moderne mensch aan de kunst hem te helpen zich zelven vluchten, hem te bedwelmen met laffe heulsappen, hem te verblinden met den valschen schitter van klatergoud, hem hoogeren plicht en levensdoel te doen vergeten.Ga naar voetnoot(3) | |||||||||
[pagina 256]
| |||||||||
Vlak daartegenover is Kralik komen te staan ‘ohne Rücksicht’ op eigenbelang of welken interest ook. - De Waarheid heeft hij gezocht voor zichzelven en voor zijn medemenschen. Hij heeft die gevonden in de alleenzaligmakende Kerk van Hem die zegde: ‘Ego sum Veritas’; en er zijn rijkste vermogens aan gewijd met de grootste onbaatzuchtigheid. Hij is een geestverwant van dien Nederlandschen ridder ‘zonder vaer noch blaam’, Jozef Alberdingk Thijm, en onzen hoogleeraar, Paul Alberdingk Thijm;Ga naar voetnoot(1) een geestverwant, doch meer handelend en practisch-doordrijvend, van dien grooten Franschen denker Ernest Hello, en Kralik ook mag als leuze op zijn vaandel schrijven dit woord van Hello: ‘L'Art est une ascension. Sa loi est de monter. Poussé par sa nature vers le type éternel des choses, il tend du coté de l'idéal. Son oeil pénètre dans les choses pour scruter ce qu'il y a d'essentiel en elles. Il cherche par où elles tiennent à la vérité, et c'est par là qu'il les regarde.’Ga naar voetnoot(2)
* * * Tot welk eene organische eenvoud, alle groote kunstenaars en estheten eigen, Kralik's kultuurprogramma en kunstenaarswerk is gegroeid staat duidelijk, klaar en zakein 't artikel van Dr W. Oehl aangetoond en uitgelegd. In onzen tijd, waar alle stroomingen op literait en | |||||||||
[pagina 257]
| |||||||||
esthetisch gebied, mekaar doorkruisen, is het noodig, ten bate van eigen vorming, aan de hand van een betrouwbaren gids te kunnen stevenen naar 't rechte doel, en bij hem de aanduidingen te vinden die ons klaar den toestand der zaken doen inzien, ons het essentiëele van het toevallige doen erkennen en waardeeren. Zoo 'n gids wordt niet alle dagen gevonden, gezien de groote vereischten daartoe noodig, want dieper en zakelijker moet hij kunnen dringen in de questie, rekening houden met de algemeen-bestaande wetten en richtingen, met één woord een universeel-gevormd man zijn; en dat is Kralik.Ga naar voetnoot(1) En omdat die man katholiek is, en katholiek van-dedaad, is hij ons dubbel dierbaar. Zijn leven staat daar als een onomstootbaar bewijs dat Geloof en Rede niet tegeneen óploopen en indruischen, en als een aanhoudend verwijt voor hen die hun talenten en gaven versnipperen aan beuzelarijen of hun dagen verleven in dorre luiheid, den maatschappelijken plicht vergetend, dien ieder van Godswege op de schouders rust, en die ieder, naar zijn vermogen, moet kwijten. * * *
Laten we Dr W. Oehl aan het woord: ‘Kralik ging de ontwikkelingstappen van de romantiek op van het begin af tot aan het einde toe. Hij begon met volledigen twijfel, bouwde op anarchistische, dan op socialistische grondslagen menige positivistische utopie en kwam er eindelijk toe om, in ernstig geestelijk worstelen, in de Katholieke Kerk ‘de meest-geniale en ideale kultuurmacht van de Wereldgeschiedenis’ te erkennen. De weg tot dit besef was tweevoudig: een esthetisch-praktische en een filozofisch-theoretische. - Twee lange studiereizen in Italië en Griekenland ontsloten den jongen geleerde, die te Weenen de Rechten, Filozofie, Literatuur, Kunstgeschiedenis en Orientalistiek bestudeerd had, dan te Bonn en te Berlijn Archeologie en Sociologie volgde en gansch in de gedachtenwereld van Socialisme en Anarchisme opging, de grondslagen en de elementen van de oude, voornamelijk | |||||||||
[pagina 258]
| |||||||||
