Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||
Over tien jaar rein leven-arbeid in Noord-NederlandGa naar voetnoot(1)Nu de Rein Leven-Beweging in Noord-Nederland tien jaren van ingespannen en vruchtbaren arbeid achter zich heeft liggen, wordt het hoog tijd om onze taalgenooten in Zuid-Nederland met dit alles eens in kennis te stellen. Des te meer waarde bezitten nu mijne mededeelingen, omdat ze niet op in de lucht hangende plannen betrekking hebben, maar op afgeleverd werk. Het behoeft nu niet te klinken: ‘dat zullen we doen’, maar gij zult hooren: ‘dat hebben we gedaan’. En als antwoord hierop hoop ik dan binnenkort uit Vlaanderen te vernemen: ‘wat gij gedaan hebt, zullen wij gáán doen’. Ik heb grond voor deze verwachting, omdat hetgeen ons toen drong dezen arbeid stelselmatig aan te vatten, zich thans bij u als drang zal openbaren, zoodra deze zelfde dingen zich zoo scherp voor uw oog zullen afteekenen, als zij dit 10 jaren geleden voor ons hebben gedaan, omdat - het hier geldt een algemeen-menschelijke aangelegenheid van diep-ingrijpend belang. Ik kan niet beter doen dan als inleiding hier te laten volgen, den aanhef van een geschriftje door de Rein-Levenbeweging zelf uitgegeven over haar ontstaan, doel en beginselen. | |||||||||||||||||||
I‘In den zomer van 1901 is in ons land een “Rein-Leven-beweging” ontstaan. Eenige jonge mannen, levendig beseffend hoe ontzaglijk veel ellende over de menschheid gebracht wordt door de macht van onreine daden, woorden en gedachten op sexueel gebied, hebben zich toen vereenigd met het heilige voornemen daartegen den strijd aan te binden. | |||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||
Helder zagen zij in, hoe de twee groote oorzaken van den vloek der onreinheid, welke op de menschen rust, te vinden zijn in onwetendheid en heerschappij van zinnenlust. De algemeene regel is, dat de jeugd door ouders en opvoeders onwetend gelaten wordt ten opzichte van het geslachtsleven. Over allerlei meer of minder belangrijke dingen ontvangen de kinderen onderwijs, ontvangen de jonge mannen en jonge meisjes inlichting - over onze lichaamsorganisatie echter, en vooral over die functies welke dienstbaar zijn aan de instandhouding van het geslacht en om die reden niet alleen voor ons eigen geluk, maar ook voor dat van ons nageslacht zoo uiterst gewichtig zijn, wordt gezwegen. Of erger nog, worden leugens opgedischt, die tegenover jonge kinderen zeer gemakkelijk zijn, maar waarvan de kwade gevolgen zich openbaren zoodra de kinderen grooter worden en leeren beseffen dat zij door hunne ouders en opvoeders misleid zijn. Zij bemerken dan, dat het gebied van het geslachtsleven iets is wat “onfatsoenlijk” gevonden wordt, wat achter een geheimzinnigen sluier wordt verhuld, en hun normale weetgierigheid prikkelt hen om achter den sluier te turen. Maar daar zij op hun vragen aan hunne ouders van dezen geen, of ontwijkende en onware antwoorden kregen, aan de kinderen onvermijdelijk de bevrediging hunner nieuwsgierigheid overal zoeken waar daartoe kans bestaat: bij kameraadjes, iets minder onwetend dan zij-zelven; in boeken, geschikt of ongeschikt, die ze maar in handen kunnen krijgen. De normale weetgierigheid wordt door de geheimzinnigheid waarmede deze dingen besproken worden, door 't besef iets te doen wat de ouders niet weten mogen, overprikkeld tot een abnormale nieuwsgierigheid. Het sexueele leven wordt als iets laags, vuils en gemeens beschouwd; de geslachtsorganen als dingen waarvoor men zich te schamen heeft. Wat zoo mooi is in de lichaams-organisatie; wat zoo heilig is in het liefde-leven, wordt in de oogen van kinderen een onderwerp voor onreine gedachten en vuile grappen, die de verbeelding bezoedelen en de mogelijkheid soms voor het gansche verdere leven wegnemen om het Reine te zien als rein, het Mooie als mooi, en het Heilige als heilig. En van vieze praatjes, waarmede de kinderen zich | |||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||
