Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Apologetisch overzichtII
| |
1.- Het mirakel blijft steeds de aandacht gaande maken van hen die zich met apologetiek bezig houden. E.H. Fillion | |
[pagina 69]
| |
laat een studie verschijnen in twee deelen over de mirakelen van het Evangelie. Zoo 'n volledig werk hierover als wij nu krijgen bestond tot heden niet in de Fransche taal. In het eerste deel wordt de zedelijke noodzakelijkheid van het mirakel bewezen, gesproken over hun getal en vooral gesteund op hunne echtheid, vooral tegenover de rationalisten. Hiertoe worden feitelijk de gewone bewijzen aangebracht tot staving der echtheid van heel 't Evangelie. Ten andere wat de rationalisten hier meest tegenhoudt, is hunne loochening à priori van het bovennatuurlijke, hetgeen ons echter aanstonds van het historisch gebied op dat der wijsbegeerte brengt. In het 2de deel worden de mirakelen afzonderlijk beschouwd en ingedeeld in vijf categorieën: 1o Mirakels op de natuur uitgewerkt; 2o Genezingen; 3o Uitdrijvingen van den duivel; 4o Mirakelen in de zedelijke orde; 5o De verrijzenissen. Die verschillende categorieën worden met aandacht onderzocht en aangetoond hoe zij de krachten der natuur te boven gaan, en hoe de omstandigheden waarin ze geschiedden pleiten voor de tusschenkomst van God. Overal worden de in omloop zijnde tegenwerpingen weerlegd. Een goed boek dus, dat eens te meer de wezenlijke kracht doet uitschijnen van het traditioneel argument, getrokken uit het mirakel. | |
2.- Bijna in dezelfde richting gaan de EE. HH. Jacquier en Bourchany in de conferenties welke zij zoo juist hebben uitgegeven. Wat de mirakelen, in het Evangelie geboekt, aangaat, zij bewijzen er de geschiedkundige echtheid van, hun bovennatuurlijk karakter, hun bewijskracht ten voordeele van Jesus' Messianiteit. Vooral op te merken valt een conferentie over Jesus' heiligheid, beschouwd als een mirakel van zedelijke orde. Daar wordt doorgaans niet genoeg op gewezen, alhoewel de uiteenzetting ervan, ook weder hier, een diepen indruk laat. Vallen nog aan te stippen twee conferenties over de Verrijzenis van Christus: De geschiedkundige waarde van het verhaal wordt recht gehouden. De opwerping er tegen, uit het verschil in de verhalen, wordt te niet gedaan door het feit dat de schrijvers ervan verschillende bronnen benuttigden, elk een bijzonder doel nastreefden en afhankelijk waren van menschelijke getuigenissen, die, waar ze talrijk zijn, altijd eenigszins van elkander afwijken in bijkomende zaken. | |
3.- Ik acht het nuttig een oogenblik te wijzen op de model-plannen over het mirakel, opgemaakt voor studiekringen van ontwikkelden, door E.P. de Poulpiquet. | |
[pagina 70]
| |
Hoe kunnen wij vooreerst het mirakel kennen? Om met zekerheid te kunnen besluiten dat eene gebeurtenis voor een mirakel moet doorgaan, dient men eerst te onderzoeken of het feit in kwestie werkelijk al de krachten - gekende of ongekende - der natuur te boven gaat. Een onderzoek dat heel wel kan geschieden, doch dat niet altijd met de noodige zorg verricht wordt. Ook dienen de omstandigheden nagezien, waarin het feit gebeurde. En dan eerst zullen wij kunnen een ernstig besluit desaangaande nemen. - De apologetische waarde van het mirakel is groot. In feite immers, gezien de omstandigheden waarin de mirakels geschieden, (herinnert u de verhalen van 't Evangelie) is er altijd een verband tusschen het mirakel en de leer van het Christendom. Daar Gods voorzienigheid niet kan toelaten dat wij in eene onoverkoombare dwaling verkeeren, blijft vast dat het mirakel een echte bevestiging is van de waarheid eener leer. | |
4.- Rond het ontstaan van het Christendom wordt steeds een heete strijd geleverd door de liberale protestanten, met Harnack aan hun hoofd. Door bevoegde katholieke geleerden werd Harnack te woord gestaan. Ik denk vooral op het prachtwerk van Mgr Batifol: L'Église naissante et le Catholicisme. Op een speciaal punt komt E.P. Van Laak andermaal aantoonen hoe er bij den geleerden geschiedschrijver wel eens oordeelen a priori nestelen. Volgens een zijner laatste werken: Der erste Klemensbrief, Eine Studie zur Bestimmung des Charakters des ältesten Heidenchristentums, (1909) zou de godsdienst, gesticht door Jesus Christus, eerst katholiek geworden zijn in de 2e eeuw. Gedurende het ‘praecatholiek’ tijdstip, was ze alleen een zedelijke beweging, met als gronddogma het bestaan van God. Daarvoor nu moet Harnack overal bewijzen vinden om deze zonderlinge meening een schijn van reden bij te zetten. Hij meent weer iets in den aard gevonden te hebben in den 1en brief van Paus Clemens, ten jare 95 gericht aan de Corinthiërs. Volgens hem hecht Clemens daarin geen de minste waarde aan het argument van het mirakel, hetgeen b.v. niet het geval is bij Ireneus. Hierdoor meent schrijver eens te meer te bewijzen dat Clemens praecatholiek is. De methode van Harnack hierbij is zeer eenvoudig. Op de plaatsen van zijn brief waar Clemens zwijgt over het mirakel, besluit hij eenvoudig weg dat hij er dus de waarde van loochent. Zou echter Harnack zich hier niet moeten afvragen, of de paus soms geen allerbeste redens kon hebben tot zwijgen? - Met de teksten uit dezen brief waar de paus wel spreekt over het mirakel, weet Harnack zoo om te springen, dat er niets van over blijft. Pater | |
[pagina 71]
| |
Van Laak toont heel goed de gebreken dezer methode aan, en zet in klaar licht dat reeds Clemens in de eerste eeuw het traditioneel argument van het mirakel aannam.
