Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 260] [p. 260] Gedicht Gezegend hij, wiens huis een woning is van lijden. Gezegend hij, die slechts de vreugd bij name kent, maar tóch met vaste hand zijn wild verlangen ment, en - ondanks neêrlaag soms - met taaien moed blijft strijden. Al wat hij vallen ziet, hoe lief en dier 't ook ware, hoopt rond hem op, en schut zijn zwakheid met het puin. Zoo kan hij eens, wen 't laatst begoochlen breekt, ter kruin van al 't vergane in 't land van 't blijvend schoone staren. Zijn oog, gereinigd door de staag geschreide tranen, blikt dan het kleurenspel van ijdlen schijn voorbij, en dompelt in den lust van 't éénig licht, dat blij langs toekomstbogen blinkt, om nooit in nacht te tanen. Zóo wordt de smart een vuur, dat gretig zal verteren wat overtollig tiert als onkruid in den gaard. Alleen het écht gewas blijft van haar vlam gespaard, en zal ook rooder ooft in later dagen keeren. Constant Eeckels. Vorige Volgende