Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bodemversnippering en ruilverkaveling
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kleine eigenaars niet gemakkelijk tot maatschappijen voor ruilverkaveling zullen over te halen zijn. Onbetwistbaar is zulke onderneming ook niet zonder bezwaren: er kan niet om gedacht worden groote oppervlakten te verkavelen, de grensscheidingen worden heel dikwijls niet naar behooren geregeld, sommige kronkelwegen blijven bestaan en het plan loopt gevaar, bij gebrek aan bevoegde leiding, maar van zeer beperkt nut te zijn: in zooverre dat BuchenbergerGa naar voetnoot(1) zulke ondernemingen bepaald afkeurt. Wanneer een wettelijke Zusammenlegung kan plaats grijpen zal Buchenberger wel gelijk hebben, doch als het er om gaat of vrije ruilverkaveling te bekomen of geene, dan schijnt ons het eerste verre te verkiezen. Nochtans mag nooit worden uit het oog verloren dat zulkdanige ondernemingen veel technische kennis en veel klaar doorzicht vergen van wege hen die ze leiden. Nergens hebben de enkele ruil van grondstukken en de vrije ruilverkaveling tot een voldoenden uitslag geleid. En overal begint men meer en meer de noodzakelijkheid van een wettelijke tusschenkomst in te zien. Niets schijnt ons meer de tusschenkomst van den wetgever te wettigen: er is immers spraak van een maatregel van belang voor het algemeen welzijn en die blijkbaar door het privaat initiatief, aan zich zelf overgelaten, niet kan bereikt worden. De wettelijke ruilverkaveling is, zooals het Nederlandsch voorontwerp het zeer klaar uitdrukt het ter bevordering van den landbouw naar een bepaald plan samenvoegen en vervolgens opnieuw indeelen van gronden, al dan niet gepaard gaande met het aanleggen of verleggen van wegen of waterloopen. Naarmate de ruilverkaveling min of meer diep in de bestaande toestanden ingrijpt kunnen we drie vormen onderscheiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer we verder over ruilverkaveling handelen, dan hebben we vooral den tweeden vorm in het oog: samenvoeging en nieuwe indeeling, met zoo mogelijk inkrimping van het aantal en vorming van doelmatige perceelen, en het aanleggen van nieuwe wegen.
In Pruisen is de Zusammenlegung zeer oud: reeds door de wet van 1821 op de Gemeinheitsteilungen wordt ze voorzien, doch niet als afzonderlijke rechtsinstelling. Er waren toen in Pruisen veel gronden in gemeenbezit, op de gronden in privaateigendom drukten allerlei servituten, gebruiksrechten, die den vooruitgang van den landbouw hinderden; wegen ontbraken en de Flurzwang was regel. De nieuwe wetgeving wilde zooveel mogelijk het gemeenschappelijk gebruik van weiden en akkers, alsook de dienstbaarheden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opheffen, en de rechten op gemeengebruik vervangen door een evenredig deel grond in eigendom. Bovendien wordt bepaald dat aan elken deelnemer de toegang tot zijn eigendom moet worden mogelijk gemaakt: vandaar het aan- en verleggen van wegen, het beter vormen van perceelen, enz. De wet bepaalde uitdrukkelijk dat voor landen of weiden die ingesloten liggen maar waarop geen gemeengebruik drukt, de Auseinandersetzung niet toegelaten is. Al was ook de ruilverkaveling in deze wetgeving maar bijkomend, toch bewijst dit wel dat de maatregel in Pruisen eerst in 1872 ingevoerd, waarbij alle gronden in de Zusammenlegung kunnen begrepen worden, daar niet kunstmatig werd opgedrongen: de nieuwe wetgeving was door die van 1821 voorbereid: ja, in gang gebracht. Dit was niet het geval voor de meeste Zuid-Duitsche en andere Staten, waar de ruilverkaveling in de jaren 80 werd ingevoerdGa naar voetnoot(1). Nog veel min zou zulks bij ons het geval zijn.
