Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
De beide Mrs Ward'sHet is Engelands roem, meer dan een eeuw reeds, dat het onder de voorhoede zijner schrijvers altijd vrouwen telde. Miss Austen en Miss Edgeworth in 't begin der negentiende eeuw, later de gansche plejade: Charlotte Brontë, Mrs Gaskell, Ouida, Mrs Browning, George Eliot, wat al namen die wereldfaam veroverden! Thans schijnt Mrs Humphry Ward, uit de stervende hand van George Eliot, den scepter te hebben overgenomen van het machtig roman-scheppen. Tal van krachtige werken zijn wij haar verschuldigd: Eleanor, Helbeck of Bannisdale, Lady Rose's Daughter, The Marriage of William Ashe. Er gaat bijna geen jaar voorbij zonder een uitgebreiden roman van haar mee te brengen; ja, misschien werd zij in den laatsten tijd wat al te vruchtbaar. Althans opzettelijk heb ik de boven opgenoemde werken uitgekozen, als zijnde het hoogtepunt van haar talent. Wat vroeger verscheen: Robert Elsmere, David Grieve, Marcella, was de belofte van wat volgen zou. Wat sedert het licht zag: Fenwick's Career, Diana Mallory, en vooral het allerlaatste werk The case of Richard Meynell, verraadt eene verslapping der scheppende hand, eene vermoeienis der imaginatieve kracht. Toch zijn al die boeken wel het lezen waard, en eene vreugd voor de liefhebbers van solieden, degelijken letterkundigen kost. Niet zonder reden laat ik Mrs Humphry Ward van George Eliot afstammen, want zij behoort geheel tot de rationalistische school. Als klein-dochter van den grooten Dr Arnold, van Rugby, het hoofd van de liberale beweging in zaken van geloof, werd zij vroeg ingewijd in de intellectueele verwikkelingen van haren tijd en groeide op te midden van zijne machtige stroomingen. Ook was van eerst af strekking bedoeld in hare litteratuur. Door Robert Elsmere pakte zij dadelijk de godsdienstige kwestie aan, en deze is nog het onderwerp van den laatsten roman, The case of Richard Meynell, die als een soort gevolg is op Robert Elsmere daar de zelfde personages er in voorkomen. Daarover later. Minder bekend, bij het groot publiek althans, is eene schrijfster van den zelfden naam: Mrs Wilfrid Ward, deze | |
[pagina 416]
| |
katholiek en diep geloovig. Minder bekend, en ook minder vruchtbaar, want slechts drie boeken zijn van haar verschenen, maar alle deze drie van uitstekende verdienste. In bijna regelrechte lijn staat Mrs Wilfrid Ward tegenover Mrs Humphry Ward. Zoo was haar eerste roman, One poor scruple,Ga naar voetnoot(1) ook gewijd aan de godsdienstige kwestie, maar terwijl de rationaliste het ongeloof ophemelde, verdedigt One poor scruple de strikste orthodoxie. Een schoon boek die eersteling! - Madge O'Reilly, een klein allerliefst Iersch meisje, zooals haar naam het aanduidt, is getrouwd geweest met George Riversdale, de ontaarde spruit van eene katholieke Engelsche familie van den ouden stempel. Zij is weduwe gebleven, na korte, ongelukkige jaren en haar zes-maanden wichtje heeft zij ook verloren. Wereldschheid heeft haar gansch verslonden: zij staat op het punt een gedivorceerden man, Lord Bellasis, te trouwen, dus haar geloof af te zweren. Op den vooravond van den 25en Maart, wordt zij gered door hare schoonzuster, Mary Riversdale, een schoone, zuivere ziel, die besloten heeft zuster van liefde te worden. De typeering in dat boek is merkwaardig, ten eerste van die door en door katholieke middens van den ouden tijd: Squire Riversdale en zijne vrouw; dan van de nieuwere omgeving der katholieken van de school van Newman: een broeder van Squire Riversdale heeft eene bekeerde, eene Cambridge-ontwikkelde getrouwd; eindelijk van het Londensche high-life. Men voelt dat Mrs Wilfrid Ward dit alles heeft meegemaakt. Immers haar man is de bekende schrijver der groote werken over zijn vader - George Ward was een bekeerde, vriend van Newman en Faber - Kardinaal Wiseman, en nu onlangs Newman. Zij kent alles van het katholieke en intellectueele Engeland. Wat het intellectueele betreft is dat ook waar van Mrs Humphry Ward, doch over het godsdienstige valt er wat op te zeggen. Daar kom ik later op terug; ik moet eerst nog drukken op de groote beteekenis van One poor scruple. Dit boek is een gevoelsboek; niet door redeneering wordt het geloof erin hooggehouden, maar het leven van 't geloof doordringt | |