*** | |
5.- Een boekje over het prophetisch argument verschijnt te goeder uur. Tegenover de eischen van een zekere exegese, vroegen zich wellicht sommigen eens af, of de gewone bewijsvoering uit de profetie wel degelijk zijn waarde behouden had. Touzard, wiens bevoegdheid op bijbelgebied gekend is, antwoordt rechtaf: ja. Hij rangschikt de voorzeggingen in twee reeksen: die over de geschiedenis van Israël, en die met betrekking op den Messias. Reeds wat deze der 2de categorie aangaat besluit hij dat men tegenover de moderne critiek mag houden staan dat de profeten voorzeggingen hebben gedaan, aangaande toekomstige, volstrekt onbekende, gebeurtenissen in Israël. - Zijn bijzonderste aandacht wijdt hij echter aan de messianische voorzeggingen, omdat deze vooral gebezigd worden in het traditioneel argument. Zijn betoog is helder en leidt ons tot de erkenning van het goed recht van die bewijsvoering uit de profetie. Een goeden wenk geeft schrijver om te sluiten: ‘Aujourd'hui comme par le passé, l'argument prophétique témoignera que la religion en faveur de laquelle ce Dieu toutpuissant accomplit de pareilles merveilles, est la seule qui lui soit véritablement agréable. Prenant place à côté des autres preuves, s'adressant de préférence aux esprits d'une certaine culture, il aura sa force propre pour établir que, parmi les religions positives, le christianisme a seul le droit de se réclamer d'une origine divine.’Ga naar voetnoot(1)
*** | |
6.- Onder de redenen van geloofwaardigheid mogen we niet enkel het mirakel en de profetie tellen. Er zijn er nog van een ander soort, meer ineengegroeid met het leven der Kerk zelve en die een openbaring zijn van hare goddelijkheid. Met Het Teeken des echten Rings wil de bekeerling Von Ruville wijzen op een dergelijke hoedanigheid in de Kerk. De titel zinspeelt op Lessing's parabel: Nathan der Weise. De groote godsdiensten, christendom, jodendom, islamismus worden er met drie ringen vergeleken waarvan slechts één de echte talisman, de twee andere niet onderscheidbare namaaksels zijn; zoodat geen der drie erfgenamen wie de ringen te beurt vielen | |
[pagina 72]
| |
weet wie van hen de ware schat bezit. Eveneens vraagt zich Von Ruville af welke der christene geloofsbelijdenissen den echten ring bezit, en waaraan men dien herkennen kan. Volgens hem is het aan de nederigheid, die Demut. Na aangetoond te hebben dat de nederigheid wel een teeken is van den echten godsdienst, wordt de rol der nederigheid geschetst in de geschiedenis der Verlossing en in de inrichting van het Verlossingswerk. Wat dit boek belangrijk en boeiend maakt, is dat het de weerklank is van schrijvers bloedeigen ervaringen. Hij geeft hier eenvoudig weer wat hij bevonden heeft in de studie der geschiedenis. En zijn bevindingen zijn lang niet alledaagsch, maar getuigen van een edele natuur, getroffen vooral door het ethische, waarvan de gezonde nederigheid ongetwijfeld een uiting is. Door heel het boek hangt ook een diepe, sereene stilte, getuigende van de kalmte welke nu heerscht in 't gemoed van den bekeerling. - Van uit zijn zuurgewonnen rustoord blikt hij bij gelegenheid nog eens henen naar 't verleden, en zoo verhaalt hij ons terloops wat de pers zooal wist te vertellen over zijne bekeering. Uit het vele pluk ik alleen volgende citaat: ‘Man hat mich endlich der Gedankenträgheit geziehen, und behauptet, ich hätte in religiöser Hinsicht auf eigene Arbeit verzichten wollen, hätte mich darum unter die Lehrgewalt der Kirche begeben. Eine geradezu ungeheurliche Unterstellung bei einem Gelehrten. Ich darf demgegenüber versichern, dass ich durch meinen Uebertritt gerade zu recht scharfem Denken angeregt und genötigt worden bin. Ueber Arbeitslosigkeit kan ich nicht klagen.’Ga naar voetnoot(1) Dit kan in onzen tijd aan de buitenstanders niet genoeg herhaald worden, en we moeten er allen dank om weten aan Dr von Ruville, dat hij het zoo kranig zegt.
