Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912
(1912)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| ||||||||||
BoekennieuwsHandelingen van het eerste taal- en geschiedkundig congres, gehouden te Antwerpen, den 17-18-19 September 1910. - Antwerpen, De Vos & Van der Groen, 1911, 320 blz.Men herinnert zich de Vlaamsche krachtontplooiing, die, op 't initiatief van Dr Van de Perre, tegelijker tijd door drie Congressen van Vlaamsche geleerden binnen Antwerpen een reuzenbetooging vormde ter verovering van de rechten waarop een volk, dat zulk een schare van vakmannen op elk intellectueel gebied kan opstuwen, aanspraak mag maken. Even goed en even grootsch slaagden die drie Congressen: dat voor de genees- en natuurkunde, dat voor de rechtsgeleerden, dat voor taal- en geschiedkunde. Dit laatste was een eerste poging van dat slag. En wat die poging heeft uitgewerkt staat nu in dit gedenkboek opgeteekend. Van de feestelijkheden, die schitterend waren, spreken wij niet. Max Rooses, die om zijn schrandere geleerdheid en om zijn wijze ervaring de aangewezen voorzitter was, sprak een indrukwekkende openingsrede uit over 't geen de Vlamingen op geestelijk terrein reeds hadden tot stand gebracht en nog beloofden tot stand te brengen. Dan splitste zich het Congres in zijn drie afdeelingen; die voor Letterkunde onder voorzitterschap van Aug. Vermeylen, die voor Taalkunde onder voorzitterschap van K. Lecoutere, die voor Geschiedenis onder voorzitterschap van P. Fredericq. Het gedenkboek geeft nu verder den volledigen tekst van de voordrachten. In de algemeene vergaderingen spraken: A. Vermeylen, over de tekortkomingen van Taine's ‘Philosophie de l'Art’, P. Fredericq, over de ‘Betrekkingen tusschen de Noord- en Zuidnederlandsche beoefenaars der geschiedkundige Wetenschappen’, F. Prims, over de ‘Antwerpsche Natiën’, E. Descamps, over de ‘Vlamingen in Frankrijk’, L. Van Puyvelde, over ‘Vermoedelijken invloed van tooneelvoorstellingen op de Schilderkunst in de XIVe en XVe eeuw’. In de afdeeling Letterkunde kwamen aan het woord: J. Vercoullie: ‘Is Jan van Helu de auteur van “die Yeeste van den slag van Woeringen”?’, J. Van Veerdeghem. ‘over den Melibeus’, M. Basse: over ‘Nederlandse en Engelse Letterkunde in de XIVe eeuw’. O. Van Hauwaert: over ‘het Onderwijs in de Letterkunde’, J. Lhoneux: over ‘De hedendaagsche roman in de Duitsche en Nederlandsche Letterkunde’. D. Steyns: ‘Over de authenticiteit van Seneca's ‘Consolatio ad Polybium’, F. Gittens: ‘Eene bladzijde uit de geschiedenis der opkomst van het Lyrisch Tooneel’. In de afdeeling voor Taalkunde werd gehandeld door J. | ||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||
Mansion: ‘Over drie Germaansche voornaamwoorden’, door J. Goossenaerts, ‘Over Calmpthout-Ekstersbosch?’, door W. De Vreese, over ‘Revelduitsch’, door J. Verdeyen, over ‘het Indogermaansch vraagstuk’, door K. Lecoutere, ‘Over spraakkunst en onderwijs in de spraakkunst’, door J. De Smet: ‘Kunnen de studenten in de humaniora tot een voldoende kennis van het Grieksch geraken?’ door J. De Decker, over ‘Tekstkritische studiën betrekkelijk de Pseudo-Quintileanea’, door P. Tack, over ‘De vereenvoudiging in het buitenland en in België’. In de afdeeling voor geschiedenis werden gehoord, P. Tack over ‘de folklore in de heksenprocessen te Mechelen’, L. de Wolf: ‘Hoe kan folklore tot wetenschap verheven worden?’, A. Fierens: ‘Werkzaamheden van het Belgisch Instituut voor geschiedenis te Rome’, J. Denucé: ‘Eenige onzer minder bekende cartografen uit het begin der XVIe eeuw’, J. Sencie; ‘Over het Archiefwezen bij de Grieken’, A. De Ceuleneer: ‘Paul van Middelburg en de Kalenderhervorming’, A. Vanderlinden; ‘Over Economische geschiedenis’, J. De Decker; ‘Over den oudsten geschiedkundigen datum’, L. Thys; ‘Wenken over Synthesis in Volkskunde’. Volgt daarna ten slotte de lijst van de Congresleden. De meeste onderwerpen werden inderdaad goed behandeld. En deze ‘Handelingen’ zijn in haar geheel een schoon gedenkteeken van Vlaamsche wetenschap. Mochten ze een reeks instellen, die om de twee jaar een bundel rijker wordt. | ||||||||||