vermaken en waardoor zij zich boven hun onwetende kameraadjes verheven achten, komen bewust-onreine gedachten, woorden en daden, zoodra de sexueele gevoelens in de puberteits-jaren beginnen te ontwaken. Dan breekt de zinnenlust ongebreideld baan en neemt heerschappij over de ziel. Bezoedeling der ziel leidt tot bevlekking van eigen lichaam, of van het lichaam van arme, misleide en verleide vrouwen. De overmacht van den man verdubbelt deze ongerechtigheden door een schijnheilige dubbele moraal, die de verleiders verontschuldigt, maar de verleiden verplettert onder de minachting der “fatsoenlijke” wereld. Zinnenlust is een algemeen-menschelijke eigenschap, maar wee den mensch, bij wien deze lust de heerschappij verkrijgt! Dan wordt hij slaaf der zonde, een verkrachter van natuurlijkheid en menschen-recht. En zoo ziet men in onze samenleving als treurige gevolgen van onwetendheid en heerschappij van zinnenlust: vroeg-bedorven kinderen, vuile praatjes en vuile plaatjes, een onreinen conversatie-toon, bezoedelde kunstuitingen, onvrijheid en onnoozelheid van het jonge meisje, onderworpenheid van de gehuwde vrouw, geheime zonden, geslachtsziekten, besmetting van echtgenooten, verwekking van erfelijk-zieke kinderen, het wettelijk-sanctioneeren van een kwaad als de prostitutie, onbeschaamde propaganda van Nieuw-Malthusiaansche praktijken, verhulde advertenties van vrucht-afdrijvers, het proclameeren van de rechten van onnatuurlijke neigingen, en de ontzettende voortwoekering van de zonde der zelfbevlekking met alle verwoestingen, welke daardoor in lichaam en ziel van onze jeugd worden aangericht - een zonde waarvan slechts zeer weinigen volkomen vrij zijn gebleven. Dit alles werd door de oprichters der Rein Levenbeweging diep gevoeld, en in hun geweten verstonden zij de dringende roepstem om zich aan te gorden tegen dit kwaad. Ze wisten wel, dat reeds van vele zijden en door vele vereenigingen de onreinheid in enkele harer bepaalde uitingen werd bestreden, maar zij zagen het om zich heen, hoe geheel onvoldoende die bestrijding was gebleken tegenover het overal optredend en het leven versomberend kwaad. Zij hadden het persoonlijk zelf ervaren of aan | |||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||
anderen gezien, hoe leed en wroeging het gevolg was van sexueele onwetendheid en sexueele zonden, en begrepen dat veel meer gedaan moest worden om die donkere schaduw van onreinheid, die over de gansche samenleving ligt, te verlichten door den glans van Reinheid en Heiligheid. Zoo is de beweging begonnen. En spoedig stroomden van verschillende zijden tal van jonge mannen en vrouwen toe, en ook ouderen, die ieder naar krachten, aanleg en vermogen deden wat hun hand vond om te doen.’ | |||||||||||||||||||
IINa verloop van eenige jaren deed zich de behoefte gevoelen aan een officiëele formuleering der beginselen en sindsdien heeft onveranderd het volgende als Beginselverklaring gegolden:
| |||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||
Als waardevolle Toelichting op deze beginselverklaring is verschenen: ‘Ideaal en praktijk van de Rein Levenbeweging’ (25 centiem), waarvan weldra een derde druk ter perse zal gaan gaan. De hier afgedrukte Beginselverklaring, waarin het streven en het ideaal staat uitgedrukt, geldt als maatstaf voor de Beweging. Instemming ermee wordt niet geëischt van ieder lid persoonlijk. Alleen van hen, die als vertegenwoordigers van de Rein Leven-beweging optreden, een officiëele functie bekleedend, en van hen die als sprekers voor de Beweging optreden. Als gewoon lid kan ieder die zulks verlangt toetreden, zonder onderscheid van godsdienstige, maatschappelijke of politieke overtuiging, mits bij hem of haar voorzit: een streven naar een rein leven. Waarbij wij dan onder rein leven te verstaan hebben: een leven waarin de zinnelijke neigingen onder heerschappij staan van Rede en Geweten, een leven waarin het natuurlijke beheerscht wordt door het geestelijke. Laten wij achtereenvolgens even onze aandacht vestigen op dat streven, op het karakter van neutraliteit en op de heerschappij van den Geest over de Natuur. In de Beweging wordt in 't bijzonder de nadruk gelegd op het streven naar reiner leven. Dit toch is het beslissende in het leven van een mensch: niet hoe ver hij op een bepaald oogenblik gevorderd is, maar welke richting hij uitgaat. Daarop komt het aan, of hij vooruit gaat dan wel achteruit. Of z'n leven omhoog gaat of omlaag. Waar dit geldt in 't algemeen, doet het dit evenzeer op dit bijzondere gebied: van het geslachtelijk leven. Kent gij ze niet de velen, die wel het reine begeeren, maar te zwak blijken om alleen staande te blijven? De velen, die van huis uit in de goede richting gaan, maar die onderweg in kwaad gezelschap zijn gekomen en nu worden omgepraat en meegetroond op het pad dat naar den afgrond leidt? De velen, die met de beste voornemens zelfstandig de wereld ingaan, doch die blijken, wanneer de verleiding hun toelacht en wanneer de verzoeking hen bespringt, nog allerminst tegen dergelijke ontmoetingen en aanvallen bestand te zijn? De velen, die dàn bezwijken, en staande hadden kunnen blijven, en overwinnaars hadden kunnen | |||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||