*** | |
7-8.- Meer dan ooit staat op den voorgrond het ethische vraagstuk. En dat is een geluk voor ons, katholieken. 't Was immers gemakkelijk voor onze tegenstrevers eeuwenoude begrippen stuk te breken. Waarmede ging men ze vervangen? Oh! er zijn in Frankrijk bouwmeesters genoeg opgestaan, die beloofden met stevig materiaal en op onwrikbare grondvesten het gebouw van ons zedelijk leven op te trekken. Doch woorden zijn geen oorden. Een der hunnen heeft zelf de veroordeeling hunner pogingen uitgesproken, nl. Delvolvé. | |
[pagina 73]
| |
‘Les doctrines morales laïques, telles que l'esprit s'en dégage de l'analyse des programmes et de leurs commentaires officiels, des manuels qui les exposent, des études philosophiques qui tendent à les préciser, à les approfondir, à les modifier, ces doctrines manquent d'efficacité éducative. Elles se bornent à énoncer des règles objectives et à chercher à justifier ces règles, soit par une dialectique rationelle, soit par une analyse objective des conditions de la vie sociale. Or, il ressort de toutes nos analyses que l'efficacité doctrinale n'est obtenue que par l'action motrice d'un système d'idées atteignant la source de l'activité spontanée, captant les tendances essentielles, et les canalisant vers les déterminations particulières de l'activité morale. Cette condition, aucune des formes doctrinales actuellement utilisées par notre enseignement moral laïque ne la remplit.... Ne répondant pas aux conditions psychologiques de l'organisation de la conscience morale, notre morale laïque ne remplit pas la fonction des doctrines traditionelles auxquelles nous la voulons substituer.’ De christene moraal huldigt hij, al brengen zijne vooroordeelen wanklanken in die hulde: ‘Les doctrines traditionelles d'éducation satisfont par la qualité motrice et l'arrangement systématique de leurs éléments idéaux à ces conditions psychologiques. Mais elles ne satisfont à aucune autre condition essentielle: les déterminations idéales sur lesquelles elles reposent ne possèdent plus la forte réalité que confère aux idées la pleine adhésion de l'esprit. Elles ne sont plus en accord avec le développement de la connaissance objective de la nature.’Ga naar voetnoot(1) 't Zou buiten de perken van dit overzicht loopen verder in te gaan op het stelsel door Delvolvé opgebouwd. 't Is ten andere even zwak als deze welke hij afbreekt. Ik wil liever den lezer onderhouden over een werk dat juist de weerlegging is van Delvolvé's bewering als zou de katholieke moraal nu niet meer up to date zijn. Pater Gillet wil juist toonen welke opvoedkundige waarde de katholieke moraal nu nog bezit. Zijn boek is zwaar op de hand, zwaar van gedachten, welke misschien voor den gewonen lezer niet genoeg verwerkt werden. Doch de gestudeerden zullen hier stof vinden tot ernstige nadenking. De apologeten vooral zullen er goed materiaal vinden om de transcendenteele waarde te bewijzen van onze katholieke zedenleer. De studie is in twee gesplitst: theorie en practijk. | |
[pagina 74]
| |
Het theoretisch gedeelte is meest voor de apologetiek te benuttigen omdat daar juist de voortreffelijkheid van onze moraal tegenover alle andere bewezen wordt. Die voortreffelijkheid komt voort uit hare stevigheid. De katholieke moraal ligt immers geankerd in de gegevens van onze rede, afglans van de eeuwige Wet; gegevens welke niet vernietigd, doch versterkt en ten volle ontvouwd worden door de openbaring. De katholieke moraal doet ons een doel nastreven waar het beste in ons inderdaad naar snakt: het zedelijk schoone, en schenkt bovendien in hare Sacramenten de noodige kracht om niettegenstaande de opwelling der driften, toch naar dit hoogere doel te streven. Verre van de driften als kwaad te doemen, weet de katholieke moraal er de stuwkracht van te benuttigen opdat het goede met meer geestdrift bemachtigd worde. De liturgie van haren kant spreekt geest en inbeelding aan, en voert ons, langs zinnelijke wegen naar de geestelijke wezenlijkheden. In het practisch gedeelte worden kostbare wenken gegeven. De oorlog wordt verklaard aan de eenzijdige methode, welke of alleen het verstand, of alleen het hart, of alleen de zinnen wil treffen. Hiertegenover wordt een volledig programma van katholieke zedenleer opgehangen, gegrondvest op een degelijk onderwijs in den godsdienst, zich verder ontplooiend in een onophoudelijke vorming van den wil en benuttigend al wat in de driften ligt aan gezonde levenskracht. De leeken-moralisten staan met ledige handen tegenover zulk een program: Het is de onbetwistbare eigendom van de katholieken. En wanneer zij het meer en meer in hun persoonlijk leven zullen toepassen, dan zullen zij aan onze modernen, die tasten in de duisternis, misschien wel de meest indrukmakende reden van geloofwaardigheid van onzen godsdienst geven: goede vruchten getuigen immers voor de deugdelijkheid van den boom.
