Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |||||
Over maatschappijleerOmstandigheden vermochten het de Sociologische Kroniek van Dietsche Warande en Belfort tijdelijk op te schorsen; het ware dus onmogelijk hier een algemeen overzicht te geven voor de tijdruimte verloopen sinds haar laatste verschijnen. Dit ware ten andere ook overbodig daar Dietsche Warande en Belfort geen vakblad is en bijgevolg niet hoeft volledig te zijn voor deze bepaalde studie. Wij beperken ons dus met zoo wat 't een en ander aan te stippen wat laatst verschenen is. Om nochtans toe te laten de onderbreking der Kroniek gemakkelijk aan te vullen door wie zulks wenschen mocht, zullen wij eerst een paar werken aanduiden die een volledig overzicht geven voor 1910. Wat betreft de feiten van 't jaar 1910, hebben wij: Brouilhet (Charles), Revue des faits économiques de l'année 1910.Ga naar voetnoot(1) Dit boekje geeft klaarlijnend eene algemeene samenvatting van wat belangrijkst gebeurd is op economisch gebied gedurende het verloopen jaar. Eerst de bijzonderste feiten der buitenlandsche politiek die hunne weêrkaatsing deden gevoelen op de economische vraagstukken, daarna de sociale moeilijkheden: de levensduurte, de voornaamste werkstakingen en de andere buitenstaande oorzaken die invloed uitoefenen op de economie. In het overzicht van het economische leven der wereld zien wij de cijfers aan de beurt komen, zij worden zeer bevoegd en doelmatig door den schrijver ontleed: hoe de bevolking op de wereld aangroeit, hoe zij zich vestigt, hoe ze werkt en wat ze voortbrengt, hoe de voortbrengselen zelf over de wereld verspreid geraken, hoe zij benuttigd worden, hoe ze als kapitaal eenen rol spelen, met een woord het gansche economische leven wordt nagegaan in een gezamenlijk overzicht voor de gansche wereld. Daarna wordt dit leven meer in 't bijzonder en bepaaldelijk overzien eerst voor elk der groote landen met volledige economische ontwikkeling, daarna voor de minder ontwikkelde, en eindelijk voor de koloniën. Gaat nu maar niet aan het denken: dit overzicht is eene dood-eenvoudige, barbloote opsomming van feiten en cijfers, neen! de schrijver had zijne Revue evengoed Kommentaar der feiten mogen betitelen, want | |||||
[pagina 177]
| |||||
de oorzaken en gevolgen worden ook geleidelijk opgezocht, en aldus krijgt men eene beredeneerde beoordeeling over de werkzaamheid der menschen gedurende een gansch jaar. Veel vollediger als overzicht, vooral voor documentatie is de Année sociale internationaleGa naar voetnoot(1). Men is waarlijk gelukkig te zien dat een dergelijk werk zijn tweeden jaargang beleeft en dat het bijgevolg als leefbaar mag doorgaan. Voor die leefbaarheid viel er wel wat te vreezen als men zich den machtigen arbeid inbeeldt dien dusdanig boek veronderstelt. Wij mogen er des te gelukkiger om zijn daar de Année sociale eene oprecht Katholieke uitgave is, en als dusdanig ook openlijk vooruitkomt. Dit toont dat de Fransche Katholieken op sommige plaatsen ook goed aan 't werk varen, ja zelfs in het maatschappelijk werk baanbrekers geworden zijn. Zoo treffen wij aan in dit boek: ‘Wij Katholieken, we moeten meer weten dan de anderen om te kunnen voorzien, en wij moeten voorzien om te kunnen verhelpen’ en met reden gaan de heeren opstellers fier op hun werk waar zij schrijven: ‘In geen enkel land bestaat voor zooverre wij weten eenige dergelijke uitgave.’ Het werk ging ik haast vergelijken aan eene cinematographische film die ons de volledige werkzaamheid van een gansch jaar voor oogen toovert, - want mocht er ook hier of daar iets ontbreken, toch gaat zulks ongemerkt voorbij in een zoo gevuld en zwaar-gaande overzicht. In veel bijzonderheden te treden is hier onmogelijk. Wij hopen dat die tweede jaargang denzelfden of nog grooteren bijval zal oogsten als zijn voorganger, die volgens de inleiding van het hier besproken deel zoo schitterend mocht heeten. Daarom verwachten wij met ongeduld den derden jaargang.