worden, wanneer zij maar in die moeilijke jaren steun en liefde en vertrouwen hadden kunnen vinden. Gij weet reeds waar ik heen wil. Voor dezulken moet openstaan de Rein Leven-beweging, voor dezulken is immers haar arbeid bepaaldelijk bedoeld. Voor dezulken moet de Beweging een toevlucht zijn, een sterke vriend. In haar moeten deze reinheid-begeerenden een tehuis vinden, waar zij geestelijk en zedelijk worden gesterkt, waar zij, in gezellige en veilige omgeving, worden voorgelicht en gewaarschuwd omtrent de dreigende gevaren, die vele zijn. Als huisgenooten moeten zij zich kunnen voelen in de Beweging voor reiner leven, zij het dan ook nog als de jongsten, als de niet-volwassenen, als degenen die de leiding der ouderen en meer ervarenen behoeven, máár als huisgenooten en niet als vreemden. Welnu, voor die breede schare van jongeren, tegenover wie wel in de eerste plaats de Rein Leven-beweging haar roeping te vervullen heeft, kan geen andere, geen scherpere voorwaarde tot toetreding als lid gesteld worden dan wat nú van hen geëischt wordt, namelijk: het ernstige streven naar reiner leven. Nu kunnen ze gaan gevoelen de band, die hen aan een gemeenschap van honderden gelijkwillende mannen en vrouwen verbindt. Dat te weten en dat te voelen is reeds versterking van eigen streven en van eigen moed. Hoevelen hebben niet gedurfd zich te verzetten tegen de misselijke gewoonte der vuilbekkerij en der ongepaste grappen tegenover vrouwen, omdat zij meenden alleen te staan in hun afkeer en afkeuring van die dingen - om dan later in dienzelfden stroom der gewoonte ten onder te gaan. Hoevelen hebben zich geschaamd om deugdzaam te zijn, ook al sprak hun hart hier duidelijk genoeg, omdat zij het alleen tegen de bespotting en plagerijen uit hun omgeving niet aandurfden - om dan later zelf geheel aan de goede lijn ontwend te geraken. En dat zijn er niet enkelen, neen dat zijn er duizenden en tienduizenden, die alleen in een land als het onze, er zoo voorstaan. Laat mij er hier bij mogen zeggen, dat het volgen van deze gedragslijn in de tien achter ons liggende jaren uitstekende resultaten heeft opgeleverd en tal van jongeren in de | |||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||
moeilijkste periode van hun leven een uitkomst en redding is geweest. Vanzelf zijn wij aan het tweede punt genaderd: de neutraliteit der Rein Leven-beweging. Want wie zijn die jongeren? De zonen en dochters uit één bepaalden kring van de maatschappij? Of van een zelfde godsdienstige belijdenis? Of soms alleen de kinderen van die ouders, die zich vrijdenkers noemen? - Wij weten wel beter. Het zijn de zonen en de dochters van het volk in zijn geheel. Het zijn de jongeren in 't algemeen. Geen enkele kerk heeft dit kunnen verhoeden bij haar eigen leden. Over de waarde van een geloofsbelijdenis laat ik mij niet uit. De inhoud van de Roomsch katholieke zedeleer mag ik laten rusten. Want wij hebben het nu niet over de leer, maar over het leven. Niet wat de leer predikt, maar wat het leven toont. En de praktijk van het dagelijksch leven toont onwederlegbaar, dat het in doorsnee overal hetzelfde is: sterken en zwakken, doch de zwakken het meest. Waar het gaat om die zwakken te steunen, de gevallenen op te richten, de uitgegledenen weer op de been te helpen, de naar-omlaag zinkenden te redden, de verdoolden een levenskompas te verschaffen - daar moet de Rein Leven-beweging zich immers wel richten tot iedereen, daar moet de Rein Leven-beweging toch openstaan voor iedereen. Dat is haar neutraliteit. Zooals iemand zich neutraal betoont - d.w.z. zich als Mensch betoont -, wanneer hij een kind uit het water haalt zonder te weten of vooraf te vragen tot welk kerkgenootschap dat kind behoort. En de andere zijde van haar neutraliteit is deze: dat personen van de meest uiteenloopende richting samenwerken, om daardoor te krachtiger het gemeenschappelijke kwaad te kunnen bestrijden en de verreining van individu en samenleving te bevorderen, hetgeen zij allen immers gelijkelijk zich als plicht zien voorgehouden. Het standpunt tegenover het Rein Leven-vraagstuk is aangegeven door de Beginselverklaring. Op dat gebied werken zij allen samen, zooals het ook elders bijv. bij de bestrijding van het alcoholisme of van de tuberculose of van den woeker gebeurt. Overigens blijft ieder vrij, bij zijn | |||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||