[pagina 417]
| |
alles, de werking der gratie is er aanschouwelijk gemaakt; en dit alles door de diepste psychologie, door eene algemeenemenschelijkheid die aangrijpend is, zonder enggeestigheid, zonder preektoon of preekvertoon. Een meesterlijk boek! Mrs Wilfrid Ward's tweede roman is minder uitsluitelijk katholiek. De heldin is en blijft er protestant, en de held, die katholiek is, staat ook op het punt afvallig te worden... Hier zijn de rollen omgekeerd, want het is om Lady Cheriton te winnen dat Henry Dacre gereed is zijn geloof op te offeren. Lady Cheriton heeft daar geen denkbeeld van; zij verdraagt een onweerdigen echtgenoot en nadert traag, maar zeker naar het Licht dat achter onze sterfelijkheid schijnt - The Light Behind heet het boek. Op 't einde is het de afvallige Dacre die de stervende vrouw helpt uitzien naar het komende licht. Een schoon figuur is de staatsman Biddulph, die door zijne soliedheid, door uiterlijke eigenaardigheden mij Dr Schaepman voor den geest roept. The Light behind is niet zoo boeiend als One poor scruple en de typen zijn misschien minder volledig uitgewerkt. Eindelijk in Mrs Wilfrid Ward's laatsten roman, Out of due time, is de romanverwikkeling louter bijzaak; het boek, dat geniaal-machtig is, is vooral een uiteenzetting van gedachten. In den grond is er de modernistische kwestie in behandeld, en dit brengt mij tot den laatsten roman van Mrs Humphry Ward, The case of Richard Meynell, die ook dat onderwerp voor thema heeft. Doch vooraleer deze twee werken tegen een te stellen, moet ik wat langer uitweiden over Mrs Humphry Ward's vroegere boeken. Zooals ik zeide laat ik de eerste: Robert Elsmere, David Grieve en Marcella ter zijde, om te komen aan de echt-groote, en daar zelfs kies ik Helbeck of Bannisdale uit. Niemand heeft meer bewondering dan ik voor die machtige werken: Lady Rose's Daughter, The marriage of William Ashe, zoo aangrijpend menschelijk, zoo suggestief sterk, zoo vol levens- en wereldkennis; doch ik ben hier meer bekommerd om het godsdienstig problema; ik zou willen toonen hoe het bij de beide schrijfsters gesteld wordt, en daartoe komt mij Helbeck of Bannisdale - ook een prachtig werk - beter te pas. | |
[pagina 418]
| |
Niet alleen gaat het over godsdienst in dien roman, maar bepaald over Katholicism. De held, Helbeck of Bannisdale, is de laatste vertegenwoordiger van een dezer katholieke familiën van den ouden stempel, die Mrs Wilfrid Ward ons beschreef in One poor scruple. Heel en al sympathiek schildert hem Mrs Humphry Ward, oprecht, diepovertuigd, eene nobele natuur. Heel het boek door is het opmerkelijk hoe de schrijfster streeft naar strenge onpartijdigheid. Zij heeft ook haar best gedaan om te dringen in het leven van den katholieken godsdienst, in de godvruchtige praktijken der Kerk, zelfs in haar mystischen kant. En het lukt haar in zekere mate; doch enkel uiterlijk kan dat doordringen zijn, vermits hier geen spraak is van persoonlijk ondervinden van de macht der gratie, der sacramenten. Van den warm katholieken adem van One poor scruple is Helbeck of Bannisdale dan beroofd, maar de toon is heel en al eerbiedig en de bedoeling allereerlijkst. Wat veel meer tot zijn recht komt is het rationalistisch element. Helbeck of Bannisdale, een