Cataloog der keurboekerij. Gids bij het lezen, levens- en boekbeschijvingen, c en 1032 blz. groot formaat, 10 fr. - Leuven en Brussel, Keurboekerij. Amsterdam, van Langenhuysen.De keurboekerij bestaat nu sedert tien jaar. Tien jaar lang heeft ze op haar schappen de boeken gerangschikt naarmate de pers ze leverde en naarmate ze in haar zeef met hun passende degelijkheid bleven liggen. Zoo waren in Januari 1911 in het huis op de Groote Markt te Leuven voorradig 150,600 bundels. Een reusachtige opslagplaats van geestesarbeid en geestesvoedsel mag men ze dus wel noemen, die keurboekerij. De keurboekerij leent boeken uit, tegen een jaarlijksch abonnement van 10 fr., of, per boekdeel, tegen 10 centiemen per week. In portefeuille laat ze ook de voornaamste tijdschriften van hier en elders rondgaan tegen een prijs afhangend natuurlijk van den keus, dien men onder de tijdschriften doet. Wekelijks ontvangt elk abonnent onlangs verschenen nummers, en nooit zijn andere nummers meer dan twee maanden ten achter. De dienst der keurboekerij, stilaan van Leuven uit over 't heele land verspreid, wordt thans waargenomen door twee huizen (Leuven, Brussel), en twee en twintig bijhuizen. De keurboekerij wordt geleid door geesten die door onderhavigen catalogus bewijzen dat ze keuren kunnen. Zooals minister Carton de Wiart het kenschetsend zegde: ‘Ze leent niet alleen boeken uit; ze geeft den lezer ook raad.’ Haar boekenlijst is iets heel nieuw en hoogst belangwekkend. Het is iets beters dan een boekenlijst; het is een gids. En iets derge- | ||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||
lijks, waar het nu 150,000 geldt, is op het gebied van het Bibliotheekwezen wezenlijk een reusachtige poging. Men bedenke hoeveel tientallen van jaren de officieele slenter reeds bezig is aan een catalogus van om 't even welke onzer rijksbibliotheken - een catalogus die beschikbaar zou zijn voor 't publiek. De verwezenlijking daarvan, zullen wij, die normaal gesproken nog de groote helft van onze jaren vóor ons hebben, zeker nooit beleven... En een privaat-instelling wordt geboren, schiet op, en... daar krijgen we een boekenlijst bestaande uit meer dan 1,000 bladzijden, omvattend alle vakken en alle landen. Dat is, mij dunkt, een gebeurtenis, waarvan 't belang zal beseft worden door al wie schrijft of leest. Het inleidend woord van Kardinaal Mercier zegt heel treffend de waarheid, zonder overdrijving; ‘De veelzijdige indeeling van uw inrichting toont uw vast besluit om aan de leesbehoeften van onzen tijd voldoening en voedsel te geven. Dat voedsel hebt gij willen maken gezond, overvloedig, afwisselend en voortdurend actueel. Gij hebt uw werk niet opgevat uitsluitend voor een bepaalden of een beperkten kring of zelfs voor een kring van personen uit dezelfde politieke, sociale of godsdienstige wereld. Gij zijt zonder schroom op het groote publiek afgegaan in zijne verschillende toestanden en bezorgdheden, met zijne ongelijke verstandelijke ontwikkeling, met de veelheid en veranderlijkheid zijner eischen... Katholicisme is synoniem met verruiming van den verstandelijken gezichteinder, en de stipte verplichtingen om de godsdienstige waarheid te eerbiedigen en de individueele zedelijke kultuur niet te krenken, met de nog daarbij bijzondere omzichtigheid in leiding