prediking en arbeid op dit gebied, deze van uit eigen geloofsovertuiging of levensbeschouwing te doen geschieden. En daarin laat men elkander in volle verdraagzaamheid vrij. Zoo is de Rein Leven-beweging neutraal. Op dezelfde manier als bij het blusschen van een brand, waar de een niet eerst onderzoekt of z'n buurman wel 'n geloofsgenoot van hem is. Op dezelfde manier ook, wanneer een buitenlandsche vijand dreigt en het land in gevaar is en alle weerbare mannen te zamen oprukken en strijden. En waar blijven zij nu, nu het land ook in gevaar is? Of acht gij een binnenlandschen vijand nog geen grooter gevaar? Tegen dien vijand heeft de Rein Leven-beweging zich ten strijde gegord. Hier zijn wij aan het derde punt genaderd. Als vijand doet zich namelijk gelden: de heerschappij van de ‘natuurlijke behoeften’, de heerschappij van den dierlijken lust. Deze vijand heeft alles ten onderste boven gebracht in het menschelijk leven. Alles dus van z'n plaats, alles in de war. Daarom disharmonie, levensmislukking, lichamelijk lijden, zielesmart, weedom allerwege. Daarom is het geslachtsleven in plaats van ten zegen voor de menschheid ten vloek geworden. Daarom ook zijn bij steeds meerderen de begrippen ‘kinderzegen’ en ‘in blijde verwachting’ in onbruik en in oneer geraakt. Daarom kan er zoo welig bloeien een handel in blanke slavinnen. Daarom is de moderne literatuur zoo verpest en zoo neerhalend. Daarom verdienen de uitgevers van pornografische artikelen schatten gelds. Daarom een woeden van geslachtsziekten op zoo onrustbarende wijze. Daarom zoo tal van ergerlijke misbruiken in een maatschappij, die nog prat gaat op haar beschaving. Doch genoeg. De gevolgen van het kwaad, de verwoestingen door den vijand aangebracht, zijn zichtbaar genoeg. Daar is men wel mee bekend. Daartegen tracht men zich ook wel te vrijwaren, zoo kwaad als het gaat. Daar wil men wat graag van af zijn, van verlost wezen. Doch men blijft in het duister tasten, zoolang als men den vijand zelf niet ontdekt heeft. Men blijft nieuwe miserie in 't leven roepen, zoolang | |||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||
als men den wortel van het kwaad niet aantast. Anders blijft het heulen met het kwaad. De Rein Leven-beweging dit inziende, stelt zich principiëel tegenover het kwaad. De Rein Leven-beweging eischt onvoorwaardelijk vernietiging van de heerschappij der ‘natuurlijke behoeften’. Onder de heerschappij van den Geest heeft de mensch zich te stellen. Derhalve vergeestelijking van mensch en menschheid is de hartader der Rein Leven-beweging. Het karakter harer propaganda te dezen opzichte kan u duidelijk worden uit woorden als deze van Dr. Fr. W. Foerster uit Zürich over ‘moderne natuurslavernij’Ga naar voetnoot(1): ‘Het schijnt mij buiten eenigen twijfel, dat de beheersching en regeling der natuurkracht, die bij de geslachtsdrift tot uiting komt, in beteekenis voor de beschaving alle andere natuurbeheersching verre te boven gaat. Helaas is ook onze tijd, in plaats van de groote gedachte der beheersching van de natuur ook op het sexueele gebied toe te passen, juist hier dikwijls in een uiterst treurig en slap naturalisme teruggezonken. Het schijnt alsof men op dit gebied van alle inspanning van den geest zou willen uitrusten en zich door de natuur laten beheerschen, in plaats van omgekeerd. In een groot deel van onze sexueele literatuur is bijv. de manier, waarop het woord geslachtsverkeer en geslachtsgenot gebruikt wordt, hoogst stuitend: alsof het enkel ging om zuiver werktuigelijke handelingen, die met een even zoo gebiedende regelmaat hun recht eischen als de verrichtingen der spijsvertering. Het is misschien de allergrootste vorm van heerschappij van het plebs, wanneer de openbare meening op dit gebied niet aangegeven wordt door de groote meesters van het willen en de groote leeraren der Liefde, die wisten, dat groote zaligheid nooit bereikt en behouden wordt zonder groote ontzeggingen, maar wanneer integendeel deze meening aangegeven wordt door de groote massa van de werktuigelijke zinnenmenschen, het liefdeplebs uit alle klassen, dat er geen flauw begrip van heeft, wat men de | |||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||