man reeds tot jaren, ongehuwd, enkel bekommerd met de belangen van zijn geloof, waaraan hij zelfs de laatste overblijfsels van zijn fortuin offert, leeft in de eenzaamheid van zijn kasteel, in 't Noorden van Engeland. Doch hij had eene zuster, veel minder bedeeld door de natuur, die uit zwakheid huwde met een weduwenaar met eene dochter - Laura - een Cambridge-man, een geleerde, ongeloovig natuurlijk, den onvermijdelijken type der hedendaagsche Engelsche romans. Het huwelijk was buiten de Kerk aangegaan, dus had Helbeck met zijne zuster afgebroken. Na den dood van haar gemaal nochtans komt een verzoening tot stand, en wanneer het boek opent verwacht de held Augustina met hare stief-dochter Laura Fountain. Laura is buiten alle geloof opgegroeid. Het onvermijdelijke geschiedt. Helbeck wordt verliefd op het veel jongere, onafhankelijk gestemd meisje, en zij valt ook onder de bekoring van Helbecks edele inborst. Zij doet haar best om zich te schikken in zijne katholieke gedachten, om ze te aanveerden, doch tot eene overtuiging kan het niet komen. Een eersten keer wordt de verloving afgebroken; hernieuwd bij Augustina's sterfsponde, kan Laura toch het juk van de katholieke overtuiging die, zij voelt | |
[pagina 419]
| |
het, alvergend is, niet aanveerden, en zoekt een toevlucht in den dood. Dit werk is voor mij een heel schoon werk, het beste dat Mrs Humphry Ward aan de godsdienstige kwestie heeft gewijd. Zooals ik zegde, is het streven naar eerlijkheid, naar inleven in de katholieke gebruiken, in den geest der Kerk, er blijkbaar en lofweerdig. De schrijfster zocht er door studie, door lezing op de hoogte te komen van de katholieke gedachten; tot zelfs eenige kleine kanten van de geestelijken, van kwezelachtige vrouwen - Augustina is eene kwezel van de echte soort na hare bekeering; een klein verstand was zij altijd - zijn fijn opgemerkt, alhoewel zonder bitsigheid of spijtigen wrok. De groote zaak van een goed sterven bij katholieken, de bezorgdheid daarvoor bij alle omgevenden, wordt klaar en bewonderend in 't licht gesteld in de bladzijden die den dood van Mrs Fountain beschrijven; doch de rationaliste die in Mrs Humphry Ward leeft, maakt het onmogelijk dat de katholieke toestanden zoo forsig of natuurlijk uitkomen als de rationalistische. In Laura's beeld spreekt de schrijfster zelf. De gevoelens van 't meisje zijn hare gevoelens; hare beredeneering is die van Mrs Ward. Maar is er wel beredeneering? Is het niet enkel, bij 't vrijzinnig meisje, impressie, afschuw voor alle juk, natuurlijke afschrik van den natuurlijken mensch voor het absolute, alles beheerschende van 't bovennatuurlijke? Dat is, volgens mij, meesterlijk beschreven, en daardoor krijgt het boek zijne ongemeene beteekenis. Men zal mij misschien opwerpen dat, zoo de rationaliste beter thuis is in niet-katholieke toestanden, dat voor het ongeloovige geldt bij de katholieke; dat Mrs Wilfrid Ward, in een woord, dan uitsluitelijk zal lukken waar zij geloovigen schildert. - Toch geef ik dat niet toe. Het rationalistisch uitzicht is beperkt. Allen dragen wij in ons den natuurlijken mensch, zijn haat van allen dwang, van elk intoomen onzer begeerten. De natuurlijke wereld, met hare zonden en strijden, ook met hare lichtkanten, is ons allen bekend. Wij zijn immers menschen. Maar de wereld der gratie is enkel gekend door dezen, die geleefd hebben het leven van 't geloof, van de gratie, van de gods- | |
[pagina 420]
| |