hellenische kultuur in een nieuw daglicht. Te Delphe, Athenen, in Sparta, in Olympia werd hem de geestelijke structuur van de hellenische beschaving klaar. Hij zag er een fier-bewuste, geslotene volkskracht vol nationale en godsdienstige tradities. De geheele bouwkunst, plastiek, schilderkunst, epiek, lyriek en dramatiek van dit volk had in de heroïsch-godsdienstige traditie hare grondslagen, haar verhevenste voorwerp, haar groote waarde. Het gansche land was vervuld met de vereering van de nationale helden, de nationale goden. Op bergen en in steden prijkten tempels, met cultusbanden en priesterkollegiën; mysteriëndiensten en orakelplaatsen breidden goddelijke openbaringen uit; tallooze kleine en kleinste heiligdommen verbonden overal in alle streken het tijdelijke met het eeuwige; op groote offerande-plechtigheden en nationale feesten vierde het gansche volk zijn gezamenlijke, altijd weerkeerende herinneringsdagen. Daar erkende Kralik in den godsdienst en de volksdracht de grondelementen van de geheele hellenische kultuur en draalde niet dit nieuwe besef aan zijn streven tot nu aangewend dienstbaar te maken. Zijn verstandsaanleg, zijn studeerwijze was van den beginne af een universeele, polyhistorische geweest. Zijn denken, voelen, willen, kunnen ging steeds op het geheele, nooit op de détails alleen. Deze verbazende veelzijdigheid van gaven, die anders zoo licht tot verbrokkeling, tot onbestendigheid voert, behield hierdoor een onbuigzame wilskracht, die vastheid, die tot besluiten, tot volharding, tot klare gevolgen komt. Kralik's doel was reeds vroeg het bestudeeren van de hoogste problemen der menschheid: Maatschappij, Staat, Volk, Godsdienst. Het kultuurvraagstuk in den strengsten, hoogsten zin vervulde hem. Als student en jonge doctor stond hij doorgaans tegenover de bestaande machten van de kultuur gekant. Hij dweepte met utopische plannen, de wereld te vernieuwen. Een nieuwe maatschappij-orde, een nieuwe poëzie, een nieuwe verstandsgodsdienst dienden gesticht. Het ontwerp van een Catechismus voor deze socialistische toekomstgodsdienst stond klaar in zijn hoofd. Met zulke droomen en idealen eener nieuwe wereldorde, eener toekomstkultuur, wie hij als voorlooper den weg effenen wilde, kwam hij tot het wonderbare inzicht: de oude kultuur was ge- | |||||||||
[pagina 259]
| |||||||||
bouwd op volkskracht en godsdienst. Het meest-conservatieve was het meest-vruchtbare. Dat wendde zijn radicalisme in andere banen. De grondgedachte, een kultuur te helpen voorbereiden bleef bestaan. Doch een andere weg, andere middelen moesten nu gekozen worden. Geen radicale nieuwigheid, doch conservatieve vernieuwing was de weg. De analogie met de Grieksche kultuur vervulde hem nu geheel en gansch. Nu kwam het er op aan uit de vele voor-handen-zijnde nationale en godsdienstige middelen datgene te kiezen, dat de meest-vaste grondvesting geven kon voor een esthetische kultuur naar den geest van Oud-Hellas. Den universeelgevormden, onbevooroordeelden vorscher werd het spoedig vanzelfs klaar dat de levenssterke, kleuren- en gestaltenvreugdige Katholieke Kerk onder alle godsdiensten en confessies ongetwijfeld de meest-geëigende was. Ze had een breeden grondslag in 't naïeve geloof van de volksmassa's, ze bezat een rijk-ontwikkelden cultus, een architectonischgeorganiseerd priesterschap en tallooze esthetisch-bijzonder vruchtbare elementen in de heiligenvereering, in genadeplaatsen, bedevaarten, feesten, sacramenten en sacramentaliën. De esthetische schatten van de Katholieke Kerk overtroffen den ouden volksgodsdienst alzoo wézenlijk. Op deze wijze beval, ook van uit het standpunt van dezen ongeloovigen esthetieker, het katholicisme zich als een onvergelijkelijk-vruchtbare, levenskrachtige