* * *
Als opmerkenswaardig voor de laatste tijden moeten wij aanstippen eene nieuwe uitgave van twee standaardwerken.
| |||||
[pagina 178]
| |||||
* * *
Nu over een en ander werk van meer beperkten aard: Robert Michels: Zur Soziologie des Parteiwesens in der modernen DemokratieGa naar voetnoot(2). Dit boek brengt het zijne bij om klaar te zien in de hedendaagsche maatschappelijke inrichting. M. Michels heeft zich veel moeite getroost om de strooming der gedachten te volgen en aan te wijzen, tegenover dewelke de sociologen ten huidigen dage zich bevinden, om de karaktertrekken van ons tegenwoordig leven te kenmerken en om aan te toonen wat men toch eindelijk onder demokratie hoeft te verstaan. Zoo hij misschien wat veel de demokratische met de koningsgezinde gedachte in tegenstelling brengt, toch legt hij opmerkenswaard de oorzaken uit, die den vooruitgang der demokratie uitwerken en die de psychologische redenen van haren bijval waren. Bijzonderen nadruk legt hij op de onbekwaamheid der massa in politieke aangelegenheden, op den weerslag welken die onbekwaamheid noodzakelijk uitoefent op de maatschappelijke organisatie, op de voordeelen die ze aan de eerzuchtigen bezorgt; het zijn de leiders die voordeel trekken uit de onmogelijkheid voor de volksmassas zich zelve te bestieren. De opvoeding der demokratie geschiedt zoo langzaam dat men mag bevestigen dat de volksmassas nog langen tijd zullen noodig hebben geleid te worden. Daar waar zij zelf willen | |||||
[pagina 179]
| |||||
leiden, laten zij zich leiden en stellen zij zich tevreden met den schijn. Zeer leerrijk het kapittel gewijd aan de studie van de psychologie der leiders en der oorzaken van den weerstand der burgerij, en terzelfder tijd van de gedachtenstrooming die haar brengt tot het inrichten van wat men noemt de patronale verdediging. M. Michels is er natuurlijk toe gekomen ons ook te spreken over anarchie, de thesis van hen die beweren dat de waardigheid van den mensch ligt in het niet gehoorzamen aan gelijk welk ander mensch en in het vaststellen zijner handelwijze enkel en alleen volgens zijne eigene overtuiging. ‘Elke gehoorzaamheid, zegde ergens Elisée Reclus, is eene verzaking, het behoort dat de mensch volgens zijnen zin kunne handelen om zich tot zedelijk wezen te ontwikkelen.’ Aan het verlangen om te weerstaan aan alles wat zij als een aanslag op de menschelijke vrijheid beschouwen, beantwoordt bij de anarchisten een diepe haat tegen alle gezag: ‘Alle gezag door een mensch over eenen anderen uitgeoefend is een vermindering van den mensch in zijne menschelijkheid’, en daar de Staat het gezag is dat al dat der anderen omsluit, is het ook op hem dat de haat der anarchisten samenkomt. ‘De Staat is de som van de verloocheningen der persoonlijke vrijheden van alle zijne leden, hij is het kerkhof waar al de uitdrukkingen van het persoonlijke leven begraven worden; hij is de treffende verloochening der menschheid.’ In zijn werk geeft M. Michels bewijs van eene degelijke samenvattingskracht, maar hij houdt, mij dunkt, wat te weinig rekening met de economische feiten; hij volgt wat veel die sociologen na, die volkomen de bespiegelende theorie van de werkelijke feiten afscheiden. Zoo hij fel door de theoretiekers van het Socialisme beïnvloed schijnt, aarzelt hij toch niet te bevestigen dat hunne psychologie soms zeer donker is. Hij geeft zeer goede opmerkingen over de onmogelijkheid van het innerlijke leven der demokratie, volledig overeenstemmend met het theoretische begrip ervan, en hij schijnt overtuigd dat men nooit zal kunnen beletten dat eene oligarchie eene overheerschende rol spele. In de opmerkingen die hij desaangaande maakt, toont hij geneigd te zijn de gevonden grondbeginselen aan de feiten te willen toetsen. Als handelend ook over demokratische maatschappelijke inrichting kunnen wij vermelden voor Frankrijk: Antonnelli, La démocratie sociale devant les idées présentes.Ga naar voetnoot(1) Door het bijeen- | |||||
[pagina 180]
| |||||
