Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
GedachtenGa naar voetnoot(1)Ik voel ze broeien in het heete hoofd,
worden, verzwinden, duizende gedachten,
ontvangen uit het licht van zomerdag,
en stervend in de kou der winternachten.
Ze woelen, woest elkaar verdringend, voort,
worstlen omhoog, en worden neergetrokken
in de verganklijkheid door reuzen, die
meedoogenloos de dwergen overschokken.
Al die, gesust door valsch begoochlingslied,
sinds jaren in het graf der loomheid sliepen,
zijn opgestriemd, en komen aangestormd,
daar de andere in den kamp om hulpe riepen.
Ze hebben rond den mond den lach die tart,
in de oogen 't vuur van ongeziene zonnen,
in harten lust van leven, dat er springt
als water uit verborgen bergenbronnen.
Het schijnt een wijl of 't al wijkt voor haar macht,
of zij de wereld winnen, en de nachten
verdrongen zijn door blijvend middaglicht,
dat zij den geest uit blijheidslanden brachten.
Maar nieuwe stuwen ze, overromplend, weg.
Haar zwarte wieken, die ze ontzaglijk spreien,
dooven den gloed, wijl door het rampenruim
de kreten van de neergevelden schreien.
|
|