dienstige oefeningen. De katholiek is een volledig mensch. Net zooals, om katholiek te worden, een protestant enkel bij te nemen heeft, maar niets moet verwerpen, is het verschil gelegen tusschen ongeloovigen en geloovigen. Of, zoo men wil, het verschil tusschen oud en jong. De ouderen zijn eens jong geweest. maar de jongeren waren nooit oud. Dit alles leidt ons af van ons onderwerp: eigenlijk een parallel te trekken tusschen Mrs Wilfrid Ward's Out of due time en Mrs Humphry Ward's The case of Richard Meynell. Out of due time heeft van den roman enkel den uiterlijken vorm. - Uit letterkundig oogpunt een zware missing. - De handelende personen zijn er slechts dragers van den gang dier gedachten. Zij zijn ten getalle van vier: Paul d'Etranges, een Fransche graaf, in 't begin van de veertig, geboren uit eene Engelsche moeder, denker, geleerde, godsdienstige leider vooral, een soort van Lamennais - of is het Loisy? - Zijne veel jongere halve-zuster, Marcelle, de dochter eener Fransche moeder; George Sutcliffe, zijn vriend, een katholiek Engelsche essayist en Miss Fairfax (Lizzie), het ontwikkeld meisje van een door en door katholiek huisgezin. 't Is deze laatste die verhaalt, want het boek is onder vorm van autobiographie. Geen intrigue, of zoo goed als geene. Alles draait rond Paul d'Etranges, die de spil is van 't geheel, de vertegenwoordiger van de evolutie in de, in den grond, modernistische gedachte. De titel alleen zou eraan doen twijfelen of hier modernism bedoeld is - Out of due time (Niet op zijn tijd). Mrs Wilfrid Ward is te orthodoxe om te meenen dat een evolueeren van den tijd een evolueeren van leering zal aanbrengen. Overigens het boek verscheen vóór de veroordeeling van het modernism. Dat Lizzie Fairfax, een dweepend jong meisje voor den eersten keer in aanraking komend met de wereld der gedachte, onder de bekoring valt van Graaf d'Etranges' hooge persoonlijkheid en zich met hem verlooft, meer als eene volgelinge dan als eene verliefde vrouw; dat Marcelle de liefde versmaadt van George Sutcliffe, om haren broeder gestand te blijven, die, na zijn veroordeeling door de Kerk, in ketterij vervalt; dat George en Lizzie dan door elkander gelukkig worden; dat is in het boek niet de belangstelling, maar wel het verloop van Paul's gedachtengang. | |
[pagina 421]
| |
Alles zit zoo stevig ineen. Menige bladzijde is meesterlijk, boeiend gelijk eene bladzijde uit Newman's Apologia of Loss and Gain. Wat Paul d'Etranges droomt, is de verzoening tusschen de aloude Kerk en de moderne gedachte, het overeenbrengen van exegese en historische kritiek, maar dat moet geschieden gelijk hij het droomt, gauw, haastig. Hij heeft de pretentie van alle kettersche hervormers: paus te spelen. Zijne bedoeling is edel; zijn inzicht is waarlijk de waarheid te bevorderen, het werk Gods vooruit te helpen, maar geduld met Gods altijd langzame werking - overgenomen door de Kerk; - vertrouwen in die altijd geheimzinnige werking, (dewijl deze innerlijk is), kent hij niet. Zelden werd de modernistische opvatting zoo klaar in het licht gesteld als in dat schoon boek. De psychologie is ook meesterlijk: 't is de hoogmoed die aan den grond ligt van d'Etranges' strekking; zijn geloof gaat niet diep; hij steunt op menschelijke middelen, op de kracht van 't natuurlijk licht. Daarom is hij zoo haastig, zoo gesard door de langwijligheden van 't Romeinsch hof, dat hij, door zijne aanwezigheid, gelijk Lamennais, wil tot een uitspraak dwingen. Een hooge geest is hij, een krachtig verstand, maar geen heilig gemoed. Nevens hem, verbeeldt de veel jongere Marcelle integendeel dit heilig element. Zij zoekt niets dan de redding van haars broeders ziel; zij wil hem verdedigen tegen zich zelven; zij blijft hem bij tot op den rand des afgronds; en zelfs als hij met de Kerk heeft afgebroken, scheidt zij zich enkel van hem af, om door heldhaftige toewijding aan al de belangen van Kerk en liefdadigheid, zijne ziel van God af te koopen. Het lukt haar, vermits het boek sluit op een brief van Paul, na haren dood en zijne bekeering, in het klooster der Dominicanen te Rome getreden. Marcelle is dus de vrouwelijke toewijding, het vrouwelijk gevoel, de vrouw van natuur godvruchtig, nevens het soms trotsche mannelijk verstand. De wereld van Engelsche, Fransche of Romeinsche geestelijken die rond broer en zuster wemelt, is ook voortreffelijk en naar de natuur geschilderd. Heilige prelaten met breed hart, maar kortzichtigen geest; dwepers en | |