*** | |
9-10.- In mijn vroegere kronieken wees ik er op hoe in de laatste tijden de bewijsvoering, getrokken uit de voortreffelijkheid van den katholieken godsdienst boven al de andere godsdiensten, groote aanvallen had te verduren. Sedert ettelijke jaren is men - vooral van de zijde onzer tegenstrevers, - de verschillende godsdiensten gaan bestudeeren. Die studie hebben zij veelal aangevat met menig vooroordeel. Twee dogma's hebben zij voorop gezet: de onmogelijkheid van het bovennatuurlijke, en de ijzeren wet der evolutie. Eens van zulk een standpunt vertrokken kon het niet anders of zij moesten uitkomen op de | |
[pagina 75]
| |
verbazende uitslagen waarvan Salomon Reinach ons prachtige staaltjes gaf in zijn beruchte Orpheus. Lang reeds waren ook de katholieken werkzaam op dat gebied. Enkel ontbrak het ons tot hiertoe aan een goed handboek. En dank zij het weinig wetenschappelijk werk van Salomon Reinach - dat nochtans voor de katholieken een goede zweepslag was - worden we ineens begiftigd met twee degelijke handboeken. Het bestek dezer kroniek is te beperkt om hier de verdiensten dezer twee handboeken te doen uitschijnen. Beide hebben ze er groote, en verschillende. Beide werden ze opgesteld, niet door een enkel man, zooals Salomon Reinach het aandierf, maar door een keurbende van vakmannen. Er loopt in de beide werken al een bijdrage tusschen, die iet of wat minderwaardig is. Doch dat is uitzondering. De vakmannen hebben bijna altijd zeer degelijk werk geleverd. - Ik weet waarachtig niet welk ik bij voorkeur den lezer zou aanraden. Dat van Huby en medewerkers is handiger uitgegeven, in een deel, gewoon formaat, en is goedkooper. In alle geval hebben zij, die zich met deze belangrijke vraagstukken willen bezig houden, nu een vertrouwbare leiddraad. Ze zullen in beide werken eens te meer zien dat de Kerk niets hoeft te vreezen van de wetenschap, wanneer ze zonder vooringenomendheid beoefend wordt, en dat de wetenschap integendeel aan de ernstige apologetiek de beste diensten bewijst. | |
11.- Enkel een paar jaren na de verschijning van het zeer substantiëele werk van De la Vallée-Poussin over het BoudhismeGa naar voetnoot(1) krijgen we reeds eene nieuwe studie over hetzelfde onderwerp. Schrijver ervan heeft met zorg de werken zijner voorgangers benuttigd en verwerkt dit alles tot een zeer boeiende lezing. Van die droge stof heeft hij weten te maken eene aantrekkelijke verhandeling. Uit apologetisch oogpunt stip ik het volgende uit zijne conclusie aan. ‘Arrivé à la fin de cette étude sur le Bouddhisme hindou, dans le passé et le présent, je ne puis mieux faire que de reprendre à mon compte les paroles suivantes par lesquelles Barthélemy-Saint-Hilaire clôt son examen critique du même sujet: Le Bouddhisme n'a rien à nous apprendre, et son école serait désastreuse pour nous. Malgré des apparences parfois spécieuses, il n'est qu'un long tissu de contradictions, et ce n'est pas le calomnier que de dire qu'à le bien regarder, c est un spiritualisme sans âme, une | |
[pagina 76]
| |
vertu sans devoir, une morale sans liberté, une charité sans amour, un monde sans nature et sans Dieu. Que pourrions-nous tirer de pareils enseignements? Et que de choses il nous faudrait oublier pour en devenir les aveugles disciples! Que de degrés il nous faudrait descendre dans l'échelle des peuples et de la civilisation! Le seul, mais immense service que le Bouddhisme puisse nous rendre, c'est par son triste contraste de nous faire apprécier mieux encore la valeur inestimable de nos croyances, en nous montrant tout ce qu'il en coûte à l'humanité qui ne les partage pointGa naar voetnoot(1). Je cite d'autant plus volontiers ce témoignage qu'il me paraît moins suspect.’Ga naar voetnoot(2) | |
12.- Daar we nu toch met de geschiedenis der godsdiensten bezig zijn, een paar woorden over een heel goede brochuur van den Leuvenschen hoogleeraar Dr Colinet. In die enkele bladz. over de methode van Goblet d'Alviella, toont onze bevoegde geleerde hoe die methode alles behalve ‘vorauszetsungslos’ is. En dat is nochtans het woord dat die mannen aanhoudend in den mond hebben. Zij alleen, beweren zij, zijn bevoegd een oordeel te vellen over de verschillende godsdiensten, omdat zij alleen onbevooroordeeld er tegenover staan. E.H. Colinet heeft geen moeite om uit te maken hoe de heer Goblet eerst en vooral evolutionist is, materialistisch evolutionist, en hoe hij al de feiten der verschillende godsdiensten tracht te duwen in dat raampje. 't Is een bevestiging te meer van hetgeen mijn vriend Dr Van Tichelen schreef in het laatste nummer van ‘Ons Geloof’Ga naar voetnoot(3). De heer Goblet d'Alviella zou beter doen eenvoudig weg de bekentenis af te leggen van Schneider: ‘De Vorauszetsungslosigkeit en de objectiviteit zijn maar gesuikerde woorden óm een geheel aan te duiden van postulaten, welke de school toelaat aan den vakman.’Ga naar voetnoot(4)
*** | |
13.- Van de pers zijn ook weer enkele boeken gekomen, waarin ons het zieleleven bloot gelegd wordt van eenige groote bekeerlingen. Wat een hoog belang is er voor ons niet bij toeschouwers te zijn van dit roerend psychologisch proces dat eene bekeering altijd is! | |
[pagina 77]
| |