Het nut van een actief doorgedreven ruilverkaveling springt in 't oog: alle de hooger opgesomde nadeelen van de versnippering verdwijnen: aanwinst van grond door het aanleggen van een rationeel wegennet en het vormen van doelmatige perceelen; vermindering van bedrijfskosten: het gebruik van machines wordt vergemakkelijkt en meer winstgevend gemaakt; het bewaken van de hoeve kan beter geschieden; de eigendomsverhoudingen worden met zekerheid bepaald en zullen geen aanleiding meer geven tot twisten; de strijd tegen plantenziekten, insecten en knaagdieren kan met beter gevolg worden aangevat. Doch het grootste voordeel van den nieuwen toestand is de vrijheid met welke nu elke eigenaar zijn land bebouwt zooals hij 't verlangt. In Rijnland werd bij een ruilverkaveling opgemerkt dat 6 hectaren grond of 1/15 van het land in de bewerking begrepen, en die tot dan toe onbebouwd waren gebleven bij gemis aan toegang, onmiddellijk daarna in cultuur genomen werden! De driebouw, waar deze nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestaat, wordt bijna altijd daargelaten. In Duitschland geeft de ruilverkaveling om zoo te zeggen immer aanleiding tot grondverbeteringen, zooals bevloeiïng, drainage, beekregelingen, enz. Die werken worden samen met de ruilverkaveling doorgezet. Hierdoor ontstaan dan ook zulke ontzaggelijke productieverhoogingen, dat we 't ons bijna niet kunnen voorstellen: zoo worden vele gevallen vermeld van verdriedubbeling en vervierdubbeling der bruto-opbrengst van akkers en weiden. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat overal de pacht- en verkoopprijs der gronden door het verkavelen stijgt, en dat sommige streken van Duitschland den bloei van hun landbouw aan ruilverkaveling te danken hebben!Ga naar voetnoot(1) Werd de ruilverkaveling veel aangewend? Is de maatregel practisch doorvoerbaar? In vele streken zijn de uitslagen bewonderenswaardig. Nochtans niet overal: en het mislukken lag meer dan eens aan de gebreken der wetgeving zelve. Hier moet gewezen worden op een legende die in België nog al in omloop is, als zou het Groot-Hertogdom Luxemburg, dank aan de meewerking van de landbouwvereenigingen, schitterende resultaten bekomen hebben. Naar de inlichtingen ons door het Staatsministerie zelf verstrekt wierden daar maar enkele ontwerpen ten uitvoer gebracht, nu vijftien jaren geleden, en bepalen op heden de syndicale vereenigingen hun werking tot het aanleggen van veldwegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pruisen is voor de Zusammenlegung het land van belofte. Daar werden sinds 1821 van de 35 millioen hect. cultuurland in Pruisen gelegen, 20 milloen hect. toebehoorende aan meer dan 2 milloen eigenaren, tengevolge van Auseinandersetzung en ruilverkaveling opnieuw ingedeeldGa naar voetnoot(1). Op 24 jaren tijd, van 1874 tot 1898, werden 830.700 hect. in ruilverkavelingen begrepen: het aantal perceelen verminderde met 74,2%. In Rijnland ligt de grond nog meer versnipperd dan bij ons en de perceelen zijn er merkelijk kleiner zelfs dan in Vlaanderen. Daar ook zijn de uitslagen van de ruilverkaveling schitterend: van 1874 tot 1898 wierden 46,000 hectaren samengevoegd en opnieuw verdeeld; ze hoorden toe aan 40,000 eigenaars: 70% van de belanghebbenden bezaten zelfs geen heele hectare. Einde 1906 waren van de oppervlakte van Rijnland (de bosschen uitgenomen) 9,5% verkaveld geworden (190,000 hect. op 1,800,000). - Dit bewijst wel dat de ruilverkaveling in de landen van zeer klein bezit, waar ze toch wel meest nood doet, hoegenaamd niet onmogelijk is. De Duitsche boeren zijn algemeen over de ruilverkaveling tevreden: en waar in het begin de beambten op steenen werden onthaald is ieder het nu eens om de weldaden van de Zusammenlegung te loven. Voorstanders en tegenstanders zijn, na uitvoering, even voldaan over de genomen maatregelsGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doorzetten van een ruilverkaveling.Het is hier niet de plaats om in vele technische bijzonderheden over de bestaande wetgevingen te treden. Ons doel is de gedachte van de ruilverkaveling te verspreiden, en daartoe hoeft alleen een overzicht van de hoofdlijnen. Nu, die hoofdlijnen zijn, mits kleine wijzigingen, overal dezelfde: de Pruisische wetgeving schijnt ons best aangewezen om een klaar beeld van de zaak te gevenGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe ontstaat de ruilverkaveling? Volstrekt nergens werd ze als algemeen dwingend rechtsinstituut ingeplant. Iedere eigenaar of mede-eigenaar van gronden, of het gemeentebestuur, kunnen aanvragen dat er tot ruilverkaveling zou worden overgegaan: dit verzoek (Provokation) wordt gericht tot een administratief corps de Generalcommission, bestaande uit vijf leden, meest rechters met den landbouw wel bekend; de Generalcommission doet ook dienst als administratieve rechtbank; ze werd ingericht om de wet op de Auseinandersetzung