[pagina 422]
| |
kwezelaars, die alles veroordeelen wat niet met hun bekrompenheid overeenstemt en wankelenden daardoor in den dieperik storten; verwaanden en heethoofden wier onbezonnen ijver 't verderf is der schoonste zaken; alles teekent Mrs Wilfrid Ward met vaste hand, alles beweegt zich op den vasten grond van een bepaald geloof, is doordrongen met het echte leven eener eeuwen-oude instelling. - Deze opmerking zal te pas komen, wanneer Mrs Humphry Ward's Richard Meynell op den keper wordt beschouwd. Eens te meer heeft Engeland door dit boek getoond dat zijne vrouwen bij de mannen niet ten achter blijven in stevige beredeneering, vast ineenzetten van gedachten, logischen bouw. Op het einde vooral zijn meesterlijke bladzijden, wanneer Paul's onverbiddelijk-klare Fransche logica, moderne haast, menschelijke trots en koorstachtigheid in botsing komt met Rome's onsterfelijkheid en eeuwen-oud geduld, kalmte in de bewustheid van zijn goddelijke, onfeilbare waarheid, bezorgdheid voor het eeuwig heil der zielen. Tragisch wordt dan het conflict, vooral door het lijden der beide vrouwen, Marcelle en Lizzie. Opmerkelijk is het ook hoe Mrs Wilfrid Ward nooit den vasten bodem van 't geloof verlaat, en bij de meest uitgebreide kennis van allerhande zieltoestanden, veilig en zeker haren weg kiest ter waarheid. Een ontwikkelden geest paart deze vrouw aan een warm hart. Een ontwikkelde geest is heel zeker ook Mrs Humphry Ward, maar telkens zij het godsdienstig problema aandurfde, bleef zij toch te kort aan juist de uitstekende hoedanigheden die Mrs Wilfrid Ward kenteekenen, - nooit zoo jammerlijk als in haar laatsten roman. De modernisten-kwestie heeft haar ook aangetrokken, maar zij past ze toe in protestantsche middens en de uitslag is bijna potsierlijk. Want, uit welk gezag zal eene kerk die geen aanspraak maakt op onfeilbaarheid, andere meeningen veroordeelen, andersdenkenden buitensluiten? Dat is toch het geval in The case of Richard Meynell. Deze is een buitenpastoor - protestant natuurlijk - een soort heilige, levend voor zijne kudde, zieken verplegend, dronkaards bekeerend, maar welke leering hij verkondt wordt nooit klaar, want zijn geloof in Christus is even nevelachtig als dat van | |
[pagina 423]
| |
Mrs Humphry Ward zelf. Nochtans is hij heel overtuigd christen en al zijn streven gaat daar naartoe de school waarvan hij het hoofd is te doen erkennen door de Engelsche kerk. Want hij is een leider en hervormer - net als Paul d'Etranges. Spijtig dat Mrs Humphry Ward ons niet beter inlicht over het credo van haren held, dat volgens de heel vage termen enkel negatief is. Richard Meynell en zijne aanhangers, waaronder één bisschop, vinden dat zij, die de eerste grondvesten der christelijke leering loochenen, even veel recht hebben te behooren tot de Engelsche kerk, als de hervormers der zestiende eeuw. Zijn zij geen Engelschen? En erkent de kerk van hun land niet het vrij onderzoek? Had Mrs Humphry Ward eene bloedige satire van 't protestantism willen schrijven, zij had niet beter kunnen lukken. Nu geloof ik toch niet dat dit haar inzicht was... Hoog-ernstig neemt zij de zaak op, en het is wezenlijk eene school in de kerk van Engeland die zij meent te beschrijven in dit modernistisch streven; de volgelingen van Richard Meynell zijn voor haar koene verdedigers der christelijke belangen - vreemde christenen, men moet het wel bekennen, die Christus