brengen van eenige bibliographische artikelen tracht de schrijver de Démocratie sociale te doen kennen uit de werken die er toe bijdroegen. Het boek heeft dus noodzakelijk zeer weinig eenheid, alhoewel de artikelen onder eenige rubrieken zijn gerangschikt, als: Démocrates et adversaires, L'État, L'organisation des intérêts, La religion et la culture, Les Proudhoniens, Les Marxistes. In de inleiding nochtans, die om die reden wel het belangrijkste kapittel uitmaakt, tracht de schrijver uit die artikelen eene algemeene opvatting, een programma los te maken, dat het programma der démocratie sociale zijn zou: vandaar de titel van het boek. De schrijver is ten andere bestuurder van het dagblad dat dien naam draagt en de tolk is van het Comité de la Démocratie sociale. Dit Komiteit werd gesticht in 1905 door eenige republikeinsche politiekers, na stemming der scheidingswet van Kerk en Staat, met het doel het verwezenlijken der sociale wetgeving te vergemakkelijken. Welk is nu dit programma? Het zal niet zijn het Socialisme, noch het Individualisme, noch het Anarchisme, noch het Solidarisme, noch het zuivere Syndicalisme, te weten het Werkerssyndicalisme maar het volledige Syndicalisme der belangen of beter - de schrijver gebruikt zelf ook dit woord - het Associationisme der belangen. Het Syndiealisme bevat immers het denkbeeld van een zelfde vak of beroep, en in dit nieuwe programma zal het Associationisme niet uitsluitelijk voor den werkmansstand zijn, ook patroon en kleine burger zullen er hunne plaats in vinden. Als besluit: de leering der democratie sociale zal geen systema zijn maar eene leering der daad; de toekomst alleen, met ze toe te passen of ze van kant te laten, zal er al de waarde doen van uitkomen. De arbeiderskwestie is tegenwoordig niet meer de eenige sociale moeilijkheid, de middenstand ook doet zijne rechten gelden en zelfs zien wij alweer eene derde klas vooruitkomen: De nieuwe Middenstand te weten alle slag van beambten. Hier in België tot in de laatste dagen was daar nog zeer weinig spraak van, maar sedert het enkwest over de kleine burgerij zijn de beambten ook zoo wat aan 't roeren gegaan. Melden wij dus in 't voorbijgaan het lijvige boekdeel in 4o uitgegeven door het Ministerie van Nijverheid en Arbeid bevattende nevens eene studie en een verslag van professor Brants over het Dienstverdrag ook de wetsvoorstellen hier ter Kamer nêergelegd, eenige uittreksels uit de vreemde wetgeving met dit punt in verband, alsook de verslagen der vergaderingen van den Hoogeren Arbeidsraad in zijne 10de zitting. Nochtans is hier de Nieuwe Middenstand nog niet ver gevor- | |||||
[pagina 181]
| |||||
derd; het blijft nog steeds bij wetsvoorstellen; in andere landen, zooals Duitschland en Oostenrijk, staat hij er reeds heel wat beter voor. Dit bewijst klaar het Jahrbuch für die soziale Bewegung der Industrie-BeamtenGa naar voetnoot(1). Dit jaarboek bevat in elke aflevering - 4 jaarlijks - eerst een paar hoofdartikelen zooals in de 3de aflevering eene studie van Dr Jul. Hirsch, Der ‘Entwurf eines Versicherungsgezetzes für Angestellte’ en eene tweede van den voorman der onzijdige Beambtenbeweging in Duitschland. Dr Heinz Potthoff, Privatbeamten und Gesetzkasuistik. Daarna komen de dokumenten die met Privatbeamten in betrekking staan onder de Rubriek: Dokumente zur Sozialpolitik gevolgd van den Sociale Rundschau over de beweging. Die Rundschau is uiterst belangwekkend zooals de onderverdeelingen het genoeg aanduiden: Angestelltenbewegung, Sozialpolitik für Privatangestellte, Organisation der öffentlichen Beamten, Genossenschaftswesen, Wohnungswesen und Bodenreform, Privates Versicherungswesen, Technik und Wirtschaft. Dit is nog niet alles, bij elke aflevering is bij gelegenheid als aanhangsel, een overdruk gevoegd van de verslagen der vergaderingen van den Reichstag waarin de Beambten-kwestie te berde kwam. Zulk een jaarboek, zoo degelijk, bewijst dat de beambten in Duitschland met hunne inrichtingen al heel wat verder staan dan de onzen.