en bestuur, staan in het geheel niet in den weg om te beantwoorden aan de rechtmatige vereischten van de geestesbeschaving. De catalogus biedt dit groot gemak en deze groote nieuwigheid dat hij onder eenzelfden alphabetischen vorm én analytisch is én systematisch. Analytisch wat de schrijversnamen betreft en systematisch voor de rangschikking der in boeken behandelde stoffen Zie, b.v.: Alfieri, na zijn naam de opsomming van al zijn tragediën. Daarop volgt Alfr. le Grand, door Fred. Stolberg; dan Algérie, met de lijst van de schrijvers die geschreven hebben 't zij over de geschiedenis, 't zij over de aardrijkskunde van Algiers. Onder Wiseman vindt men 1o al de werken van den kardinaal, 2o zijn levensbeschrijving door Ward. Bij 't woord ‘Poëzie’ vindt men onderverdeeld naar de verschillende landen, alle in de keurboekerij aanwezige dichters; en zoo verder. Natuurlijk zijn er in een onderneming op zulke reuzig groote schaal ook leemten, waaronder enkele die dadelijk treffen: zoo is, b.v., de rijke Spaansche letterkunde erg arm vertegenwoordigd; niets van Calderon, niets van Lope de Vega, niets van Menendez y Pelayo, niets van Zorrilla. Onder de kleinere flatertjes zijn er enkele plezierige, zooals Flor. van Durme, gezegd Edgar de Waele! Wat zullen de koster-organist van St-Anna te Gent en zijn vriend de dichter-bakker van Sinaai lachpinkend opkijken! Minder plezierig is de poets aan dezen catalogus door den binder gespeeld: blz. 432 tot 449 en blz. 704 tot 721 werden vergeten. Voor een catalogus is dit een jammerlijk verzuim.Ga naar voetnoot(1) | ||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||
Ten slotte een woord uit de inleiding door Prof. Vliebergh bezorgd: ‘Deze boekenlijst is veel vollediger wat de Fransche boeken betreft dan voor die in eene andere taal geschreven. In eene bibliotheek voor uitleeningen wordt meest aangekocht wat meest gevraagd wordt, maar alleman zal moeten bekennen dat er ook voor het Nederlandsch hier veel te vinden is; en wij, Vlamingen, hebben een gemakkelijk middel om nog meer Nederlandsche boeken binnen te krijgen, namelijk zulke boeken ter lezing te vragen.’ J.P. | ||||||||||
Dichter René de Clercq, door Alf. Sevens. - Te verkrijgen bij den schrijver, GentDe wijdschitterende faam van den besten onzer huidige volksdichters heeft Alf. Sevens in dit boekje als in een focus laten samenstralen. Zijn vriendschap voor den dichter warmt zijn geestdrift, ja doet ze soms koken tot overloopens toe. Maar geestdrift, waar het een talent geldt als dat van onzen De Clercq, doet steeds deugdelijk aan; ook is dit boekje van wege Alf. Sevens, den man der Vlaamsche daad, een goede daad te meer. - Ons tijdschrift zelf zal binnen kort een aandachtige recensie wijden aan Van Looy's uitgaven van De Clercq, en dan gelegenheid hebben om uit te weiden over den lof, aan den rijkbegaafden zanger geschonken in het Letterkundig Overzicht, Jaarboek van het Davidsfonds voor 1910. J.P. | ||||||||||
Guido Gezelle, zijn leven en zijne werken, 2e druk. - Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen.Bij gebrek aan een steeds uitblijvend ‘leven’ den Meester waardig, is dit in zijn geheel nog het beste en het gemoedelijkst-mooie wat over Gezelle verscheen: de hulden bij zijn lijkbaar aan den koning-leenheer door zijn vrienden leenmannen en trouwe lijfwachten gebracht: S. Dequidt, Joh. Winkler, H. Verriest, A. Cuppens. Gust. Segers, Dr. G. Verriest, H Claeys, E. De Lepeleer H. Persyn, K. Donders. - Verheugend is 't dat dit hartelijk boek zoo zeer in den smaak valt bij de lezers van Noord en Zuid Maar waarom wordt steeds verzwegen dat deze bundel niets anders is dan 't Gezelle-nr van Dietsche Warande? J.P. | ||||||||||