uit te voeren. Oordeelt de Generalcommission dat de onderneming niet blijkbaar nutteloos is, zoo zendt ze een commissaris (Spezialcommissar) ter plaatse om de toestanden te onderzoeken, en de eigenaars te hooren. Wordt geoordeeld dat de maatregel voor den landbouw wenschelijk is, zoo roept de commissaris een algemeene vergadering samen van de eigenaars wier bezit in de vermoedelijke grenzen van het te verkavelen gebied - meestal een gemeente - gelegen is. Deze vergadering zal beslissen of er ja dan niet tot ruilverkaveling zal worden overgegaan; in Pruisen wordt de toestemming geëischt van de eigenaars van meer dan de helft van de kadastrale oppervlakte, wanneer die oppervlakte tegelijk een belastbare opbrengst heeft van meer dan de helft van de kadastrale opbrengst van geheel het grondgebied. Om te beletten dat eenige groote eigenaars tegen den wil van een massa kleinbezitters in zouden beslissen, wordt in andere wetgevingen ook de meerderheid geëischt van het getal eigenaars. Wie niet op de vergadering aanwezig is wordt geacht zijn toestemming te hebben verleend. Nu wordt door den commissaris een landmeter aangesteld om de eigendomsverhoudingen opnieuw te meten en op een kaart te brengen. Dan volgt de schatting van de waarde der eigendommen, de Bonitierung door twee landbouwers die ofwel door de belanghebbenden gekozen ofwel door den commissaris worden aangesteld. De grondstukken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden in verscheidene klassen ingedeeld naar hun aard, hun opbrengst en hun waarde: van deze schatting hangt veel af voor den goeden uitslag van de onderneming. De verscheidene waarden eens vastgesteld zal het niet lastig vallen te berekenen voor hoeveel elk aan de samengevoegde velden mede-eigenaar is. De kaarten, registers der schatting, enz. worden ter inzage gelegd, en een tweede vergadering wordt opgeroepen waar aan de belanghebbenden alle noodige uitleg verstrekt wordt. Wie met de schatting geen vrede heeft kan in beroep gaan bij een scheidsgerecht en in hoogsten graad bij de Generalcommission. Dan volgt het tweede stadium: het ontwerp van ruilverkaveling wordt opgemaakt. De commissaris onderzoekt welke wegen en werken in het saamgevoegd complex dienen aangelegd: hij hoort de voorstellen van de belanghebbende eigenaars. De nieuwe indeeling van akkers en weiden wordt ontworpen: dit ontwerp vormt eigenlijk het middelpunt van heel de onderneming. Sommige gronden worden overal gansch buiten de ruilverkaveling gelaten: zulke zijn o.a. gebouwen, afgesloten tuinen en boomgaarden, parken, bosschen, bloemisterijen, gronden die tot een ander doel dan tot den landbouw gebruikt worden. Regel is dat elke deelnemer voor den ingebrachten grond ook grond terugontvangt: enkel bij uitzondering mag een vergoeding in geld worden toegekend, en die zal in geen geval 3% van de waarde van den eigendom overtreffen (andere wetgevingen voorzien een maximum van 5%). Er moet worden zorg gedragen dat elk in een eigendom worde gesteld die met zijn vroeger bezit in waarde overeenkomt: het kan wel gebeuren dat iemand b.v. een weide voor een akker of omgekeerd ontvangen zal, nochtans moet hij niet aannemen in een bedrijf te worden geplaatst dat merkelijk met zijn vroegere exploitatie verschilt: b.v. een zuivere akkercultuur wanneer hij vroeger hoofdzakelijk veehouder was of omgekeerd; hij moet zelfs niet dulden dat wat vroeger hoofdzaak was nu bijzaak worde enz. Niet elk grondstuk moet dezelfde waarde hebben, doch het bedrijf in zijn geheel moet aan het vroegere gelijk zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ieders gronden zullen zooveel mogelijk bij malkaar gelegen zijn, en elk stuk zal ten minste een afvoerweg bezitten. Meestal worden aan ieder grondstukken van verscheidene waarde en van verschillenden aard toebedeeld. Het plan door den commissaris opgemaakt, wordt door de Generalcommission onderzocht. Draagt het dezer goedkeuring weg, zoo wordt het ter inzage van de eigenaars gesteld. De landmeter zet het ter plaatse, op het terrein zelf, uit en bezorgt allen noodigen uitleg. De eigenaars worden tot een nieuwe vergadering gedaagd. Weeral kunnen geschillen oprijzen, en weeral zal de Generalcommission, en in hoogsten graad het Oberlandesculturgericht te Berlijn daarover uitspraak doenGa naar voetnoot(1). Eindelijk, een woord over de uitvoering van het plan. Is het plan vaardig en zijn de betwistingen geslecht, dan stelt de commissaris een Rezess op, d.i. de oorkonde die het voorwerp en al de elementen der Zusammenlegung definitief vaststelt. Dit ontwerp moet door de Generalcommission worden goedgekeurd, en dan eerst zal de commissaris het aan de belanghebbenden laten teekenen: het is als een verdrag waardoor heel de onderneming wordt goedgekeurd. Het heeft de waarde van een rechterlijke akte, en zal in de toekomst, b.v. voor wat de eigendomsverhoudingen aangaat, aan geen twijfel