Een dezer grooten is voorzeker de Rus Vladimir Soloviev. Bij de lezing van dit boek welde hetzelfde gevoelen bij mij op als bij Dr Fr. De Hovre: ‘Het is opmerkelijk dat de ernstigste denker en de thans meest gelezen wijsgeer, in het Rusland dat wij al te vaak met het oog der Tolstoï's en der Gorky's hebben gezien, het Christendom, het Catholicisme was toegedaan. Wellicht is de algemeene onkunde van het Russisch de hoofdoorzaak die de faam van zijn werk heeft begrensd; doch onweer staanbaar duikt in ons gemoed een gevoelen van weemoed op, dat wij des ondanks vertrouwd zijn geraakt met de Russische tegenstanders van onze levensbeschouwing, en dat wij onze eigen mannen eerst ernstig aan 't bestudeeren gaan een tiental jaren na hunnen dood!’Ga naar voetnoot(1) Een reden te meer om, nu de gelegenheid zich aanbiedt, kennis te maken met dezen diepen denker die Soloviev was. Gedurende de lezing dezer biografie draaide ik herhaalde malen de bladzijden om, om nog eens het mooie lichtbeeld te bekijken, dat ons van den bekeerling gegeven wordt. Een gebeitelde denkerskop, met licht-flikkeringen in de oogen en verstands-energie op zijn breed voorhoofd. Onwillekeurig voelt men warme sympathie voor dien groote, wien het leven niet al te genadig was. Zijn weg naar de waarheid was voor deze driftige natuur echt afmattend. Geboren in 1853 als zoon van den beroemdsten geschiedschrijver van Rusland, legde hij zich alras op de studie toe. Hij verloor zijn geloof in de materialistische werken van Buchner en in de rationalistische critiek van Strauss. Doch voor hij twintig jaar oud geworden was, had hij door harde studie zijn vroegere spiritualistische overtuigingen herwonnen. Hij kwam terug tot het Christendom van de Russische Kerk. Hierbij zou het echter niet blijven. Zijn reizen in het Westelijk Europa hadden een goeden invloed op hem. De betrekkingen met bekeerlingen, vooral zijn innige vriendschap van Mgr Strossmayer, doen hem meer en meer tot de Roomsche Kerk overhellen. Hij wil de Russische Kerk met de Roomsche verbinden. En hiertoe schreef hij in 't Fransch zijn meesterwerk: La Russie et l'Église universelle (1889). Het verscheen te Parijs, omdat in zijn vaderland de censuur het niet zon gedoogd hebben. Dit boek besluit op eene prachtige geloofsbelijdenis: ‘Comme membre de la vraie et vénérable église orthodoxe orientale ou gréco-russe, qui ne parle pas par un synode anti-canonique ni par des employés du pouvoir séculier, mais par la voix des grands Pères et Docteurs, je reconnais | |
[pagina 78]
| |
pour juge suprême en matière de religion celui qui a été reconnu comme tel par saint Irénée, saint Denis le Grand, saint Athanase le Grand, saint Jean Chrysostome, saint Cyrille, saint Flavien, le bienheureux Théodoret, saint Maxime le Confesseur, etc... - à savoir l'apôtre Pierre qui vit dans ses successeurs et qui n'a pas entendu en vain les paroles du Sauveur: Tu es Pierre et sur cette Pierre j'édifierai mon Eglise; - Confirme tes frères; - Pais mes brebis; - Pais mes agneaux.’ Een tijd lang nog bleef hij in gemeenschap met de Russische Kerk doch trad op 18 Febr. 1896 over tot de Roomsch Katholieke Kerk. Het streng ascetisch leven, door hem geleid, en de overdreven intellectueele arbeid welken die denker zich oplegde, hadden zijn gestel ondermijnd. Op 47-jarigen leeftijd ging zijn ziel op naar den God van waarheid, welken hij altijd met zooveel rechtschapenheid had gezocht. | |
14.- Een heel anderen weg heeft de Engelsche bekeerlinge Miss Anstice Baker doorgemaakt. Zij zelve beschrijft hem in A modern pilgrim's progress, dat nu in 't Fransch van de pers komt, onder den titel: Vers la Maison de lumière. Spijtig dat men den oorspronkelijken titel niet in 't Fransch behouden heeft. Want 't is wel de bedevaart van eene moderne naar 't heiligdom van de waarheid. Langen tijd doolt zij rond in de vlakte en gaat van deur tot deur bij de moderne wijsgeeren wat brood afbedelen voor hare hongerige ziel. Zij ziet den tempel niet gloren, hoog op den berg... Eerst dan zal zij er den blik naar opslaan, wanneer niets hier beneden haar de rust kan schenken. Dan ook zal zij langzaam den berg bestijgen om na vele jaren betrouwvol neer te knielen voor het tabernakel, waar de God van liefde voor al die hongeren naar zielevoedsel, ten spijze verblijft. Deze edele vrouw voelde eens te meer de waarheid der diep-menschelijke woorden van den H. Augustinus, waarop ze zelf hare autobiografie sluit: Voor U hebt Gij ons gemaakt, o Heer, en ongerust is ons hart zoolang het niet rust in U! Aan zoovele moeilijkheden zou zij zich hebben te ontworstelen. Als protestante geboren, voelde zij in het protestantisme een leemte welke niets kon aanvullen. Hare ziel vond in die naakte kerken met hare koude ceremonieën, de warme liefde-uiting niet tegenover God, waar zij zulke behoefte aan had. Haar verstand vooral was ongerust omdat het in 't protestantisme de eenheid niet ontdekte, die de wet is van zijn denken. Buiten het protestantisme stonden de wijsgeerige stelsels. En 't zal onze Vlaamsche vrouwen wellicht verwonderen hoe deze, | |
[pagina 79]
| |