opstanding van het vleesch door den geest noemt, en dat tegenover het doodgewicht van de geslachtsdrift staat, zonder eenig geestelijk eergevoel. Hier is het inderdaad noodig weder met hooge en sterke eischen der onthouding in het leven door te dringen en de ware leer niet door de menschelijke zwakheid te laten vervalschen. Er is geen eeuw geweest, waarin zooveel over vrijheid gesproken wordt, als in de onze - maar óók was er nog geen eeuw, waarin de mensch juist den allerbelangrijksten vrijheidsstrijd, den strijd om vrijheid tegenover de wereld der driften, zoo ver uit het oog heeft verloren. Deze strijd kan echter, zooals gezegd is, alleen maar door de hoogste eischen beslist worden, hier geldt vóór alles de waarheid van het woord: “Gij kunt, want gij moet!” Juist de groote bevelen op dit gebied zijn ook voor talrijke ziekelijken een waar houvast en een ware suggestiekuur, terwijl daarentegen het zich laten gaan ook gezonden ziek maakt. De voortdurend toenemende verontschuldigingen wegens “ziekelijken aanleg” zijn het beste middel om aan gevaar blootgestelde naturen geheel aan hun ziekelijken aanleg over te leveren. Dit juist moet de opvoeder in het bijzonder in het oog houden. Door de groote massa der menschen zal het sexueele vraagstuk slechts onvolledig worden opgelost - maar wat wij noodig hebben is de heldhaftige opmarsch van waarachtige mannen die in hun persoonlijk leven getuigenis afleggen van het overwicht van den geest en die met een krachtig voorbeeld, beleidvol in het rijk der slavernij indringen - en wat wij niet minder noodig hebben dat zijn waarachtige vrouwen, die mannen verlangen en geen mannetjes, die den man in zijn slapte en in zijn aandrift niet alleen sterken, maar groote proeven van wilskracht eischen - evenals eens de vrouwen uit den tijd der minstreels ongehoorde daden verlangden van hen, die haar gunst zochten. Slechts langs dezen weg der zielesterking in het groot zullen de menschen rijp worden voor de Liefde - langs den modernen weg worden zij veeleer rijp voor de zenuwinrichting.’ | |||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||
IIILaat mij thans na dezen algemeenen blik nog een enkel bijzonder punt iets meer belichten. De nood dringt tot getuigen en handelen. De gevolgen van het onreine leven hebben zulk een onrustbarenden omvang aangenomen en zijn zoo vreeselijk en ver-reikend van aardGa naar voetnoot(1), dat men zich aan een misdadig verzuim zou schuldig maken tegenover z'n eigen kinderen, tegenover het gansche volk en het nageslacht, wanneer men het voetspoor van ons voorgeslacht bleef volgen. Want hier geldt voorzeker het woord van Ds. Heldring, in Nederland de vader der principiëele prostitutie-bestrijding: ‘De tijd is dáár, dat zwijgen zonde is’. Door dat noodlottige stilzwijgen is de onwetendheid geboren, bron van zooveel vreeselijke ellende. Wie de schrikwekkende gevolgen der geslachtsziekten het meest van nabij kennen, zijn zeker wel de geneesheeren. Welnu, zij zijn gedrongen geworden door den nood der feiten, om alarm te slaan en publiciteit te geven aan datgene wat ook in de andere kringen der maatschappij eerst verontrusting dient te brengen, alvorens het de bevolking in haar geheel tot de zoo noodzakelijke voorkoming van nieuwe besmetting en nieuw verderf kan pressen. Moge het gewicht dezer dingen dan voor ieder reeds uit deze enkele belangrijke verschijnselen overtuigend duidelijk worden. Het was reeds in 1899 dat op de te Brussel gehouden ‘Conférence Internationale de Prophylaxie Sanitaire et Morale’ het voorstel van den Berlijnschen hoogleeraar Lassar met algemeene stemmen werd aangenomen, luidende: ‘Aan de regeeringen wordt verzocht alle daarvoor gunstige gelegenheden aan te grijpen om de aandacht van het publiek, en vooral van de jonge menschen, te vestigen op de gevaren die de prostitutie oplevert voor de gezond- | |||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||
heid van beide seksen, en op de noodlottige gevolgen der venerische ziekten.’ In 1902 kwam te Brussel het 2e Internationaal Kongres tot bestrijding der geslachtsziekten bijeen en werd met algemeene stemmen de volgende verklaring aangenomen: ‘Het meest gewichtige en meest afdoende middel, om de verspreiding van de ziekten uit ontucht geboren te bestrijden, is gelegen in de verbreiding op de ruimst mogelijke schaal van de noodige kennis aangaande de gevaren en de beteekenis dier ziekten. - Men moet vooral de jonge mannen leeren, dat niet alleen kuischheid en ingetogenheid niet schadelijk zijn, maar ook dat deze deugden uit een geneeskundig oogpunt tot de meest aanbevelenswaardige behooren.’ Uit denzelfden drang zijn voortgekomen de voor een paar jaar gepubliceerde ‘Belehrungen und Mahnungen’ An unsere Frauen, uitgegeven door de K.K. Gesellschaft der Aerzte in Wien, die daarin heeft willen wijzen op de gevolgen der geslachtsziekten met betrekking tot het huwelijk, de vrouwen en de kinderen. En wat nu Nederland betreft, het nieuwste verschijnsel is zeker wel het vóór enkele maanden uitgekomen Rapport in zake bestrijding van geslachtsziekten, uitgebracht door een Commissie uit de ‘Nederlandsche maatschappij tot bevordering der geneeskunst’, waarvan de 22e conclusie er op aandringt, dat genoemde Maatschappij het initiatief neemt tot de oprichting van een permanent lichaam, dat zich de bestrijding der geslachtsziekten ten doel stelt, terwijl de Commissie een der voornaamste middelen tot bestrijding acht: een doelmatige voorlichting aangaande het ontstaan, den aard en het gevaar dezer ziekten en aangaande de noodzakelijkheid ze grondig te doen behandelen. Deze nood der feiten heeft de Rein Leven-beweging als 't ware in den schoot geworpen haar program van werkzaamheid, bestaande uit: getuigen en redden, naast voorkomen, door zedelijke opvoeding en verstandelijke kennis. Dat geslachtelijke voorlichting niet langer aan de kinderen onthouden mag worden (door de ouders in de eerste plaats), dit wordt tegenwoordig reeds bepleit door | |||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||
opvoedkundigen van de meest uiteenloopende richting. In Zuid-Nederland heeft dit voorjaar op de Vlaamsche studiedagen te Leuven Priester Drijvers nog betoogd, hoe hij haar voor de jeugd noodzakelijk acht. Welnu, deze voorlichting, als onderdeel van de geslachtelijke opvoeding, wordt ten sterkste voorgestaan door de Rein Leven-beweging en voor zoover het op haar weg ligt, ook harentwege verschaft. Dit laatste betreft dan voornamelijk jongelui van aankomenden leeftijd. De nood der feiten heeft de Rein Leven-beweging niet alleen gedrongen actief op te treden tegen de geslachtelijke zonden vóór het huwelijk, maar helaas ook tegen die welke in het huwelijk worden gepleegd, bijzonderlijk tegen de Nieuw-Malthusiaansche praktijken. Hoe noodzakelijk zulk een optreden ook in Zuid-Nederland wordt geacht, kan wel niet beter blijken dan uit de oprichting van de ‘Nationale Bond tegen opzettelijke onvruchtbaarheid’, waarbij thans reeds meer dan 500 geneesheeren zijn aangesloten. Waar in openbare bijeenkomsten en het orgaan meermalen een bestrijding van het Nieuw-Malthusianisme aan de beurt komt, daar heeft de Centrale Commissie in den vorigen zomer officiëel het volgende protest de wereld ingezonden en aan tal van dag- en weekbladen om publikatie verzocht:
‘Binnen enkele dagen zal in Den Haag worden gehouden het Congres van de voorstanders van het Nieuw-Malthusianisme. Ofschoon overtuigd zijnde, dat onder de daar optredende sprekers mannen zullen zijn van groote geleerdheid, en dat zij werkelijk meenen met hunne uitspraken de lijdende menschheid te helpen, meent de Centrale Commissie der Rein Leven-beweging een ernstig en waardig woord van protest niet achter te mogen houden. De argelooze lezer, overbluft misschien door de apodictische uitspraken van vele Neo-Malthusiaansche schrijvers, meent, en zal wellicht door de verslagen over dit congres in die meening worden versterkt, dat inderdaad de Neo-Malthusiaansche leer, onwederlegbaar en onbestrijdbaar de eenige vluchthaven is voor onze, aan te groot | |||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||
kindertal lijdende maatschappij. Hier moge dan nog eens herinnerd worden: | |||||||||||||||||||
I Medische zijde
| |||||||||||||||||||
II Economische zijde
| |||||||||||||||||||
III Ethische zijde
Ziet dus de Anti-N.-Malthusiaan niet de ellende in gezinnen, waar kinderen met een vloek worden ontvangen in het leven? Hij ziet de ellende zeker. Maar hij wil niet | |||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||
dat die ellende vermindert door middelen, waardoor de man wordt: de slaaf der ongebreidelde hartstochten, de vrouw: de slavin zijner lusten. Hij wil moral restraint, niet alleen vóór het huwelijk, maar ook in het huwelijk. Door zelfbeheersching en zelfbeperking, moeilijk maar niet onmogelijk, wordt gekweekt een ras, dat de teugels der hartstochten omklemt, - door facultatieve steriliteit: een ras van slappen en zwakken. Dat de geleerde en eminente voorgangers van het N.-M., gevangen in den waan, dat zij alleen redding brengen aan de lijdende maatschappij, dat niet inzien, is te bejammeren. Als voortgezette propaganda steeds meerderen tot hunne denkbeelden brengt, zullen zij eindelijk, met schrik, de waarheid van Goethe's woord inzien: “Die ich rief, die Geister, werd ich nun nicht los.”
