Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] Aftocht De dag breekt op. Zijn aftocht wordt een vlucht. Terwijl hij wijkt, badend in eigen bloed, schingt nog zijn gloor op ons, en hijgt zijn zucht naar beiden: Een neerslachtig-zwakke groet, daár hij van ons, die minnen, scheiden moet. Doch de avond, die veroovrend voorwaarts dringt, is rijker aan bezadigd heil. Het luwt, daar loom de wind-arend ter verte zwingt, wijl 't schemeren den grofsten vorm ontruwt, en blarengeur met bloemenwierook huwt. Wel kwijnde 't lied, gezongen door den dag. Maar fraazlen waart door 't groen, dat heimlijk roert. Soms is 't als schokt een onderdrukt gelach; doch alles luistert, wen de tortel koert die met haar klacht der leute lippen snoert. En wij, de troetelkinders van het licht, wij, die het grafwaarts volgden met ons spijt, wij hebben 't hoofd, dat boog, weer opgericht. Want onderwerping, dalend na den strijd, heeft ons voor onvermengd geluk gewijd. Constant Eeckels. Vorige Volgende