kultuurbasis. Tegelijkertijd met dezen eenen factor was hem als Duitscher de Duitsche, Germaansche volkskracht als tweede, nationaal kultuurelement gegeven. Want spijts alle stoute samenstelling verliet Kralik's denken nooit den vasten bodem der werkelijkheid. Zijne kultuurpolitiek is bij alle idealisme werkelijkheidspolitiek. Deze was de eene weg, de esthetisch-praktische, die Kralik van buiten uit tot de esthetische erkenning en waardeering van het katholicisme leidde. Ongeveer tegelijkertijd of een weinig later, stelde zich ook de tweede, de filozofische, de theoretische betrachting aan, die hem van binnen uit tot het volle, geloovige verstaan van het bovennatuurlijk karakter der Kerk voerde. Het kritische onderzoek van den oorsprong des Christendoms noodzaakte hem tot het geloof aan Christus als den vleeschgeworden Logos. Zoo | |||||||||
[pagina 260]
| |||||||||
aanzag hij het Christendom als de vervulling en de voleinding van de oudere Wijsbegeerte, die van het begrip tot de idee, tot de ideeënleer, tot de ideeënwereld, tot den Logos voortgeschreden was. De Katholieke Kerk stond daar nu als filozofische, ethische en esthetische bekroning van alle menschelijke kultuur. De geschiedenis bekrachtigde hem dit karakter der Kerk als hoogste kultuurmacht. Daarmee was de bewijsketting gesloten, de innerlijke ontwikkeling van Kralik aan 't einddoel geraakt. Dezelfde onvoorwaardelijke vastberadenheid, waarmee de jeugdige revolutionnair zijn utopisch ideaal ten dienste stond, dezelfde onvoorwaardelijkheid legde hij aan den dag voor zijn nieuw, hooger, vast kultuurideaal. En met het kultuurideaal was ook een klaar kultuurprogramma gekomen. Kralik ziet in de Kerk de meest-geniale, ideale en terzelfdertijd meest-werkelijke kultuurmacht der aarde. Haar in de geschiedenis uitgebreid werken saamgevat in een formule, een programma, is ongeveer Kralik's kultuur-programma. Wanneer men daar dus naar vraagt, kan men in plaats van een uitgebreid antwoord op de zuiveringskultuur van het Katholiek leven en denken wijzen, die het vroeg middeleeuwsche Ierland, de kultuur van de Benedictijnenkloosters, de Fransche en Duitsche glansmiddeleeuwen, het Franciscaansche Italië, de Scolastiek en de Mystiek van de Dominikanen, de Duitsche Romantiek naar menigvuldige richtingen ontwikkeld hebben... De schoonste inleiding in zijn gedachtenwereld blijven zijne ‘Kulturstudiën’ In deze vier Essay-verzamelingen staan meer dan honderd opstellen gedrukt, die over het meest verscheidene gebied van wetenschap en leven handelen. Deze geest-volle, stijlmeesterlijke navorschingen verbazen ons over de veelzijdigheid in de beheersching van filozofische, theologische, literaire, esthetische, muzikale, kunsthistorische, sociale en nationale vraagstukken; doch terzelfdertijd zien wij ook den wonderbaren, architectonischen samenhang van zijn gedachtenwereld. Kralik behoort in onzen tweedrachtigen tijd van het specialistendom, van de sceptiek, van de verbrokkeling, nog tot de immer zeldener-wordende soort van polyhistoriekers met ééne, alzijdig-saamhangende wereldbeschouwing. In hem leeft nog iets van die groote universaliteit, | |||||||||
[pagina 261]
| |||||||||