kunnen onderworpen worden: het Rezess spreekt waarheid. Op een dag door de commissie aangeduid gaat het land aan de nieuwe eigenaars over. De wegen en waterloopen worden aangelegd, een nieuwe afpaling van de eigendommen grijpt plaats en in voorkomend geval worden de kunstwerken tot bevloeiing of droogleggen, uitgevoerd. De eigendom van de nieuw toebedeelde gronden gaat over, vrij van alle daarop wegende lasten en rechten. De rechten die op het ingebrachte perceel rustten ten laste van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den vroegeren eigenaar gaan over tot de gronden die hij in ruil krijgt. De aan iemand toebedeelde gronden treden in rechte in elk opzicht in de plaats van den eigendom door hem ingebracht. Wat gaat er met de pachters gebeuren? In de meeste wetgevingen wordt aan den huurder de keus gelaten of de huur al dan niet op de nieuwe gronden van den verhuurder zal overgaan. Deze bevoegdheid wordt aan den huurder toegekend omdat de ruilverkaveling tijdelijk stoornis in het bedrijf veroorzaakt, en, daar het recht van den pachter maar van korten duur is, zal hij misschien de voordeelen van den maatregel niet meer kunnen genieten. Zoo is dan de ruilverkaveling tot goed einde gebracht, de nieuwe eigenaars treden in bezit van hun goed, de schuldeischers vinden hun recht ten volle gehandhaafd. Een nieuw tijdperk treedt voor den landbouw in, een tijdperk van rationeele bezitsindeeling en vrije cultuur! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezwaren tegen Ruilverkaveling.De voordeelen van ruilverkaveling zijn tastbaar: nochtans brengt een zoo diepingrijpende maatregel bezwaren mede, en sommigen hebben de vraag of de voordeelen wel tegen de bezwaren opwegen, ontkennend beantwoord. Wat wordt er dan tegen ruilverkaveling zooal opgeworpen?
Sommigen hebben gezegd: Ruilverkaveling gaat niet zonder een aanslag op den eigendom: en die aanslag kan of mag niet worden geduld! Zelfs onze grondwet verzet zich tegen ruilverkaveling! De opwerping als zou de ruilverkaveling voor de minderheid die tegenstemde, een aanslag op den eigendom daarstellen is ernstig: ze werd dan ook meer dan eens in 't midden gebracht. Nochtans kon hier ook alweer overdrijving niet uitblijven: sommigen slaan een zeer hoogen toon aan en schreeuwen dat het heilig recht van den eigendom wordt met voeten getreden, niet in 't openbaar belang, maar ten voordeele van eenige individueele eigenaars!Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke is de ware toedracht der zaak? Eerst en vooral dient opgemerkt dat het niet vaak komt tot onteigening. De tegenstand is alleen hevig zoolang de landbouwers niet goed weten waarom het gaat, en het wijs beleid en doorzicht van de uitvoerders slaagt er zeer dikwijls in den weerstand te overwinnen. Dat er zou onteigening zijn in 't belang van eenigen, en niet in het openbaar belang, is volkomen onjuist: het gaat, in het aanwenden van de ruilverkaveling om de belangen van den landbouw, en zelfs in elk geval wordt vóor de uitvoering onderzocht of die belangen door den maatregel kunnen gevorderd worden. Krachtens art. 12 van onze wet van 2 Mei 1837 mogen in het belang van een mijnontginning, de gronden onteigend worden noodig om vervoerwegen aan te leggen! Het Hollandsch Landbouwcomité zegt zeer juist: ‘de onteigening zou niet rechtstreeks het algemeen belang betreffen, maar middellijk, als het ware over het particulier belang der eigenaars en gebruikers van den te verkavelen grond heen, dat in elk bijzonder geval zou worden gediend.’ Maar, ten slotte, is er wel onteigening?Ga naar voetnoot(1) Dan moet art. 11 van onze Grondwet hier zijn toepassing vinden: Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan wanneer het openbaar nut zulks vordert, en mits een rechtmatige en voorafgaande schadevergoeding. Bij het eerste zicht zouden we gaan denken: ja, nu is het pleit beslist: een ontzetting van den eigendom is er toch, zonder twijfel! En dan kan er van ruilverkaveling geen spraak meer wezen: immers uit haren aard zelf maakt ruilverkaveling elke voorafgaande schadevergoeding onmogelijk. Komt dan waarlijk de ruilverkaveling met onze grondwet in tegenspraak? In rechte niet, zoo dunkt ons. De Grondwet heeft waarborgen ingesteld om te beletten dat door de openbare macht iemand onteigend worde zonder genoegzame reden of zonder voldoende vergoeding. Iemand wordt door de openbare besturen van zijn bezit ontzet ten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