* * *
Nu nog iets meer bijzonder over België. Eerst en vooraf een Engelschman die in België eene les komt halen. B. Seebohm Rowntree: die reeds vroeger over eene dergelijke kwestie uitgaf: Poverty, a study of town life heeft het nu over: Land and Labour: Lessons from BelguimGa naar voetnoot(2). Het werk heeft eene Fransche vertaling door A.J.A. Hatermans: Comment diminuer la misère? Etude sur la BelgiqueGa naar voetnoot(3). De hoofdtitel van het Fransche werk is wel wat gewaagd, want de oplossing om de armoede te doen verminderen is er nog niet in gevonden en van dien kant is ook niets nieuws vooruitgezet: de tweede titel geeft dus beter de gedachte weer van dit uitgebreid en gedocumenteerd werk. Mr Seebohm Rowntree, zooals tegenwoordig menig Engelschman, betreurt de verregaande verwaarloozing van den landbouw en de overontwikkeling der nijverheid in zijn land. | |||||
[pagina 182]
| |||||
Daarom voelde hij zich dan ook aangetrokken tot het bestudeeren van een klein landeken waar landbouw en nijverheid zich zoo goed in verhouding bewaren. Natuurlijk moesten de small holdings, de kleine uitbatingen met hunne gunstige gevolgen hem treffen, en daarom heeft hij er dan ook een bijzonder enkwest over aangevat. Zoo uit oogpunt van belasting der eigendommen, uit een overvloed van gegevens, besluit hij dat de hypotheken slechts 12,50 ten honderd bedragen der belaste gronden en slechts 4,75 ten honderd van alle de gronden. Niet alleen over den landbouw spreekt hij, maar ook met dezelfde nauwkeurigheid behandelt hij de nijverheid, het onderwijs, het vervoer, de openbare financiën, de Belgische sociale economie: duurte van het leven, samenwerking, alkoolisme, spaarkas, werkeloosheid. Om zijne studie te staven geeft hij eene gansche reeks statistieken, aanschouwelijk gemaakt door diagrammen; dit alles opgeluisterd door eenige photographische zichten. 't Valt heel licht aan te nemen dat zulk een boek aan den schrijver 4 jaar arbeid kostte, zooals hij het in zijne inleiding zegt. Tot het verminderen der armoede door het bekampen der werkeloosheid hebben de weekabonnementen op onzen spoorweg veel bijgedragen. Daarover hebben wij eene grondige studie door Mahaim: Les abonnements d'ouvriers sur les lignes du chemin de fer belges et leurs effets sociaux.Ga naar voetnoot(1) Het is iets in den aard van een benedictijner werk, zooals men dat noemt, want veel geduld en moeite moet het gekost hebben. Door de opeenstapeling van cijfers en enkwesten, die noodig zijn om iets wetenschappelijks voort te brengen, zou een dusdanig werk doen vreezen dat het den lezer uiterst zwaar moet vallen; toch is die vrees hier overtollig. Nochtans valt het bijzonder moeilijk zulk werk te ontleden, daar men, om ietwat volledig te zijn, bijna alles zou moeten overschrijven. Ziehier een der vastgestelde feiten: er zouden ten minste 325.000 werklieden op den spoorweg geabonneerd zijn; de meesten gaan alle dagen heen en weer op afstanden die gemiddeld 19 Km. bedragen en tot 100 Km. stijgen. De prijs der kaartjes is 1,70 fr. per week voor den gemiddelden afstand van 19 Km. en niet meer dan 3,15 fr. voor den grootsten afstand van 100 Km,; dus slechts 1/4 van cm. per Km., 't is bijna kosteloos. Die uitnemende gemakkelijkheid van verplaatsing heeft haren weêrslag gehad op al de feiten van het economische leven: op het werkloon dat er door gelijk gemaakt wordt door vermindering in de steden en verhoo- | |||||
[pagina 183]
| |||||