die in Leibniz, Lessing, Göthe, Görres, in de gebroeders Schlegel, Grimm en Humbold werkte. Vóór de meeste filozofen, kultuurhistoriekers en de geleerden van dezen tijd teekent de Weener Esthetieker de onbetwijfelbare vastheid en organische leefbaarheid van zijne geestelijke ontwikkeling uit. Regelmatig, zeker en klaar, als de vorming van een kristal, heeft zich in dezen geest een persoonlijk wereld-beeld gevormd, dat terzelfdertijd ook een vóórbeeld voor zijn volk worden kan en moet. Hij draagt een wereld van eigenaardige stoutheid in zijn hoofd. Men mag dit wereld-beeld als tegenstrijder bekampen, doch de eerlijke tegenstrever moet het dan nog als saamvattend, koen, origineel en geniaal erkennen. Ja, zelfs dan wanneer Kralik's ku tuurideaal alleen een droom ware, - dan nog zou men moeten toegeven: het is een stoute, bloeiende droom van edele, machtige schoonheid... Kralik's gezamenlijke werken zijn in werkelijkheid slechts één levenswerk. Ze vormen één harmonisch geheel. Het eene verklaart, vervolledigt en draagt het andere. En hoewel in elk afzonderlijk boek de heele denker-dichter zich uitspreekt, toch moet men alles van hem kennen om de eigenaardige beteekenis van den man geheel te vatten. Hoe zeer eindelijk de persoonlijke omgang met Kralik het verstaan van zijn gedachtenwereld verlicht en verdiept, weten zijn vrienden zeer goed. De Mensch en het Werk zijn tot een zeldzame - men vergeve het woord - hypostatische unie versmolten, beide behooren onafscheidbaar tot mekaar, geen is zonder het andere denkbaar. Iets onbeschrijfelijk persoonlijks ligt aan het gansche werk van Kralik ten gronde, en nochtans heeft hij zich dikwijls bewust, met energische voorbedachtheid van al zijn persoonlijkheid ontdaan, en hier juist den sterksten uitslag bereikt. Zoo ligt reeds in Kralik's naam een geheele, romantische kultuur en een levensstijl, dien men alleen vastbesloten weigeren of, doch begeesterend dan, bevorderen kan.... De grondslag van Kralik's scheppenden arbeid is een wijsgeerige. Hij is uitgesproken platonieker en heeft de elementen van de platonisch-aristotelisch-scolastische gedachtenleer, de philosophia perrenis, met een nieuwe, hem geheel eigene centraalgedachte tot een stoute schoonheidsfilozofie versmolten. Het Spelbegrip staat in 't midden van | |||||||||
[pagina 262]
| |||||||||
Kralik's wijsbegeerte, namelijk het bestudeeren der wereld als van het verheven spel van de eeuwige gedachten Gods. De kiemen van dit motief zijn oeroud en wijdverbreid, doch tot nog toe heeft niemand het tot deze diepte en algemeenheid gebruikt, het tot een filozofische wereld-formuul verheven. Uit de metaphysiek van zijn spel-begrip ontwikkelt Kralik, als gevolgtrekking, een Ethiek en Esthetiek van het wereld-spel. Zijn eigen leven is ongeveer een paradigma voor de praktische werkelijkheidswaarde van zijn gedachten. Hij speelt in Godes groot wereldspel de hem toegekende rol met volledige trouw, met gansche kracht, met ijzeren vlijt. Zijn ontwikkeling heeft hem tot de absolute evidentie geleid dat de Katholieke Godsdienst de hoogste, geniaalste, ideaalste, reaalste is - en van af het toppunt van dit besef werkt hij zijn wezen uit. Als Katholiek Duitsch-Oostenrijker treedt hij voor het nationale, vaderlandsche ‘heimatliche’ in de bres en delft overal uit de geschiedkundige gegevens het levendige, sterke, gezonde, toekomst-verwarmende op. Het oudere is hem een onderpand en grondslag van het nieuwe, het komende. Het schijnbaar streng teruggekeerde konservatisme wordt alzoo veranderd in een stoute, daadkrachtige vreugde aan vernieuwing, aan nieuwe voortbrengst, aan voortschrijden. Elke van zijn gedachten is een voorwaartsstrevende kracht, die in dienst van de Kerk, het volk, het land arbeidt. De eenheid van alle Schoonheid, Waarheid en Goedheid is daarbij de leidstar van zijn scheppen. De anti-hellenische wereld was het uitgangspunt van zijn, ter wille van den vooruitgang, konservatief kultuurprogramma, dat in klaar-bewuste, gegronde eenzijdigheid altijd alleen het positieve, het bewaren, het vernieuwen, het opbouwen betracht, als tegenwicht tegenover de negatieve krachten van de menigvuldige opposities. Neven de hellenische vond Kralik in de glansperiode der middeleeuwen een tweede hoogtepunt van menschelijke kultuur; het staufische tijdperk neven de periode van Perikles en Augustus. Uit deze tijdperken kristalliseert hij nu de elementen en bouwt alzoo, historieker en utopist tegelijk, een soort ideaal-type op van de hellenische eeuwen en de middeleeuwen. Eigenlijk is het niet de historische oude | |||||||||
