Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |||||||||
Ook: De Leeuw van VlaanderenNaar aanleiding der bijdrage van Dr Jozef Arras: ‘De Leeuw van Vlaanderen, zijne legende en haar oorsprong’ (Dietsche Warande nr 11, jaarg. 1911, blz. 348) zou ik eens nagaan hoedanig deze gegevens overeenstemmen met andere werken dan die door Dr Arras aangehaald. Volgens hem:
Dit perkje der geschiedenis moest diensvolgens eens van naderbij beschouwd, en onderzocht om na te gaan of de door Dr Arras geraadpleegde werken afdoende zijn om bovengemeld verhaal gansch en onverbiddelijk te verwerpen als onhistorisch, ofwel het als mogelijk aan te nemen. Raadplegen wij eerst J. David's Vaderlandsche historie: De reis naar Palestina werd gedaan in 1177, dus terwijl Elisabeth nog leefde, want vermoedelijk stelde hij haar aan om Vlaanderen in zijne plaats te regeeren. (David, 4e deel, blz. 157) In 1178 kwam hij terug. David spreekt niet van den strijd om het schild. Maar een ander werk geeft ons de opvolging der feiten met den gewenschten uitleg. (Chronycke van Vlaenderen door N.D.Ga naar voetnoot(1) en F.R.; bij Andreas Wydts Stads-drucker tot Brugge in Vlaenderen, jaar 1725.) | |||||||||
[pagina 187]
| |||||||||
Hier laat ik dien tekst volgen: ‘In 1176 ontving Philippus het Heylig Cruys, vaststellende naar Syrien te gaen ende den Oorlog bij te woonen tegen de Egyptenaeren en Turken.... In 't jaer 1177 heeft Philippus Grave van Vlaenderen, met allen mogelijcken spoedt, opgeligt een talrijk Leger, bestaende in kloeke vegtbaere Mannen, met hetwelke hij, vergeselschapt, zijnde van menigvuldige Edele ende aansienelijcke Helden, ontrent den Feestdag van Sinxen aengenomen heeft de reyse naer sijnen Neve Boudewijn Koning van Jerusalem, den welken nauwelijks 17 jaren oudt zijnde, het Bestier van het Heylig Rijk had aengenomen, ende geslaegen was met melaetsheyt.... Saladin kwam van Egipte, Philippus belegerde Antiochië met andere princen van rond Jerusalem.... Dit beleg mislukte.... en, Philippus siende dat er weynig voordeel te bekomen was in deze Belegeringe heeft sijn afscheyt genomen van den Prince van Antiochiën, willende wederkeeren naer Jerusalem. soo om te besoeken den Koning sijnen Reghsweir, als het Graf van sijne Moeder Sibylla. Eyndelijk verbleef hij soo lang binnen de Heylige Stadt, tot dat hij in het jaer 1178 het Hoogtijdt van Paesschen aldaer heeft geviert. Naer dat hij den Koning onderrigt hadde van het ongeluckig Beleg, en d'oorsaek bekent hadde gemaekt van hunne opbraek, heeft hij sijn Pelgrimagie voortgestelt naer den Berg Sinaï, uyt godvrugtige genegenheyt tot het Heylig Graf van S. Catharina. Eenen Turkschen Prins en Koning van Abalijnen, met Naeme Nobilion, verstaen hebbende, dat desen Philippus den Sone was van den Graef Thiery, den welken eertijdts de Turken tot groote nederlaeg hadde gebrogt, heeft met een kloek Krijgsheyr, tusschen Jerusalem en den Berg Sinaï, heymelijk den weg beset, om den wederkeerenden Graef aen te randen, ende te vangen, ofte te dooden. Philippus wederkommende na Jerusalem, wierdt genootsaekt sijn Sweirt te gebruiken om sig den weg te openen. Maer de Turken veel rijcker in getal zijnde als de Vlaemingen, besprongen hun soo deftig, dat het gevegt langdurig twijfel voorgaf, wie den Winnaer soude zijn. Ten lesten stelden sig den Grave tegen den Koning Nobilion, den welken van een ongemeyne grootte en langde was: ende niettegenstaende dat hij kloek en dapper Veltheer was, wierdt nogtans ten lesten van den vlaemschen Heldt overwonnen, ende te neder geveldt, het welke de ander Turken siende, hebben sij happig de vlucht genomen. Onsen Grave, tot teeken van sijn Victorie, ontroofde den gedooden Turk van sijn Waepen, de welke was eenen swarten Leeuw, ingevrogt op een Goudt Velt, | |||||||||
[pagina 188]
| |||||||||
seggende dat hij, en alle sijne Nasaeten, als Graven van Vlaenderen, hun oudt Waepen afleggende, desen Leeuw souden hebben aengenomen. Dit is den oorspronk van het tegenwoordig Vlaenders Waepen. Alhoewel nogtans dat andere Schrijvers van gevoelen zijn, dat alle de Vlaemsche Ridders en Edellieden voor dese Reyse naer Syrien, eenen Leeuw, maer van verscheyde coleuren, hadden aengenomen, onder de welke Philippus van Elsatien soodanigen swarten Leeuw tot sijn Waepen verkende.’ (Chronyke, 1e deel, blz. 217 en volg.) Tot daar de ‘Chronyke’. Me dunkt dat ze eene tamelijke opheldering brengt in de twijfelbarende aanwijzingen van het ‘Chronicon’.
Tijdens de afwezigheid zijns vaders kon hij dus heel wel zulken zegel gebruiken van af 1162 of eer nog. Het gebeurde, bij Filips' terugkeer van den Sinaï naar Jerusalem kan dienen tot eene vaststelling, dat, van dan afaan, het onveranderlijk wapen zou verbeelden den ‘Zwarten Leeuw op Gouden Veld’. Daarmede hebben de lezers van Dietsche Warande en Belfor wat meer vernomen over den oorsprong van Vlaanderens wapen tot onomstootbare bewijzen (misschien moeilijk te vinden) dit betwist tijdperk onzer geschiedenis met het licht der waarheid bestralen. Tot dan, behoude de legende, wie ze geerne heeft. J.A.B. Gent, 12 December 1911. |
|