hare Engelsche zuster, de verschillende systemen van Spencer, Kant, enz. instudeerde, zonder het licht te zien dagen in den Oosten. De nacht met haar bange duisternis bleef zoo benauwend op haar hart drukken. Intusschen was het catholicisme haar meermalen verschenen als een grootsche schoonheid, als de hoogste zedelijke macht ter wereld, als de tempel door wier hooge ramen stralenbundels vielen op de in duisternis wandelende zielen. Doch hare natuur was te angstvallig, hare wijsgeerige opleiding had te veel zand in hare oogen gestrooid om haar van meetaf aan toe te laten het zalige licht te aanschouwen. 't Duurde lang nog voort, het zoeken en peinzen. Nu eens een flinke stap vooruit.... Dan weer geaarzeld uit hoofde van in schijn onoverkoombare vooroordeelen. Hier zijn bladzijden te lezen, pakkend zelfs in eene vertaling, die toch licht den glans van 't oorspronkelijke laat te loor gaan. - Wat een indruk maakte niet op haar de groote Newman, waar hij haar ziel innam met zijn doorleefde apologetiek... En toch was het Newman niet die haar den laatsten stap deed zetten, maar een Fransche Dominikaan, Pater Le Vigoureux, welke haar langs verstandelijke wegen bracht tot de algeheele erkenning van Christus in de R.K. Kerk. De bladzijden, waarin ze nu hare vreugde bezingt, daveren niet van de woelig-juichende orgeltonen die in volle geweld schateren langs de wanden onzer kathedralen; 't is eerder de stille vogel die in 't stille bosch zijn jubel-psalm zingt in het algemeen koorgebed dat heel de natuur aanheft Gode ter eer. | |
15.- Mr. Gourlet heeft het nuttig geacht een bekeeringsverhaal uit te geven, dagteekenend uit de helft der 12de eeuw. En zijn lezers zullen hem dankbaar zijn voor z'n moeite. De bekeerling was een Jood, Judas van Keulen. Hij beschrijft zelf, in den naïeven trant van dien tijd, hoe hij van zijn joodsch standpunt uit, allengskens overkwam tot het Christendom. Vooral de studie van den Bijbel, waarin hij de voorzeggingen vervuld zag, waarop Israël nog wacht, bracht hem zoover. Niet alleen werd hij eenvoudige christen, doch ging zelfs het overige zijner dagen slijten in het klooster. | |
16.- De roerende bladzijden, welke Edmond Picard in de Chronique over zijn verleden schreef, nopen er mij toe een woord te reppen over de manier waarop Picard zijn geloof verloor. Want ook hier kunnen wij leeren. Onze groote rechtsgeleerde werd in het christen geloof opgevoed door zijne diepgeloovige moeder. Laten wij hem zelf deze opvoeding beschrijven: | |
[pagina 80]
| |
‘Quand je scrute et que je me consulte avec l'expérience d'une longue vie agitée et laborieuse, avec l'incertitude aussi qui affecte des fouilles lointaines, il me semble que c'était moins l'Instinct qui avait suscité en moi cette inclinaison, que la suggestion domestique de la tranquille et pieuse demeure où l'on m'élevait... La maison paternelle (mieux en ceci vaudrait, peutêtre, dire: la maison “maternelle”) était religieuse, oui. Ingénument, par une sorte de force acquise dérivant du prodigieux passé catholique du pays imprégné des odeurs du Christianisme comme les parois d'un reliquaire où longtemps fut enfermé un parfum subtil et tenace... On disait chez nous, dévotement et d'un coeur exalté, les prières du matin et du soir; les courtes oraisons avant et après les repas: le bénédicité et les grâces, produits résiduaires des âges où manger était une chance heureuse méritant qu'on en remerciât les dieux. Aucun de nous ne s'endormait sans avoir senti les doigts caressants de la suave génitrice tracer sur son front le signe de la croix, insinuant dans nos cerveaux naissants l'exquise paix du sommeil innocent protégé par les anges. Les dimanches, les fêtes, la famille entière franchissait la rue, en vêtements choisis, pour entendre la grand'messe et son orgue et ses chants, dans l'église des Minimes, en face, où cinq de nous avaient été baptisés; son curé, à l'allure monastiquement grave, dont ma mère parlait comme d'un évêque, nous était en vénération spéciale. Le vendredi et samedi on faisait régulièrement maigre et durant les six semaines du carême, le mercredi y était ajouté..... La règle morale de notre conduite était la crainte de faire pleurer notre ange gardien que nous croyions toujours présent à nos côtés, ses grandes ailes reployées sur une longue robe blanche, et d'affliger “le petit Jésus”. notre divin compagnon invisible, que nous pressentions voltigeant autour de nous ou reposant au paradis sur les genoux de la Vierge dans le ciel voisin, tantôt gris, tantôt d'azur, plafonnant la ville paisible.’ Verder wordt in denzelfden sentimenteel-vromen trant de Eerste Communie verhaald.... ‘Ces sentiments religieux persistèrent durant mes années de mer. J'avais emporté une Imitation de Jésus-Christ que j'ouvrais invariablement quand, mon quart achevé, je m'étendais tout habillé, et souvent tout mouillé, dans mon cadre mouvant sous l'action du roulis et du tangage. La solitude marine, si longtemps prolongée sur les voiliers que n'avaient pas encore raréfiés les steamers, la petitesse du monde où j'étais relégué, réduit au pont du navire et à un équipage d'une vingtaine d'hommes, entretiurent sans doute mon vague mysticisme....’ | |
[pagina 81]
| |