[pagina 263]
| |||||||||
tijd, zijn het niet de historische middeleeuwen - doch wel naar hun Idee en hun Ideaal, gelijk ze hadden kunnen en moeten zijn. Het toevallige, het bijkomende, irrationeele valt weg bij deze idealiseering, alleen het typische, het wezenlijke, het waarde-volle blijft.... Dit ideaal werd zijn kultuurprogramma. Het is roerend en wonderbaar, hoe deze idealist zijn gansche leven heeft gewijd aan zijn idee. Vervoerd door een heiligen toorn tegen alles wat zijn droom niet is, stormt hij op zijn doel los. En had hij niet meer gedaan dan dezen droom alleen gedroomd, - daarvoor reeds alleen ware hij bewonderenswaardig, als ideale Schoonheidsdichter. Doch Kralik heeft zijn droom ook verwezenlijkt. Niet geheel noch volkomen, voorwaar. Doch den weg heeft hij aangetoond, een voorbeeld gegeven, en in groote, deels waarlijk grootsche werken getoond, hoe het doel te bekomen is. En daarmee staan wij ook midden in zijn kultuurarbeid. Hij bestaat in niets anders dan in 't beproeven, de positieve scheppingen der Ouderen, der Middeleeuwen door te voeren, na te volgen en waar 't mogelijk is te overtreffen. De roekeloosheid van zulk een plan kan men moeilijk betwisten. Doch is het geene edele, schoone, verhevene vermetelheid? ‘Hem min ik die 't onmooglijke begeert.’ Doch het is geen onmogelijkheid. Want waar een wil is, daar is een weg. Isokrates heeft gezegd: ‘Homeros is Hellas’. En inderdaad, de hellenische kultuur is op de homerische goden- en heldenepiek en den geheel daarbij-hoorenden samenhang van godsdienstige volkskracht gebouwd. Wat de heldensage was voor de Grieken, dat was en is voor Duitschland de Duitsche heldensage: een der grondleggers van oud-Duitsche volkskracht, oud-Duitsche dichtkunst en kultuur. Siegfried en Diederik waren voor onze voorvaderen hetzelfde, wat voor de Ouden Achilleus en Odusseus waren: belichamingen van nationale idealen....’ Daarheen streefde Kralik, betoogt Dr W. Oehl verder. De middeleeuwen hadden aan deze rijke bron schatten geput. Doch toen kwam de Hervorming, kwam de Renaissance en het Humanisme dragend in hun schoot een waren ‘Kulturbruch’. Daartegenover rees later de Romantiek met | |||||||||
[pagina 264]
| |||||||||
zijn heerlijke vergezichten van nieuw katholiek leven en algemeene kultuur, gebouwd op de groote beschaving van vervlogen eeuwen. De oogen wenden naar dit glans-tijdperk was Kralik's doel, in zijn ‘Deutsche Götter- und Heldenbuch’, waarmee hij wou schenken ‘een nationaal-dichterlijke schepping...’ De oude heerlijkheid wil en moet nationaal worden, moet in alle gewesten, steden en dorpen doordringen, wil aan 't volk geven wat zijn eigendom is. De oude heerlijkheid moet weder gemeengoed worden. De dichters der toekomst moeten houwen uit deze rots en een nieuwe homerische, pindarische, aischulaïsche hoogtekunst zal dan daaruit oprijzen.’ ‘Weihnachtfestspiel’ en ‘Osterfestspiel’ beoogen hetzelfde doel; volkskunst in verheven stijl, in den geest van het Passiespel te Oberammergau.Ga naar voetnoot(1) ‘“Türken vor Wien”, “Maximilian”, “Revolution”, benevens vele kleinere spelen, zijn bewerkingan van nationale helden en toestanden. Zooals altijd vervolledigen zich ook hier Kralik's poëtische theorie en zijn poëtisch scheppen. Zijn poëtiek als zijn poëzie wijkt niet zelden af van de veel-begane straten der algemeen-geldende opvatting. Doch zooals zijn poëtiek, immer op vaste feiten gesteund, heenstreeft naar de hoogste sferen, zoo stijgt zijn poëzie, dikwijls met de meest-eenvoudige, meest-volksche middelen tot gansch souvereine hoogten op. Zeer treffend heeft men hem den “Dichter des Gesamtgefühls” genoemd. “De Gouden Legende” en de “Graalsage”, twee groote werken, zijn naar 't zelfde doel heengericht, als een tweedeelig heiligen-epos uit de middeleeuwen, geput aan de rijke legenden van die glorietijdperken. Voor de kultuur van West-Europa is de legende een zoo gewichtige faktor als de Mythologie voor de ouderen. De kultuurbreuk in Duitschland, die de heldensage en het religieuze volksdrama bijna uitroeide, heeft ook de legende weggedrongen. Alleen het katholieke Duitschland heeft deze oude kultuurschatten | |||||||||
[pagina 265]
| |||||||||
ten deele levend behouden, tot eindelijk de Romantiek de geheele katholieke heerlijkheid van de Middeleeuwen opnieuw tot hooge eer verhief. Kralik is in geheel zijn theoretische en praktische werkdadigheid een volledig-konsequente doorvoerder der Romantiek; hij was het reeds vóór 30 jaren, lang voordat de realistisch-materialistische geestesstrooming van toen door de hedendaags-opstrevende neoromantiek en neo-mystiek werd afgelost. Kralik's kultuurprogramma was zijn tijd minstens een menschenleeftijd vooruit. Deze hétscheppingen van oude, nationale literatuurschatten wijken er verre vanaf, enkel historisch-geleerde doeleinden na te streven. Integendeel; zij willen bijna ongeleerd, onhistorisch schijnen, om zooveel te meer volksch te kunnen worden. Kralik's hérscheppingen zijn ja, vruchten van veeljarigen ijver en filologische speciaal-studie, doch komen dan toch als dichterlijke, niet als zaak-wetenschappelijke werken voor 't voetlicht.’ Ook op episch terrein leverde Kralik waardeerbaar en gewaardeerd werk met zijn ‘Prinz Eugen’, een dichtwerk naar 't oud-bekende soldatenlied van den edelen ridder. ‘In zijn werk “Homeros” heeft Kralik het Literatuur- en Kultuurprobleem der Epiek grondig onderzocht. De poëtiek is voor Kralik een zeer gewichtig deel van zijn kultuurprogramma. De literatuur is langs den eenen kant het product eener kultuur, langs den anderen kant de grondslag eener toekomstige kultuur.’ Steeds voortbouwende op de grondvesten van eigennationaal en godsdienstig leven, gaf Kralik nog uit ‘Deutschen Puppenspielen’ (afgeluisterd van een wandelenden schouwspelersgroep) en ‘Heimaterzählungen’, ‘Heimatkunst’, in den vollen zin van het woord. Daarom is naar het oordeel van Dr W. Oehl, ‘hun paedagogische waarde de gewichtigste’. ‘Daarbuiten heeft Kralik ook als lyrieker zijn kultuurprogramma praktisch doorgevoerd. - Niet de boekenlyriek, het lees-epos, het lees-drama zijn de echte, levende kunst. De groote kunst gaat steeds op het geheele af, werkt rhapsodisch, korisch, dramatisch, muzikaal; zij is eigendom en recht en plicht van het geheele volk; zij is res publica, | |||||||||
[pagina 266]
| |||||||||
land-aangelegenheid, zooals het was te Athenen. De Poëzie hoort het leven toe. Het léven moet als een geheel kunstwerk geleefd worden. De sociale kwestie is tegelijkertijd een sociaal-esthetisch vraagstuk. Alle wetenschappen versmelten met alle kunsten met den godsdienst tot kunst-in-alles, levenskunst. - Het lied, het gezongene lied, als uitdrukking van een feest-stemming, behoort wézenlijk bij Kralik's kunst- en kultuurprogramma. Het feestgedicht, het wijdingslied, de hymne moet het hoogtepunt van 't leven verheerlijken. Geen volksfeest, geene landsdaad, geen jubileum, geene stichting mocht zonder dichterlijke inleiding, zonder