Die Centralnotenbanken Europas, Hauptzüge ihrer Organisation und Wirksamkeit, von Ivar Hultman, Ins Deutsche Ubertragen von W.Ch. Degen. Bank Verlag, Berlin W, 1912, 200 blz.De schrijver is belast met de statistische afdeeling van de Zweedsche Rijksbank en is dus heel en gansch bevoegd om dit onderwerp te behandelen. Vijf-en-twintig jaar geleden verscheen een dergelijk boek in Zweden, van Prof. D. Davidson, maar nu is het natuurlijk verouderd en Hultman deed goed werk op ditzelfde plan zijn boek uit te geven. Letterkunde of zelfs groote zinnen zijn hier volstrekt niet te vinden. Het boek is eerder in telegramstijl opgevat. Maar het is zeer duidelijk. Opvolgenlijk wordt gehandeld over de | ||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||
Bank van Engeland, de Bank van Frankrijk, de Duitsche Reichsbank, de Oostenrijksch-Hongarische Bank, de Bank van Italië, de Russische Rijksbank, de Bank van Finland, de Zweedsche Rijksbank, de Bank van Noorwegen, de Deensche Nationale Bank, de Nederlandsche Bank, de Belgische Nationale Bank, de Zwitsersche Nationale Bank, de Bank van Spanje, de Bank van Portugal, de Nationale Bank van Griekenland, van Servië, van Bulgarië en van Roumenië. Dan komt nog een algemeen overzicht over de uitgiftebanken in Europa en daarna, als aanhangsel, eene korte studie over de uitgiftebanken der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. In Europa gaat men naar het monopolie voor de uitgiftebanken, in Noord-Amerika is dit niet het geval. De uitgiftebanken zijn voornamelijk bijzondere maatschappijen, maar evenals onze Nationale Bank staan ze onder staatstoezicht en moeten ze aan den Staat een deel van hun winsten uitkeeren, en nog minder of meer diensten aan den Staat bewijzen. Het hoogste winstaandeel wordt hier betaald in België, het minste in Zwitserland, waar het beperkt is tot 4%. Eenige bemerkingen nu over wat gezegd wordt over onze Nationale Bank. De schrijver heeft niets over de discontokantoren die bestaan bijna bij alle agentschappen onzer Nationale Bank. Op blz. 137 schrijft hij dat, in de praktijk, de voorgeschrevene dekking van 1/3 in metaal dikwijls ten deele vervangen wordt door in goud betaalbare vorderingen op het buitenland. Dit is niet dikwijls zoo, maar sedert lange jaren altijd zoo. Dan moeten we ook doen opmerken dat het verlies op den wisselkoers op Parijs hooger is dan op blz. 141 aangegeven staat. De schrijver beweert dat het aan de Bank gelukt is in dezen laatsten tijd door hare tusschenkomst op den wisselmarkt het agio ter neer te drukken tot 1,5‰. Dat is eigenlijk niet waar, want nog op vandaag staat hij boven de 4‰ en in den loop van dit jaar heeft hij merkelijk hooger gestaan. Eene laatste bemerking nog, wat de metaaldekking onzer bankbiljetten betreft, het blijkt uit het overzicht van den schrijver dat die dekking minder is bij ons dan in alle andere landen. E. Vl. | ||||||||||
Home life in Holland, bij D.S. Meldrum. - Methuen & Ce, Ltd. London, 370 blz. Prijs: 10 sh. 6 d.Wanneer een vreemdeling een land kent zal hij daar beter over schrijven dan de bewoners van het land zelf: hij ziet veel zaken die, juist omdat ze tot de dagelijksche omgeving behooren, niet meer tellen voor menschen van de streek; veel beter dan iemand van het land zelf kan hij oordeelen over wat belangrijk is of niet belangrijk en in zulke boeken vindt ge daarenboven altijd kostelijke vergelijkingen met de toestanden van het land van den schrijver. Maar we hebben het hier natuurlijk over vreemdelingen die het land kennen waarover ze schrijven, want anders komt het woord te pas van den Amerikaanschen boekverkooper aan René Millet, gezant van Frankrijk, die in l'Opinion van 20 Juni 1908 vertelt, dat hij op zekeren dag te New-York eenige Fransche boeken ging koopen over Noord-Amerika en deze bedenking mee kreeg: ‘Vos compatriotes sont étonnants; dès qu'ils | ||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||