ging op den buiten - op de werkeloosheid die verminderd werd met voor de werklieden mogelijk te maken in het stille seizoen stilaan op den buiten met heel weinig onkosten voort te leven - op den huurprijs der woningen die fel gedaald is met het monopolie der steden te doen verdwijnen - op de uitwijking van den buiten daar deze onnoodig wordt - op de gezondheid van vrouw en kinderen, zoowel lichamelijk als zedelijk, die door het verblijf op den buiten slechts kan winnen. Die, en meer andere gevolgen, weet de schrijver af te leiden van zijne in het begin opgegeven documentatie. Maar de medalie heeft ook hare keerzijde en alles wat de weekabonnementen ten gevolg hebben is niet even rooskleurig. Zoo voor den werkman zelf is het dikwijls uiterst nadeelig verplicht te zijn dagelijks drie, vier, vijf uren in den trein te moeten doorbrengen om gansch verstompt door vermoeienis te huis aan te landen; dit is zelfs voor het familieleven verre van voordeelig. Zou er middel zijn die slechte gevolgen te keer te gaan? Ja, misschien door de abonnementen slechts geldig te maken voor één of twee uren trein per dag. M. Mahaim vindt een veel doelmatiger middel in de verkorting van het getal werkuren. Ondanks de slechte gevolgen besluit de schrijver toch ten voordeele der weekabonnementen. Derde Vlaamsche sociale weekGa naar voetnoot(1), gehouden te Leuven den 29, 30, 31 Oogst 1910. De lof der Vlaamsche sociale weken moet niet meer gemaakt worden; dat er daar degelijk werk verricht wordt bewijst het steeds zoo talrijke opkomen der deelnemers. In de derde sociale week stonden eenige gewichtige punten in betrekking met de vakvereenigingen aan de dagorde: Het optreden der vakvereeniging. In welke verhouding moet zij staan tegenover de patroons of arbeidgevers? Op die vraag wordt geantwoord door de drie lessen van den eersten dag. Wat moeten de leden eerst en vooraf bezitten om bij de patroons en bij het publiek invloed en gezag te verkrijgen? Altijd meer ontwikkeling en meer vakonderwijs, dit is het onderwerp der vijf lessen van den 2den. Wat moeten de leiders en bestuursleden voornamelijk in acht nemen bij onderhandeling en bij werkstaking, en hoe moeten zij het aan boord leggen om den levensstandaard van ons volk door de dringendste hervormingen te verbeteren? Dit wordt behandeld in de zes lessen der twee laatste dagen. Het is waarlijk eene gelukkige gedachte geweest dat de inrichters der Vierde Vlaamsche sociale week als onderwerp hebben | |||||
[pagina 184]
| |||||
gekozen: Het Socialisme. Hoe weinig menschen weten daar toch iets bepaalds over? Dit blijkt nog des te meer op het huidige oogenblik als men hier in België burgers, die altijd als ordelievend beschouwd werden, de hand ziet toesteken om de socialistische partij door het kartel vooruit te helpen. In de vier eerste lessen dezer sociale week krijgen wij eene logische uiteenzetting van de geschiedenis, de leerstelsels, het theoretische van het onderwerp: De materialistische opvatting der geschiedenis volgens de socialisten (Marxisme). De Geschiedenis van het Socialisme - De Ontwikkelingswet volgens de Socialisten - Het Collectivisme. Het Socialisme blijft niet bij theorie, op verre na niet, daarom ook hebben wij dan in de 4 volgende lessen den meer praktischen kant van het onderwerp: Socialisme en Klassenstrijd - De inrichting en aaneenschakeling der socialewerken in de socialistische partij - Socialisme en Klassenstrijd - Taktiek der socialistische partij - Eindelijk om te sluiten daar de socialisten zich niet beperken met de nijverheidsstreken te bewerken eene negende les over Het Landbouwsocialisme. Na zulke uiteenzetting zullen onze Katholieke propagandisten met kennis van zaken over socialisten kunnen meê spreken; en tot het lijvige verslag dier studieweek zullen zij nog dikwijls kunnen