Ter verheffing van het levenspeil der massa is noodig een krachtig arbeiden aan de vermeerdering van het lichamelijk en geestelijk weerstandsvermogen van arm en rijk, geen aanbeveling van middelen: “alles behalve onschuldig, waarvan het onschadelijke niet is bewezen, het nuttige nog veel minder, en waarvan het gevaarlijke op zijn zachtst uitgedrukt, niet onwaarschijnlijk is.” (Prof. Kouwer.)’
Het papieren gevaar (en hoe dit het meest doeltreffend kan worden afgewend en voor het vervolg zoo mogelijk voorkomen)Ga naar voetnoot(1) maakt ook een afzonderlijke afdeeling uit onder den arbeid der Rein Leven-beweging. Hier in dit kader valt daaronder te rekenen: A. de pornographie (vuilof schanddruksels), B. de onzuivere literatuur (zwarte literaire kunst) en C. averechtsche moraalprediking. Wat onder A te verstaan valt mag ik bekend genoeg vooronderstellen. Onder B breng ik samen alle voortbrengselen van de gewone gangbare literatuur, welke op den lezer of lezeres als mensch een neerhalende, een bevlekkende, een op redelijke gronden aanwijsbare zinnen-prikkelende invloed oefenen. Is zoo iets prullig geschreven, och dan | |||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||
maakt men niet zooveel bezwaar tegen mijn afwijzend oordeel ten opzichte van een bepaald boek. Maar, o wee, als het uit de pen is gevloeid van een beroemd en gevierd schrijver, als het door de critici om strijd wordt geprezen als een prachtig stuk woordkunst! Een boek geeft nu eenmaal méér dan de kunst van het woord, de kunst van de algemeene zegging, van weergave en uitdrukking. Een boek draagt en geeft ideeën, wekt stemmingen, laat indrukken achter. Hier dient de waarde der levenskunst getoetst te worden. Hieruit moet ook en wel voornamelijk blijken, in hoeverre de kunst haar roeping getrouw blijft: om aan het menschelijk leven veredeling te schenken en het schooner te maken. Kunst en kunst is twee. Durf ook hiervan te zeggen, dat er zuivere en onzuivere, dat er hooge en lage, dat er begeerenswaarde en verwerpelijke kunst bestaat. Er moet eens goed en duidelijk gezegd durven worden, dat men elkander te slaafs is gaan leeren napraten, dat iets waarbij van ‘kunst’ sprake is, wat op ‘kunstwaarde’ bogen mag, daarom reeds geëerbiedigd dient te worden. Op deze wijze de kunstwaarde van literatuur beschouwend, kan ik niet anders dan constateeren, dat er een zeer groote en ingrijpende invloed ten kwade uitgaat van wat in roman- en andere vormen als literaire kunstvoortbrengselen onder de oogen van het publiek, lees: vooral van het jongere publiek, gebracht wordt. De jonge mannen en vrouwen van onzen tijd zijn zoo weinig beveiligd tegen den verderfelijken invloed, niet het minst op het gebied van het liefdes-, huwelijks- en geslachtsleven, die uit de ‘knap-geschreven boeken en de kunstproducten onzer bekende en geroemde auteurs’, als een giftige alles-doordringende atmosfeer uitdampt, dat het hoog tijd wordt een alarm-signaal in werking te stellen, dat tegelijkertijd ouders, opvoeders èn jeugd opschrikt, tot nadenken dwingt, waarschuwt en tot anders-doen drijft. De titel-keuze van lectuur blijft ten slotte een zaak die ieder persoonlijk heeft uit te maken. En ook daarbij zullen moraal-paedagogen van de gezonde Mensch-richting met raad en daad kunnen helpen. De Rein Leven-beweging ziet zich ook hier tot een taak geroepen. | |||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||
Onder C (= averechtsche moraalprediking) versta ik de pennevruchten van die personen, welke optreden als bestrijders van de onreinheid, ja, zelfs als brengers van een ‘schooner’ levensopvatting, doch in wier boeken en theorieën ik in zooverre den angel van het papieren gevaar zie schuilen, dat hun kuischheidsopvatting en de plaats die in het menschenleven natuur en geest hebben in te nemen in lijnrechte tegenstelling is met het standpunt door de Rein Leven-beweging ingenomen. Schijn bedriegt en zoodoende wordt menigeen de dupe van lectuur, die, zich uitgevende ter voorlichting van een reiner leven en ontegenzeggelijk als zoodanig ook veel goeds en schoons en nuttigs ons te vertellen hebbend, toch de lezers in haar vaak verleidelijke strikken van onbeteugelde zinnelijkheid ten verderve wordt. In die boeken spreekt n.l. niet mee het koninklijke moment van de Geestelijkheid des Menschen, van de triomfeerende zelfbeheersching. Zij missen den grondtoon der zuivere, wezenlijke reinheid, zooals ik reinheid heb leeren verstaan en zooals ik mij geroepen gevoel haar te verkondigen. Daar hebt ge bijv. de Duitsche Vereeniging tot bestrijding der geslachtsziekten. Een nobel streven met puike bedoeling. Flink en vurig pakken zij hun bestrijding aan. Maar, helaas, ik moet u waarschuwen, voor hen op uw hoede te zijn, om bovenvermelde reden. Zij hebben n.l. een brochure uitgegeven (ook in het Nederlandsch vertaald) ‘Hoe beveiligen wij ons voor de geslachtsziekten en haar nadeelige gevolgen?’ door Dr. med. Felix Block, die naast heel veel goeds ook een uitvoerige uiteenzetting bevat van prophylactische druppelapparaten en dergelijke beveiligingsmiddelen, om voor jongelui, die zich niet houden aan geslachtelijke onthouding, hun bordeelbezoek met zoo min mogelijke kans op besmetting te doen zijn. Wel opmerkelijk mag het heeten, dat deze schrijver zoowel als anderen die met een dergelijk den-Mensch-beleedigend middel komen aandragen, zich haasten er bij te voegen, dat deze middelen geen van alle volstrekt betrouwbaar zijn. Aan goede bedoelingen alleen hebben wij niet genoeg. Wij hebben hier noodig als maatstaf de besliste voorwaarde van rein leven, den onverwrikbaren eisch van zelfbeheer- | |||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||
sching zonder eenig voorbehoud. De goede bedoelingen kunnen wij respecteeren; voor het overige hebben wij elke toegefelijkheid tegenover de zonde en de zinnelijkheid ten strengste te laken en ieder te waarschuwen voor haar op z'n hoede te zijn. Ditzelfde geldt van andere geschriften, aangezien de toepassing van dergelijke druppelapparaten steeds meer aanhangers vindt en de aanbeveling ervan bezig is in zekere medische kringen evenzeer in trek te komen als elders de N.-M.-middelen het zijn. Van menig volksopvoedkundige heeft mijns inziens de menschheid voor haar wezenlijken vooruitgang al even weinig te verwachten. Ik denk thans hierbij in 't bijzonder aan de bekende schrijfster Ellen Key. Te anderer plaatseGa naar voetnoot(1) lichtte ik dit uitvoerig toe. Hier wil ik volstaan met de vermelding van twee zinnenGa naar voetnoot(2). In den eersten over 's menschen reinheid sprekend: ‘Zijn reinheid wordt te duur betaald, als ze hem zelf en in hem de menschheid onherstelbare verliezen aan levenslust, levensmoed en levenskracht toevoegt’ (blz. 29). En op een bladzij te voren: ‘Wij hebben niet veel gewonnen, als wij jongelieden krijgen, die tot de geslachtelijke onthouding komen ten koste van andere, voor het menschdom even noodzakelijke eigenschappen.’ Hoe nu, verliest dan een mensch ooit door reinheid: levenslust, en levensmoed en levenskracht? Wat een onzin. Ellen Key hangt nog aan de praatjes van den grooten hoop, komt nog aandragen met de reeds uiteengerafelde beweringen omtrent de zoogenaamde ‘natuurlijke behoeften’. Ook ten opzichte van deze lectuur ziet de Rein Levenbeweging zich tot waarschuwing en voorlichting geroepen. | |||||||||||||||||||
IVTot slot een kort overzicht van verschillende punten van werkzaamheid en van gebezigde propagandamiddelen. | |||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||
Op de volgende manieren geschiedt het aanbrengen van kennis omtrent het geslachtsleven:
| |||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||
Als overige punten van werkzaamheid vallen o.a. nog te noemen:
| |||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||
Hier moet ik eindigen. Wie nog meer wil weten van of zich in verbinding wil stellen met de Rein Leven-beweging, wende zich rechtstreeks tot het Algemeen Secretariaat (p.a. den heer D. Roskes) te 's Gravenhage, Anth. Heinsiusstraat, 10. Slotsom: de Rein Leven-beweging heeft een vaste plaats in Noord-Nederland verworven. Uit allerlei blijkt het dat er rekening met haar wordt gehouden. Zij telt mee. En haar invloedssfeer strekt zich over steeds breeder kringen uit. Bedriegen de voorteekenen niet, dan begint bij meerderen in Zuid-Nederland de drang zich te openbaren, om op den hechten grondslag van dit eerste 10-tal jaren, ook | |||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||
in eigen gewesten een dergelijke Rein Leven-organisatie mobiel te maken. De Rein Leven-idee is het waard, de menschheid heeft er behoefte aan, en de Beweging heeft getoond recht te hebben op krachtige, bezielde medewerking.
Lod. van Mierop.
Soest (Nederland), Augustus 1911. |
|