sont ici deux ou trois mois, ils prétendent nous connaître et font un livre’. Het boek is opgedragen aan de vrouw van den schrijver ‘wier naam op de titelplaat had moeten staan’. 't Zal wel daarmee zijn dat hij Holland zoo goed kent. Wij krijgen in dit boek meer dan de titel ons zou laten verwachten, want, als ge de schoone kunsten en de Nederlandsche letterkunde uitzondert, dan hebt ge hier in werkelijkheid een heel overzicht van Nederland. Dat wil nu wel niet zeggen dat we met alles kunnen mêe gaan; de schrijver doet zijn best om onpartijdig te zijn, maar de Hollandsche katholieken kent hij niet en die komen ook niet tot hun recht. Waar hij, op blz. 84 beweert dat het Fransch de gebruikelijke tweede taal is, moet men wel een keer lachen. Waar hij de Hollanders noemt: ‘practical socialists’ moet natuurlijk dat woord ‘socialists’, verstaan worden zooals hij het verstaat. Waar hij beweert dat ‘the socialists are specially ardent preachers’ tegen drankmisbruik zegt hij wat veel, ten ware hij op dat woord ‘preachers’ nadruk wilde leggen, en waar hij de Hollandsche Jansenisten ‘Good Catholics’ noemt, omdat ze regelmatig den Paus inlichten over elke nieuwe kiezing van hun Jansenistische bisschoppen, moeten wij, katholieken, toch wel eens het hoofd schudden. Maar de schrijver handelt uit onkunde, hij meent het zoo slecht niet. Voegen we er nog bij dat het boek schoon gedrukt is. op zwaar papier, en met vele werkelijk mooie platen is voorzien. E. Vl. | ||||||||||
Dr J. Ernst WulfiNG, handwörterbuch der deutschen sprache, von Dr Daniel Sanders. Neu Bearbeitet, Ergänzt und vermehrt. Achte Auflage. - Otto Wigand, Leipzig, 1910. 887 blz. geb. M. 10.Een veertigtal jaren geleden verscheen Sanders Handwörterbuch der deutschen Sprache, en inderdaad, het was een handig, klein woordenboek. Doch in den loop der jaren was het handwoordenboek steeds aangegroeid, zoodat voor de zevende uitgave (1906) reeds een grooter formaat was noodig geworden. Nu is het een groot woordenboek geworden met 887 bladz. Op twee kolommen gedrukt, en niettegenstaande den grooten omvang is het toch handig gebleven. Er dienden echter andere veranderingen aangebracht te worden; de spelling moest in overeenstemming zijn met de nieuwe voorschriften van 1902, hetgeen niet gedaan was in de vorige uitgave; vele verouderde woorden moesten uitgeschrapt en nieuwe in de plaats opgenomen, want vooral met het oog op de technische vakken heeft de woordenschat in de laatste jaren een volledige omwenteling ondergaan, men denke slechts aan de moderne uitvindingen op gebied der vervoermiddelen van de ronkende automobiel tot het zwevende luchtschip. Dit reuzenwerk heeft Dr Wülfing met moed aangevat en, wij mogen het zonder aarzelen zeggen, tot een goed einde gebracht. De bepaling der woorden is doorgaans klaar, bevattelijk en soms door voorbeelden opgeluisterd; al de noodige grammatische bijzonderheden staan steeds vermeld en | ||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||