Hoe ging nu dit ‘vague mysticisme’ te loor? Laten wij nog het woord aan Edm. Picard zelf: ‘Mais lorsque eut pris fin l'intermède de ces années nautiques et que je fus mêlé au monde estudiantin, sans parti pris et sans effort, sans qu'il me souvienne d'aucune action précise de ma volonté, par le seul effet de l'ambiance ou d'une évolution intérieure venue à terme, comme une eau qui se retire, comme un brouillard qui s'évapore, ma croyance chrétienne s'évanouit. Encore maintenant, le phénomène m'étonne par la promptitude de sa réalisation et l'insaisissabilité de ces causes individuelles. Ce ne fut pas l'effet d'une propagande; ce ne furent pas les leçons de philosophie allemande, que, sur les bancs universitaires, j'écoutais sans enthousiasme, en écoutant Tiberghien, nous révélant Krauss, son pape. Non, ce fut une sorte de transformation naturelle, organique, réglée d'avance, telle que la puberté, dépendant apparemment de l'époque, d'un fluide historique ubiquitaire me pénétrant comme l'humidité une matière poreuse. Je ne me rappelle pas y avoir mis le moindre raisonnement, avoir obéi au moindre engouement pour un système. Cela se fit sourdement et, un jour, se trouva accompli, telle une opération excutée pendant le sommeil léthargique d'un malade chloroformé. Ah! quand j'y songe, comme je m'apparais, comme tout m'apparait empreint de fatalité et de mystère! Un vide s'était fait, un nivellement, un déboisement. Plus de Religion! Et je n'en ressentais aucune gêne, pas même la gêne légère et passagère de l'alvéole, après une dent arrachée. Mon passé pieux, aboutissant à ce néant brusque et imprévu, ne me causait ni étonnement, ni regret. En me retournant sur lui, je n'y voyais qu'une chose curieuse, jolie et touchante, puis déroutante, un ensemble de doux souvenirs dont je me remémorais la guirlande, parfois en souriant quand me revenait quelque pratique dont la puérilité superstitieuse apparaissait maintenant d'une niaiserie d'écolier à mon importance de libre-penseur en herbe.’ Menige kantteekening kan op dit verhaal gemaakt worden. Bepalen wij ons bij een paar: Het geloofsonderricht en de godsdienstige opvoeding van Edm. Picard was een oppervlakkige. De sentimenteele inwerking van den godsdienst gedurende de onbeholpen kinderjaren had bij de ontwikkeling der verstandelijke en zedelijke vermogens geen plaats geruimd voor diep in den geest geankerde overtuigingen. Het katholiek geloof was niet gedrongen door merg en been, niet één geworden met heel het wezen, | |
[pagina 82]
| |
maar blijven nestelen in de inbeelding. In der waarheid een ‘vague mysticisme’. Edm. Picard zoeke niet verder de redens zijner ongeloovigheid. De oorzaak ervan ligt daar. Iets dat enkel ons gemoed heeft doen trillen van teedere aandoening, doch niet één is geworden met ons wezen, niet geworden is door aanhoudend inleven een ding van ons zelven, gaat weg van zelf. - Wat een les voor onze vaders en moeders, voor de opvoeders der jeugd! Dat zij er voor zorgen, bij het ontluiken der volle krachten in het verstand der aankomende jonge mannen, te werken op verstand en wil, en daar, met de genade Gods de overtuigingen in planten, welke geen geweld ooit zal ontwortelen. Een tweede opmerking: Eens te meer zien wij hoe feitelijk dikwijls het geloof verloren gaat zonder slag of stoot, vooral niet om onoplosbare moeilijkheden. 't Is de meening van Edm. Picard: ‘En cette histoire zegt hij, se reconnaîtront sans doute maints de mes frères Belges, qui, nés comme moi, peu après la conquête de notre indépendance, ont, comme moi, voituré leur vie tout le long des multiples années depuis égrenées par le Temps.’ We kunnen echter Edm. Picard niet verlaten zonder uit het diepst onzer ziel den wensch te voelen opstijgen dat voor hem worde verwezenlijkt de uitspraak van den tekst, waarmede hij zijn roerend artikel sluit: Qui credit in me, etiam si mortuus fuerit, vivet. Moge hem, ook nog op deze aarde, het volle leven ten deel vallen in de belijdenis van ons katholiek geloof!
*** | |
17.- Les deux mains is niet het verhaal van een echt gebeurde bekeering. 't Is een roman, uit de pen van Pierre l'Ermite, alias E. Loutil, onderpastoor te Parijs. Maar wat een echte toestanden, in dien roman geschilderd. Neen, die zijn nie uit de lucht gegrepen. En al heeft de schrijver het over Frankrijk, toch zou het niet moeilijk zijn namen te zetten onder zijne personnagen, namen hier uit ons midden. 't Is feitelijk het bekeeringsproces van een onderwijzer. Oh! in 't begin zijner loopbaan denkt die op alles, behalve op een bekeering. Hij is lid van de loge, en in die hoedanigheid geplaatst in den buiten op een strijdpost. 't Is een vrijdenker, maar een overtuigde. Het Christendom?... De moeite niet waard om te bestrijden. Men gaat zijnen weg alsof het niet meer bestond. 't Is hetgeen hij zegt aan de haantjes-vooruit van het dorp, waar deze hem vragen naar zijn strijdplan tegenover den | |
[pagina 83]
| |