als een soort symbool aanzien; want nimmer wordt het klaar wat zij van hem gelooven. Er zijn toespelingen op het Kruis, op de Eucharistie, die de profanatie zeer nabij komen, (altijd zonder bedoeling van ontheiliging.) Heel zwakjes over 't algemeen is de theologische redeneering, - indien er van redeneering kan spraak zijn. Men weet wezenlijk niet waarom Mrs Humphry Ward dien geloofsaanwas heeft gevoegd bij eene roman-verwikkeling gelijk zij die kan scheppen. Want hier is het, omgekeerd met Mrs Wilfrid Ward's boek, de godsdienstige kwestie die bijzaak is. Richard Meynell, alhoewel priester - protestantsch priester - is een gewone romanheld, verliefd op de dochter van wijlen Robert Elsmere; hij heeft, nevens zijne hervormersplannen, al de bezorgdheden, de kommernissen van den natuurlijken mensch. De clericale wereld, rond hem, heeft, van het priesterlijke enkel den naam. De bisschop, die hem moet veroordeelen - en die het doet - laat zijn klein-dochterken op zijne | |
[pagina 424]
| |
knie dansen in de tusschenpoozen. Van een bloedige worsteling, van hartverscheurenden strijd in een priesterhart tusschen plicht en medelijden, geen spoor, alhoewel de schrijfster poogt den toestand tragisch te maken. Onwillekeurig rijst de vergelijking met Mrs Wilfrid Ward's levenzwanger boek: het tooneel waarop de bisschop die Paul d'Etranges' strekking verafschuwt, maar zielen bemint, die dus ijst voor eene veroordeeling, welke hij toch onvermijdelijk acht en als zijn plicht aanschouwt, den nacht overbrengt vóór het Heilig Sacrament en in strenge boetpleging. Daar is iets noodlottigs en gewichtigs op handen; daar staan eeuwige belangen op het spel. Men voelt het, en beeft. - Het theologisch geliefhebber van Mrs Humphry Ward laat ons koud of doet ons schokschouderen, gelijk voor kinderen die groote menschen nadoen. Reeds in Robert Elsmere overigens had Mrs Humphry Ward het peil gegeven van haar godsdienstige overtuiging en van haar kennis van den godsdienst. Opmerkelijk is het hoe zij, sedert dien eersteling, geen schrede vooruit gegaan is. Daar ook legt zij ten toon de ondiepte van hare wijsgeerige beredeneering, de oppervlakkigheid van hare belezenheid. Blijkbaar heeft zij de groote stroomingen van haren tijd niet bestudeerd; enkel heeft zij clever men daar hooren over spreken en redetwisten. Een zeer dun vernis van wetenschappelijke namen verbergt de holheid der redeneering, der bewijsvoering. En de kunst van 't romanscheppen is ook heel en al in haar kindsheid; de typeering is zwak; de portretteering onbehendig. Want altijd maakt Mrs Humphry Ward portretten: in Lady Rose's Daughter is Julie Le Breton Julie de l'Espinasse; Kitty in The Marriage of William Ashe is, naar ik meen, Lady Hamilton; de held in Fenwick's Career verbeeldt ook een van Engelands groote schilders. Ik vraag mij af wien de schrijfster heeft willen teekenen in Robert Elsmere's Grey en Langham. In ieder geval heeft zij voor de hoofdfiguur geen nieuwe inspanning van verbeelding gemaakt in haar laatste boek. Richard Meynell is trek voor trek een tweede Robert Elsmere. Het is de zelfde heldhaftigheid - in de woorden van de schrijfster, nooit aanschouwelijk gemaakt; die typen leven niet - de zelfde heiligheid, altijd in regelrechte verhouding van hun verminderend geloof; het zelfde | |
[pagina 425]
| |