terugkeeren om in die rijke, stroomende bron te putten voor kennis en onderricht. Voor onze sociale werkers is er zoo pas door de drukkerij ‘Het Volk’ nog een heel belangrijk boekje in 't licht gegeven. R.P. Rutten, O.P., Petit Manuel d'études SocialesGa naar voetnoot(1). Die Fransche titel met den naam van den volksvriend Pater Rutten samengekoppeld voor een werkje meest voor studenten bestemd, maakt ietwat een pijnlijken indruk. Waarom die Fransche uitgave? Het antwoord zal alweer in een artikel te vinden zijn onlangs in Hooger Leven verschenen over de bevoorrechting der onwetendheid. Het boekje is bestemd voor gansch België; de Walen kennen slechts eene landstaal: het Fransch; de ontwikkelde Vlamingen kennen beiden; als praktisch man heeft Pater Rutten dus gedacht in 't Fransch te moeten schrijven. Voor ons is zulks spijtig, veel liever hadden wij voor zulk goed werkje die onaangename opmerking niet te maken. Nog juist bijtijds om het hier te kunnen melden, lezen wij in Hooger Leven van 6 Januari 1912, dat de Vlaamsche uitgave reeds in voorbereiding is. Toch, voor diegene welke vooringenomenheid tegen het Vlaamsch gevoelen, zal het weeral eene | |||||
[pagina 185]
| |||||
achteruitstelling schijnen van onze taal door onze eigene mannen: de Vlaamsche uitgave zal hun slechts als eene vertaling voorkomen. Nu ter zake. De praktische man die Pater Rutten is, straalt hier in dit werkje heelemaal door: ‘Dikwijls’, zegt hij in zijne inleiding, ‘doen jongelingen: seminaristen, kloosterlingen, hoogstudenten en normalisten, ons de eer aan raad te vragen over de sociale studiën die zij willen ondernemen of over sociale werken waar zij zich willen meê bezig houden. Zij hebben ons gebracht tot het schrijven van dit boekje, geboren uit de noodzakelijkheid van tijd te winnen, en bijzonder uit de hoop dat deze genegen raadgevingen van eenen ouderen broeder eenig goed zullen kunnen uitwerken.’ Inderdaad, met al zijne bereidwilligheid kon Pater Rutten in een brief toch maar enkele, beperkte wenken geven, wenken die ook slechts nuttig waren voor hem, die het had aangedurfd onzen socialen voorman lastig te vallen, ze dienden dus slechts voor een zeer beperkt getal jonge werkers. Nu staan die wenken meer uitgebreid, meer methodisch geordend in het bereik van eenieder; het is te hopen dat men ze ook ruimschoots zal benuttigen. De gewichtigste maatschappelijke studie is voor iedereen de wetenschap die zijn beroep hem oplegt. Daarna en daarneven komen de algemeene maatschappelijke studiën. Daartoe dienen: 1o de hoofdwerken, 2o de tijdschriften, 3o de omgang met inrichters en leiders van werken, 4o het beschouwen van de maatschappelijke omgeving, 5o de wijze om in de werken éénheid en samenhang te hebben. Dit laatste punt geeft gelegenheid om wat meer nadruk te leggen op de maatschappelijke vorming die te geven valt in de scholen, patronaten, studiekringen, beroepscholen en scholen van huishoudkunde. Het tweede deel is meer bestemd voor vakmannen: het wijst hun de bronnen aan en drukt er ook op dat zij in hunne specialiteit de algemeene en hoogere beschouwingen niet uit het oog mogen verliezen. Eindelijk in het Epilogue zien wij Pater Rutten er door stralen als den meêsleependen redenaar wiens woord uit het hart komt; hij richt zich tot de jongeren, en als oudere broeder, maar met oprechte broederlijkheid geeft hij hun nog eenige wenken; zij zullen die van zijne ervaring met volle betrouwen aanvaarden. Om te sluiten nog vier aanhangsels voor documentatie. Dit werkje komt eene leemte aanvullen en wij moeten zijn verschijnen met de meeste voldoening begroeten.
J. Buelens. |
|