algemeenen nutte: hier komen twee rechten in conflikt: het recht van de gemeenschap en het recht van den enkeling: het hooger recht van de gemeenschap moet zegevieren, de enkeling valt ten offer aan de gemeenschap, hem wordt misschien zijn onderkomen, zijn handel, zijn haard ontrukt. Dus, hem gebeurt onrecht, hem wordt schade toegebracht. En die schade dient de gemeenschap hem te vergoeden, en wel voorafgaandelijk! Gansch anders bij ruilverkaveling! Hier is van een schadeloosstelling in letterlijken zin geen spraak; er wordt geen schade ondergaan. Geen enkel oogenblik wordt de bezitter van zijn eigendom ontriefd, op het oogenblik zelf dat hij zijn vroegeren eigendom verlaat, wordt hij bezitter van den hem nieuw toebedeelden grond. De weerspannige eigenaar zelf zal de eerste zijn om uit den opgelegden maatregel voordeel te trekken. Onze wetgevers van 1831 hebben zich in de hypothese van een ruilverkaveling niet geplaatst, en het in de Grondwet geschreven beginsel kan dus enkel worden toegepast in gevallen die met den wil van den wetgever volstrekt overeenstemmen: blijkbaar is zulks hier allerminst het geval. De gezonde rede zegt ons dat we in de wetgeving - formule van den wil van wie ze ontwierp - geen toepassing plaatsen mogen die hij noch voorzien noch gewild heeft! Beter nog! We zijn niet alleen, al zouden we 't ook meenen, om dit beginsel in onze grondwet te bezitten. Ook de Duitsche Staten hebben de onaantastbaarheid van den eigendom in hun grondkeure geschreven. De Pruisische Constitutie van 1850 luidt: ‘De eigendom is onaantastbaar. Hij kan alleen ontnomen of beperkt worden ten behoeve van het openbaar welzijn en mits voorafgaande, in dringende gevallen minstens voorloopig vastgestelde schadeloosstelling’. Dus schrijft de Pruisische grondwet, in zooverre ze ons onderwerp aangaat, juist voor wat onze Constitutie bepaalt! En nooit werd eenig grondwettelijk bezwaar ingebracht, nooit werd de vraag ook maar gesteld of in de Verkoppelung iets zou in strijd zijn met de grondwettelijke beschikkingen. De wet op de onteigening van 11 Juni 1874 spreekt dan ook niet van ruilverkaveling en de rechtsschrij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vers zijn het eens om te zeggen dat in deze zaak geen onteigening in rechterlijken zin plaats grijptGa naar voetnoot(1). De Beiersche grondwet van 26 Mei 1818 zegt eveneens: Niemand mag verplicht worden zijn eigendom af te staan, zelfs ten bate van het openbaar nut, dan na een formeele uitspraak van den Staatsraad en na betaling van een voorafgaande schadeloosstelling. Van een onteigening is er dus geen spraak. Doch daardoor wordt niet weggenomen dat aan de minderheid, tegen haren wil, een zekere beschikking over haren eigendom wordt opgelegd. Aan die minderheid wordt dus, ten behoeve van de landbouwbelangen, iets van haar vrijheid ontnomen. Is dat gewettigd? Ons dunkt dat nu alleen nog deze vraag oprijst: wie verdedigt in dit geval de heiligste rechten: een vooruitziende meerderheid die een nuttigen maatregel in 't belang van allen wil doorvoeren, of een kortzichtige minderheid die uit onwetendheid of uit koppigheid zich tegen dien maatregel verzet? Wiens vrijheid moet hier worden geëerbiedigd? De vraag zoo stellen is ze oplossen.
Nog wordt er gezegd: Is ruilverkaveling een zeer nuttige maatregel voor groote eigenaars, de kleine lieden lijden er onder. Wanneer de Zusammenlegung in een hoogen graad wordt aangewend, dan wordt het voor kleine menschen lastig, ja onmogelijk nog aan een stukje land te geraken als pachter of als eigenaar. Kleine, verloren hoekjes zijn er geene meer; en de groote, samengevoegde velden worden door de eigenaars zelf bebouwd! Niemand minder dan Buchenberger heeft hierop gewezen, doch, laten we het niet vergeten, Buchenberger spreekt van de Pruisische Zusammenlegung, en zelfs alleen van doorgrijpende ZusammenlegungenGa naar voetnoot(2). We hebben | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reeds hooger gezegd dat de Pruisische wetgeving het er in hoofdzaak op aanlegt den eigendom tot één complex samen te voegen: zulks is in de Zuid-Duitsche Staten niet het geval, en zulks ware in België noch te wenschen noch te bereiken. Het komt er alleen op aan al te kleine stukken tot een economisch voldoende oppervlakte te brengen, het zwaartepunt dient gelegd in het doelmatig vormen van de perceelen en het aanleggen van een rationeel wegennet. En dan valt de opwerping weg, of ten minste heeft ze op verre na niet hetzelfde belang meer. Om een kwaad te bestrijden moeten we niet noodzakelijk in het tegenovergesteld uiterste gaan vallen. En, zooals het werd gezegdGa naar voetnoot(1), het ware niet zulk een groot kwaad zoo de landhonger van de kleine lieden, die de grondprijzen vervaarlijk in de hoogte jaagt, een klein beetje gedempt wierd door het vormen van grootere stukken welke alleen zullen kunnen aangeschaft worden door hem die over een genoegzaam bedrijfskapitaal beschikt om ze op winstgevende wijze uit te baten. Er is een grens beneden welke een grondstuk niet meer winstgevend kan bebouwd worden: naar die grens als minimum moet worden gestreefd, daardoor zal ten slotte niemand geschaad worden. Nu kan er nochtans geen spraak van zijn de beweging voor de werkmanstuinen tegen te gaan: tuingronden worden niet in de ruilverkaveling begrepen.