lyrischen naklank voorbijgaan. De Ouden zijn weer daarin een vóórbeeld: daar had elk privaat of openbaar feest zijne Feestlyriek. - In zijnen bundel ‘Weiheliedern und Festgedichten’ heeft Kralik getoond, hoe ook ónze tijd zijn feestpoëzie kan hebben. Ook hier vinden we de nationale, vaderlandsche en godsdienstige traditie als grondslag van het kunstwerk, de voorbeelden door Kralik in deze verzameling gegeven, zijn louter praktisch-beproefde voorbeelden, loutere gelegenheidspoëzie, die op bestemde, feestelijke aangelegenheden in 't openbaar gezegd of gezongen werd. (Dikwijls heeft Kralik zijn lyriek zelf getoonzet, ook hierin zijn eigen theorie verwerkelijkend). Uitgaande van een konkreet voorval, heft de dichter het individueele steeds in de hoogte op van het type, het afzonderlijke in het rijk van het algemeene, het ideale. Verscheidene hymnen, zooals ‘Weenen’ (‘Wien’), ‘Salzburg’ enz., episch-lyrische koorzangen voor de groote feestvergaderingen van het Leogesellschaft, zijn een waardige navolging van pindarische kunst. Zoo dient onzen dichter ook zijn eigene kunst, zijn lyrisch episch, dramatisch vermogen vóór al daar toe, zijn ideaal van esthetische kultuur te belichamen. De kunsten zijn hem niet alleen eigen-doel doch tegelijkertijd ook het mìddel tot een hooger doel: het geheele leven van natie, van Staat met Schoonheid te vervullen. De schoonheid nu is slechts de glans der waarheid, splendor veri. ‘Wie schoonheid schept, heeft metterdaad het levensraadsel opgelost’. De vérgezichten, die Kralik's romantisch, Katholiek kultuurprogramma en zijn dichterlijk, gezamen- | |||||||||
[pagina 267]
| |||||||||
lijk werk, daaraan ten dienste gesteld, openen, zijn schoon en stout. Spijts menigvuldige bedenkingen over afzonderlijke deelen, schijnt me dit levenswerk dood-eenvoudig geniaal toe. Voor zijn eigen persoon heeft Kralik in ieder geval een kultuur geschapen. Zijn naam is inderdaad een programma. Of en in hoeverre de algemeenheid, de toekomst Kralik's wegen begaan zal, is moeilijk te voorzeggen. Bij het aangroeien van de moderne Neoromantiek schijnt het niet onwaarschijnlijk toe. Doch hoe het dan ook weze, - dat dit kultuurprogramma een geniaal ontwerp, een geniaal plan is, dat staat onomstootbaar vast. Ieder consequente Romantieker zal er van doordrongen zijn, dat wij langs dezen weg tot een rijke, grootsche, gezonde kultuur van wereld-schoonheid geraken zullen. Dit doel door aanhoúdenden arbeid te benaderen, is de taak van hen, die dezen weg vertrouwen. De toekomst behoort aan hen, die er in gelooven’. Zoo mag ook op Kralik Wagner's woord worden toegepast dat zijn werk niet enkel is ‘das Sammelwerk eines Schriftstellers sondern die aufgezeichnete Lebensthätigkeit eines Künstlers, der in seiner Kunst selbst, über das Schema hinweg, das Leben suchte’. En dat zijn de ware grooten, die boven en buiten alle zoogezegde ‘scholen’ en tijdstroomingen staan, omdat ze het ware leven geven en die zijn van alle tijden. M.V.H. September 1912. | |||||||||
P.S.P.S. - In 't Duitsch werd over Kralik en zijn werk natuurlijk veel geschreven. Het gaat niet aan, hier een volledige bibliographie op te geven. Eenige zakelijke werken of studie's wil ik nochtans aanhalen, waarin over hem, zijn werk, of de beweging waarvan hij een der arbeiders van de eerste en laatste ure was, grondig wordt geschreven:
| |||||||||
[pagina 268]
| |||||||||
Voorts nog vele artikelen in der Gral en andere Duitsche tijdschriften. (Het werk van Baumgartner verscheen eerst in de Stimmen aus Maria-Laach.) Kralik's werken zijn onder herdruk bij Alber. Ravensburg sedert 1910; en zullen volgenderwijze (eenige zijn reeds verschenen) uitkomen:
|
|