verbazend gemis aan priesterlijk gevoel. Want Robert Elsmere lijdt nooit omdat hij zijn geloof verliest; enkel omdat zijne vrouw daaronder lijdt. Onder opzicht van kunst heeft Mrs Humphry Ward ontzaglijk geleerd, sinds; in beredeneering en denkkracht is zij eenvoudig staande gebleven. Ook heeft zij ongelijk groote namen, als dien van een Newman, te noemen. Denkt zij soms dat zij in Robert Elsmere - of nu in Richard Meynell - een ongeloovigen Newman heeft geschetst? Het laatste hoofdstuk van Robert Elsmere heet immers Gain and loss. Gevaarlijk is het de vergelijking uit te lokken, want onwillekeurig rijst dan voor den geest een meesterlijke bladzijde uit Loss and Gain. Wanneer Reding, na heen en weer geslingerd te zijn geweest op al de baren des levens, naar alle winden van strekkingen en scholen, eindelijk, ten koste van zijn hartebloed, besloten heeft het katholiek geloof aan te kleven, komt hij, op weg naar zijn geliefd Oxford, naar Londen en naar de bekeering, te Bath, in een boekwinkel, waar hij een Hortus animae wil koopen. Terwijl hij in de boeken aan 't bladeren is, treedt in den zelfden winkel een zijner vroegere leermakkers binnen, een die verder dan hij in den begin scheen te gaan in de katholieke richting; die, theologant, voor het celibaat der priesters was, enz. White is zijn naam. Nu heeft hij een elegant jong vrouwken aan den arm, zijne gade, en beiden neuzelen in de boeken, maar willen niets dat naar neokatholicism zweemt. Verontwaardigd weigeren zij een tract dat de boekhandelaar hun biedt. ‘Was het niet tegen deze Adaptations, lieveling, dat de Bisschop ons waarschuwde’, zegt de dame. ‘Niet de Bisschop, Louisa; zijne dochter.’ ‘Ha! Miss Primrose, inderdaad’, zegt ze, ‘en daar was een boek dat zij aanbeval... Oh! wat een zoet gelaat!’ roept zij uit, het titelblad beziende van een boekske dat zij in handen genomen heeft; ‘zie toch eens. Henry; op wien doet het u denken?’ ‘Dat verbeeldt St. Jan Baptist’, zegt Henry. ‘'t Is net de kleine Angelina Primrose’, antwoordt ze, en ze gaan voort hun boeken kiezen, waarvan een heel pak wordt gedragen naar de schoone koets met twee paarden, die voor de deur wacht. Vooraleer zij weg rijden, | |
[pagina 426]
| |
moet de jonge echtgenoot nog, op aanvraag zijner vrouw, aan den koetsier bevel geven om te gaan naar een leverancier van hunne up-to-date pastorij. 't Is enkel wanneer het paar verdwenen is, dat Reding uit zijn schuilhoek komt, en, vrijer ademend, moeite heeft om 't herdenken aan een strengen veroordeelingstekst van de Schriftuur te onderdrukken. Totdaar Newman, die den tekst niet verder aanduidt, zoodat wij niet weten of hij het ‘huwen en uitgehuwd worden’ of iets anders, in den zin had. Is dit tooneel niet kenschetsend van de twee geloofswerelden door Mrs Humphry en Mrs Wilfrid Ward geschapen: in de eerste tal van brave menschen, ontwikkelde geesten, welmeenende burgers, voor wie de eeuwige belangen niet het porro unum est necessarium is; eene kerk zonder vaste dogma's, geestelijken die niets verschillen van overtuigde leeken. In de tweede het volle leven van 't Katholicism, met zijne beslissende kampen en overwinningen, met zijne bepaalde geloofspunten, waarvan geen een mag prijsgegeven worden, zelfs om een leven te redden, zelfs om zielen te redden. - Zou, ten tijde van Henry VIIIth, de Paus niet Engeland kunnen behouden hebben met Catharina van Aragon te slachtofferen? - Een levend geheel, een eeuwen-oud samengroeien van goddelijke leerstelsels en menschelijke studie, eene leering, maar ook een beleven van die leering, in onthechting, in opofferingen van allen aard, in de liefde in een woord, en de liefde tot het bloed en tot den dood, de liefde tot ‘de dwaasheid van het kruis’. Wanneer men dit grondig verschil bedenkt tusschen het protestantsche en het katholieke standpunt, dan komt het diepe woord van Lacordaire nog klaarder voor: ‘Jamais les protestants, avec leur vertu d'honnêtes gens, n'arriveront à ce qu'il faut de folie dans l'amour.’ Maar dan ook ziet men in dat woord het eindvonnis van het protestantism, vermits geloof dat geen liefde voortbrengt, een dood geloof is, en dat liefde niet denkbaar is zonder de dwaasheid der liefde: het Kruis!
15 Maart 1912. M.E. Belpaire. |
|