Hooger schreven we dat vrije ruilverkaveling zeer waarschijnlijk nooit een groote uitbreiding nemen zal, daar de onkosten op de deelnemers al te zwaar drukken. Is dat ook voor wettelijke ruilverkaveling het geval? Hoegenaamd niet. De Staat hoeft tusschen te komen: omdat het algemeen belang met de zaak bemoeid is, en omdat het zonder Staatshulp nooit tot iets komen zal: vooral voor kleine eigenaars is het vooruitzicht van tamelijk groote onkosten een genoeg- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zame reden om hun toestemming te weigeren. Die hulp is dan ook nergens ontzegd geworden: de technische voorbereiding geschiedt op kosten van den Staat, en bij de gansche uitvoering werken Staatsambtenaren onbezoldigd mee; de brietwisseling geschiedt portvrij, alle akten van overgang van eigendom, overschrijving van grondlasten, enz. worden kosteloos opgemaakt. De overige onkosten der onderneming worden over de eigenaars omgeslagen naar de geschatte waarde van de door hen ingebrachte goederen. De Badensche en Beiersche wetgevingen voorzien - niet zonder reden! - dat hij die uit de ruilverkaveling grootere voordeelen trekt, ook hooger kan aangeslagen worden. - De onkosten moeten niet onmiddellijk worden uitgekeerd: ze worden door de Staatskas als voorschot gedragen, en de eigenaars kunnen die op een termijn van verscheidene jaren, bij gedeeltelijke aflossingen, terugbetalen.Ga naar voetnoot(1)
Maar, ten slotte, hoeveel bedragen nu eigenlijk de kosten voor de eigenaars? Dit is zeer verschillend en hangt af van de werken die worden uitgevoerd, van het aantal wegen welke dienen aangelegd, van het min of meer vlakke van de streek. Voor Rijnland worden de kosten op 30 à 70 M. de hectaar geschat. von der Goltz spreekt van een hoogste middencijfer van 50 M. de hectare en voegt er seffens bij dat zulk cijfer reeds het eerste jaar door de meeropbrengst overtroffen wordt.Ga naar voetnoot(2) De kosten drukken natuurlijk altijd zwaarst op kleine, kapitaal-arme lieden. Hierom, en ook daar de kleine bezitters uit de ruilverkaveling niet hetzelfde voordeel meedragen als groote eigenaars, is het wel goed te keuren deze menschen van de kosten vrij te houden: de Hannoversche wetgeving bepaalt dat zij die min dan 52,42 aren bezitten, hun land behouden of in de plaats grond ontvangen zullen die zonder bijzondere kosten of zonder bijzonderen arbeid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op gelijke wijze als de ingebrachte kan worden bebouwd. Bovendien hoeven die kleine bezitters in de kosten niet tusschen te komen.
Lijk wel te vermoeden is brengt het aanwenden van een ruilverkaveling tijdelijk nog al wat stoornis in het landbouwbedrijf: de oude voren dienen gevuld, de wegen omgeploegd, en landerijen die vroeger in gansch andere afmetingen lagen en met geheel verschillende vruchten begroeid, moeten nu tot een eenheid worden gebracht. Zienbaar is hier een heele overgangstijd noodig opdat de voordeelen van de ruilverkaveling in al hun waarde zouden doorschijnen. Ook tijdens de onderneming gaat niet altijd alles best: de menschen weten dat ze binnen kort misschien een ander grondstuk zullen te bebouwen krijgen, ze voelen dat ze misschien wel voor hun opvolgers zouden kunnen mesten, en... ze mesten dan ook niet rijkelijk: deze periode wordt een tijdperk van uitputting van den grond. De lieden zijn zoo en daar zal wel niemand iets aan veranderen! Alleen kan als troost dienen dat zoo het geneesmiddel in sommige opzichten nadeelig werkt, de genezing toch voor lang zal wezen. Hoe bekwamer de ambtenaren die met de uitvoering gelast worden, des te vlotter zal de ruilverkaveling van stapel loopen, des te korter van duur zal de beklemde toestand wezen. Naar de opgaven van GöbelGa naar voetnoot(1) duurt de ruilverkaveling in de Rijnprovincie gemiddeld 4 à 6 jaren: dit is voorzeker te lang en van overal wordt aangedrongen om meer arbeidskrachten ter beschikking te stellen, ten einde rapper vooruit te komen. Kunnen wij er toe geraken schrijft hij, dat voor groote oppervlakten het werk op 3 à 4 jaren klaar komt, en voor kleinere op 2 à 3, dan zal het beste bereikt zijn.