pastoor. Strijden tegen den pastoor? Neen, dat zou een erkenning zijn van z'n bestaan, van zijn invloed. En dat zal niet. Aan den gezichteinder van zijn jong leven verschijnt echter eene vrouw, die hem door hare uiterlijke bevalligheid en haren innerlijken zielenadel zoodanig inneemt, dat - hij voelt het zelf - de wonde daar geslagen is, - voor eeuwig. Maar die vrouw is diep katholiek. En meteen staat onze vrijdenker, die meende door het leven te gaan zonder ooit een blik te gunnen aan dit overblijfsel der superstitie van de middeleeuwen, recht tegenover het catholicisme. Vandaar ook de strijd in het diepste van zijn gemoed, tusschen zijne overtuigingen, in z'n verstand gepompt op de leeken-normaalschool, en de overtuigingen van deze, die hem voorkomt als een hoogst zedelijk wezen. Dien strijd in zijn geheel vertellen gaat hier niet: de lezer moet er zelf de péripéties van volgen in het boek van Pierre l'Ermite. Daar moet hij het eerste bezoek lezen van den onderwijzer aan de kerk; oh! enkel een bezoek uit nieuwsgierigheid! Doch hoe pakte hem die innige stilte niet, wat een indruk maakt óp hem de houding van haar, zijne geliefde, verslonden in haar gebed. Daar moet hij nog het eerste bezoek lezen aan den pastoor, een door en door goeie man, die van meet af aan gewaar wordt met welk een edele - doch verdwaalde - natuur, hij in aanraking komt. De redetwisten moet hij er volgen tusschen pastoor en onderwijzer, echte brokken van de beste apologetiek, opgeweld uit het hart van dezen priester-romanschrijver. Hij moet er nog wandelen met den vrijdenker in de wijde bosschen van de streek, en luisteren naar al hetgeen uit die mysterieuse stilte in het oor van den onderwijzer gefluisterd wordt... Hoe meer de godsdienst beslag legt op zijn verstand, hoe meer zijn iever wijkt voor de verspreiding der vrije gedachte. Dat was nu juist niet om te behagen aan de Logemannen. En bij al het diep pijnlijke dat zijn hart bezeert, komen nog de bedreigingen van broodroof, en dat van wege hen, die hij zijne vrienden waande... Al deze gebeurtenissen hebben zijn ziel rijp gemaakt voor het catholicisme. 't Is echter eerst op het lijdensbed dat zij er zal toe over gaan. Want de onderwijzer wordt geslagen door een doodelijke ziekte. Zijn trouwste bezoeker is de pastoor. Over allerhande zaken wordt gekeuveld, meest over godsdienst. ‘Olivier, ce soir, allait mieux. Il parut très touché de la visite du prêtre, et lui prit la main avec respect. | |
[pagina 84]
| |
- Vous ici!... Oh! comme je vous remercie!... Cela vous a-t-il coûté autant qu'à moi pour entrer au presbytère? - Cela ne m'a rien coûté du tout!... Je viens ici en ami, avec tout mon coeur. - Comme vous êtes meilleur que moi!... - Je ne sais pas!... - Ne dites pas cela... Vous ne le pensez pas... Vous ne pouvez pas le penser! Soyez simple, naturel, pas factice avec moi... Ne pontiflez pas surtout!... Vous n'arriveriez à rien! - Mais si... je le pense! Et pourquoi pas...? Le Christ a dit: “Ne jugez pas!...” Et, en effet, on ne peut pas juger. Puis-je savoir ce que moi, j'aurais donné, si, au lieu d'être élevé bien sagement au Petit Séminaire, on m'avait mis, à votre âge, à l'Ecole Normale? Aurais-je vu au travers de tant d'objections soulevées à profusion, habilement exploitées, la splendeur de la vérité?... Peut-étre oui... Peut-étre non!... Je n'en sais rien!... Et si je l'avais vue, cette vérité, aurais-je eu le courage d'aller à elle? Je l'ignore aussi! Alors je cherche à faire le plus de bien... le moins de mal... Que le bon Dieu ait pitié de moi... et de vous aussi!...’ Die was toch alvast niet van het ras der fariseërs!... Nog wat onderricht en op dien weg is onze vrijdenker gauw gewonnen. Hij geeft de kenteekens der loge af en wordt gedoopt. Niettegenstaande eenieder het gevaar voorzag, is het laatste oogenblik toch plots aangebroken: ‘L'abbé prend alors dans la sienne une de ses pauvres mains glacées. Olivier semble regarder cette étreinte très doucement, comme du fond de lui-même. Une dernière fois ses lèvres s'entr'ouvrent; l'abbé se penche vers lui pour essayer de comprendre... - Vous voulez dire quelque chose, mon très cher ami? - Les deux mains!... murmure Olivier en indiquant d'un oeil qui se voile cette suprême réconciliation.’ Les deux mains! Schrijver gaf enkel dit stuk leven, om, al was 't maar in het kleinste dorp van Frankrijk, den priester en den onderwijzer de handen te doen in mekaar slaan. ‘Mon rêve est que ce livre crée une atmosphère de sympathie entre ces deux êtres si faits pour se comprendre et pour s'aimer dans la sublimité de leur tâche respective: le prêtre et l'instituteur!’ Een roman met tendenz dus. Maar de tendenz ligt er niet boven op, noch komt te veel uit. Ze groeit op eu ontvouwt zich met den natuurlijken levensloop der personnagen... | |
[pagina 85]
| |
Een goed boek, dat we zelf moeten lezen en vooral doen lezen aan hen, voor wier oogen men het licht kan doen opgaan! | |
18.- Ames d'aujourd'hui is ook een boek dat velen met groot genoegen zullen lezen. Het gaat er over al de groote letterkundigen van Frankrijk: Lavedan, Lemaître, de Vogüé, Faguet, Loti, Bordeaux, Barrès, Bourget, Bazin, Brunetière en anderen nog van mindere gehalte. Niet zoozeer op hunne litteraire waarde wordt hier gewezen, als wel gepolst naar hun zieleleven. Welke plaats neemt de godsdienst in bij al deze schrijvers, onder dewelke eenige volstrekt ongodsdienstig, ja zelfs bij gelegenheid effenaf zedeloos zijn? Het antwoord op die vraag is een echte verrassing. 't Is verwonderlijk hoe bij de slechtsten onder hen, op sommige oogenblikken, toch de godsdienstige gedachte op den voorgrond treedt en hoe zij getuigenis komen afleggen van de anima humana, naturaliter christiana. Hier is er een prachtige gelegenheid om te bloemlezen ten bate der apologetiekers. Maar ik wil hun zelf het genoegen laten deze letterkundig-godsdienstige studies te doorproeven en er aan te teekenen wat tot hun doel kan nuttig zijn.
P. Janssens, O.P. |
|