Er wordt nog gezegd dat in landen als het onze, waar de bevolking dicht is en waarbij erfopvolging verdeeling in natuur voorheerscht, een maatregel als ruilverkaveling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen blijvende gevolgen hebben kan, en dat, op korten tijd de samengevoegde grond opnieuw zal uiteenbrokkelen. Nu, wil de nieuwe toestand van vrije cultuur en doelmatige bodemindeeling blijven voortbestaan, dan dienen er ook maatregelen getroffen te worden om de versnippering, ten minste voor zooveel ze nadeelig op de exploitatie inwerkt, te voorkomen. Een zoo doorgrijpende maatregel als ruilverkaveling mag niet, of ten minste niet op een afzienbaren tijd, hernieuwd worden. Sommigen beweren dat na ruilverkaveling de eigenaars zoodanig onder den invloed geraken van de voordeelen van een samenliggend bezit dat ze, verre van hun landerijen opnieuw te laten verbrokkelen, veeleer gaan denken aan een meerdere aanwending van den vrijwilligen ruil, en dat het aantal perceelen na ruilverkaveling meer en meer afneemt.Ga naar voetnoot(1) Dat die invloed wel bestaat valt niet te betwijfelen, doch het gevolg dat er wordt uit afgeleid, zal toch zeker maar uitzondering wezen. GöbelGa naar voetnoot(2) heeft in Rijnland, waar evenals bij ons de verdeeling in natuur bestaat, den graad van versnippering na ruilverkavelingen statistisch onderzocht: volgende tafel vat zijn onderzoek per streek samen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De jaarlijksche aangroei van het aantal perceelen is dus gemiddeld 0,59% of iets meer dan een nieuw perceel op 200. De verbrokkeling door Göbel als basis genomen gaat over verscheidene jaren. En zijn onderzoek bewijst dat de versnippering kort na de samenvoeging meer voorkomt dan later; daar na de samenvoeging zich een waardeverhooging voordoet die tot verkoop aanleiding geeft. Alhoewel de vermeerdering niet aanzienlijk is, nog besluit Göbel: ‘In een groot aantal gemeenten van Rijnland bestaat de strekking een ondoelmatige verdeeling van de samengevoegde grondstukken te vermijden, doch in vele gevallen is de nieuwe versnippering van zulken aard dat van Staatswege maatregelen dienen getroffen te worden. Het is immers Staatsplicht er voor te zorgen dat de met zijn hulp bekomen voordeelen voor den landbouw blijven behouden.’
Er kan niet worden aan gedacht ons erfrecht in hoofdzaak te wijzigen. Hooger zagen we dat de gelijke verdeeling bij erfopvolging in rechte lijn, reeds vóor de Fransche Omwenteling bij ons regel was: reeds toen behoorde dit tot ons gewoonterecht en een andere behandeling der erven zou ons onrechtmatig toeschijnen. Er kan dus, meenen we, op dit oogenblik geen spraak van zijn zoo iets als het Duitsche Anerbenrecht of het Engelsch eerstgeboorterecht in te voeren. Zelfs is het waarschijnlijk dat, wilde de wetgever aan den huisvader meer vrijheid laten in het verdeelen van zijn nalatenschap, hij daardoor tot geen uitslag geraken zou: de zeden zouden met de wettelijke regeling in tegenspraak komen. Nochtans kan er, zonder bezwaar, toch iets gedaan worden. Ons Burgerlijk Wetboek zegt (art. 826): ‘Elk der mede-erfgenamen kan zijn deel in natuur vragen van de roerende en de onroerende goederen van de erfenis.’ Daaruit volgt dat, wanneer een der erven van kwaden wil is, hij elk goed van de erfenis, tot het kleinste toe, kan doen verdeelen! Mocht deze bepaling uit het Burgerlijk Wetboek verdwijnen, dan ware reeds iets bekomen! Dan zouden ten minste sommige verbrokkelingen die alleen aan kortzichtigheid zijn toe te schrijven, kunnen vermeden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden. Zeer dikwijls zou het mogelijk wezen, zelfs na ruilverkaveling, dat elk een grondstuk of grondstukken bekomen zou. Doch waarom het principe van de gelijkheid met zulke mathematische logica doorgevoerd, dat al de erven en de landbouw er door lijden gaan?Ga naar voetnoot(1)
Sommige maatregelen om nieuwe verregaande versnippering te voorkomen kunnen door de ruilverkaveling zelve genomen worden: deze kunnen aanzien worden als vereischten waaraan elke doelmatige ruilverkaveling moet voldoen. Zoo kan door de wet bepaald worden ofwel dat de in de ruilverkaveling begrepen stukken in de toekomst alleen in de lengte zullen kunnen verdeeld worden (Wurtemberg) ofwel dat ze alleen kunnen worden in stukken gelegd op voorwaarde dat na de deeling elk der nieuwe perceelen nog een weg behoudt (Beieren, Hessen, Baden): het Beiersch recht laat toe met dit doel een nieuwen weg aan te leggen.
Eindelijk het minimum-perceel.
Sommigen zullen meenen: alweer een nieuwe aanslag op den eigendom! Doet niet elk met zijn goed wat hij verkiest? Jawel, zoolang hij aan de gemeenschap geen schade toebrengt. Het is er hier niet om te doen den eigendom aan banden te leggen, maar alleen in het belang van den landbouw te beletten dat tot de cultuur gebruikte grondstukken zoodanig worden verkleind dat ze beneden de grens afdalen die alleen een economische exploitatie toelaat. Het minimum is natuurlijk verschillend naar gelang het akkers, weiden of boschland betreft. Zoo b.v. stelt de Beiersche wet van 6 April 1854 de laagste oppervlakte voor bosschen en beemden op 10 aren, voor akkers en weiden op 9 aren. Voor Rijnland zou Göbel de volgende grens willen zien bepalen: voor akkerland 12,50 aren, voor weiden 6,25 aren, voor bosschen 50 aren. Deze cijfers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hangen natuurlijk af van de plaatselijke omstandigheden, de cultuur-techniek namelijk. Er dient in het bepalen van een minimum te worden opgemerkt dat het doel niet is de bestaande eigendomsindeeling kunstmatig te wijzigen, maar wel en alleen een uiterste grens te bepalen, om al te verregaande ‘pulverisatie’ te voorkomen. De regel lijdt uitzonderingen: zoo b.v. is het niet wenschelijk tuingronden en wijngaarden aan een minimum te onderwerpen. Wanneer het onteigeningen geldt tot openbaar nut kan de maatregel ook niet worden toegepast. Maar... is zoo iets mogelijk, bij ons, waar het toch als een belangrijke vraag geldt voor den landbouw de werklieden op den buiten te behouden, en daartoe het bezit van een stukje gronds zeer voordeelig is? We hebben reeds hooger op die vraag gewezen: de werkmanstuinen - even als elk andere tuin - vallen buiten de bepaling. En is het niet beter voor kleine lieden een grooter stukje te pachten - in goede voorwaarden, wel te verstaan - dan een al te klein in eigendom te bezitten?Ga naar voetnoot(1) Ten andere de grens moet niet hoog gesteld worden, vermits we nu toch een land zijn van zeer kleinen eigendom! En dan zal de arbeider nog wel aan een beetje eigendom geraken.
Nu kunnen we eindelijk, bijna met de eigen woorden van Göbel besluiten: het minimum-perceel is natuurlijk niet het einddoel van de landbouwpolitiek: veeleer ligt hier het ideaal in de meest gesloten erfopvolging mogelijk. Doch het minimum-perceel en de ruilverkaveling zijn juist hiervan voorloopers. Want is de Belgische landbouwer eenmaal aan een wettelijke beperking van de perceelen en aan een goed gelegen bezit gewoon geraakt en heeft hij leeren inzien dat zulks voor hem voordeelig is, dan zal hij met den tijd ook voor een ander landelijk erfrecht toegankelijk worden, tot zijn eigen welzijn en tot zegen van den Belgischen landbouw en van het vaderland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. - BesluitWillen we nu nog eens den afgelegden weg overschouwen, dan zweeft ons van de eerste tot de laatste bladzij dezer studie dit ééne woord voor oogen: Opklaring! We moeten onze landbouwers inlichten over de nadeelen van de versnippering; we moeten hen doen inzien dat die toestand niet is een noodzakelijk kwaad waaraan niets te reppen valt: dat er, sinds vier en twintig jaren een wet bestaat die den ruil van grondstukken van rechten bijna geheel vrij stelt; dat er, in naburige landen, tot ieders voldoening, middelen worden aangewend die veel dieper ingrijpen en veel meer uithalen; dat zij zelf aan den toestand veel verbeteren kunnen bij aankoop van gronden en erfverdeeling; dat, wanneer zij het maar willen, de wetgever maatregelen treffen zal om hun werking te steunen en te verveelvuldigen! Al wie zich aan den bloei van den landbouw iets gelegen laat, en niet allerminst de landbouwvereenigingen, moesten zich met deze taak bezighouden. Dan, en dan alleen kan een wetgeving op de ruilverkaveling tot stand komen. Dan, en dan alleen zal een wetgeving op de ruilverkaveling leven! E. Van Dievoet. Leuven. |
|