waar twee vormen mogelijk zijn, wordt de minst gebruikelijke tusschen haakjes opgegeven. Zelfs de uitspraak der klinkers is aangeteekend door middel van diacritische teekens; in den vroegeren Sanders was zulks enkel het geval voor de lange klinkers; deze nieuwigheid is van groote waarde, daar niet ied ereen een Aussprachewörterbuch te zijner beschikking heeft. Dr Wülfing gelooft echter niet in de toekomst der Bühnenaussprache; ook wijkt hij er van af wat de ä en e betreft, die hij als twee verschillende klanken opgeeft: evenzoo behoudt hij het onderscheid tusschen de e's van sehen en Seele, onderscheid dat wel in Midden- en Zuid Duitschland gehoord wordt, doch daarom nog niet in de algemeene taal dient gemaakt. Maar dit zijn slechts geringe punten, die niets afnemen van de groote waarde van dit woordenboek, daar niet iedereen zich bij de regels der Bühnenaussprache neerlegt, en wij mogen gerust verklaren dat Dr Wülfing een werk geleverd heeft dat als een zeer vertrouwbare gids voor de Duitsche taal zal dienst doen. J.K. | ||||||||||
Voor ons volk, door Lod. Jansen. - J. De Winter, Antwerpen. Pr. 1 fr.Lod. Jansen is nu aan zijn tweede boekje. Zijn eerste was een verzameling jeugdherinneringen, neergepend voor zijn eigen plezier wellicht; zijn tweede is een verzameling wandelschetsen, neergepend ten bate van 't volk. Lod Jansen wil immers een volksschrijver worden. Dat is heden meer dan ooit een groote roeping. De tijd is uit, niewaar, dat het volk met rijmpjes en vertelseltjes kon worden gesust en in 't slaap gewiegd. ‘Ons volk ontwaakt’; 't ontwaakt op de roepstem van zijn sprekers en zijn schrijvers, die werkende wekken tot een toekomst, groot en schoon. En in de nog ál te dunne rangen der herauten van ‘Sta op’ wil ook Lod. Jansen een plaatsje. O, niet op 't voorplan. Daarvoor is hij te schuchter. daarvoor kent hij zichzelf te goed; een godgezonden leider is hij niet. Dezen hangt hij aan, jawel, met heel zijn bewonderend hart,Ga naar voetnoot(1) en met zacht gebaar en stilvromen drang vraagt hij de aandacht van de schare voor zijn stil-dichterlijk woord, opdat zij ingetogen zou luisteren naar zijn zachte stem, en zich zou voorbereiden tot het ontvangen van 't machtige wekwoord van den grooten zaaier, die zijn werk nu verricht in de hoogere kringen, en die allengs nadert tot het volk.... Lod. Jansen is een wegbereider. In hem steekt een opvoedende kracht ten overstaan van den minderen man. En vooral van dit paedagogisch standpunt uit is zijn boekje ‘Voor ons Volk’ een zeer prijzenswaarde arbeid. Kunst is hem zeker niet vreemd; maar kunst is niet zijn sterkte; de liefde tot het goede, dàt is zijn sterkte; en gruisdik ligt op elk van zijn verhaaltjes de patronage-tendenz. - 'k Maak een uitzondering wat de tendenz zoowel als wat de kunst betreft, voor dien ‘Kerstavond’ in een onbedacht oogenblik ‘vrij naar het Fransch’ verteld, een schrijnend-smakeloos feuilletonstukje. | ||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||
Nu betwijfel ik niet, ware de tendenz minder uitgesproken, dat Jansen evenzeer een werk ten goede kon doen. Maar dit zou een behendigheid zijn waarvan de recht-door-zee-gaande Jansen niet weten wil. Dat in dit geval toch ook zijn kunst niet zoo bezwaard zou wezen, zal nog minder tellen bij hem: kunst is immers niet zijn hoofddoel: te werken ter verheffing van de kleine lui, tot hun verzedelijking, tot hun voorbereiding op een groote rol voor hun braakliggende krachten, is dat niet schoon? En wijl ik nu toch dit boekje moeilijk anders kan bekijken dan als zijnde een verdienstelijk opvoedkundig werkje, mag ik mijn meening uiten dat Jansen misschien wel een beetje te zoeterig vroomheid predikt, dat hij te veel houdt, mij dunkt, van suiker-water-braafheid, en dat hartiger kost en kraniger karakterscholing meer te pas komt voor zijn doel, in dezen tijd die met snelle schreden spoedt naar een groot-krachtigen strijd? J.P. | ||||||||||
Uit de stilte, verzen van Jul. Schürmann. - L.J.C. Boucher, den Haag.Statig komen ze ‘uit de stilte’ geleden deze verzen, met een voorrede van Willem Kloos en zes lithographieën van Willem E. Roelofs, Jr. - Een modeluitgave inderdaad. Van de voorrede kunnen we niets anders zeggen dan dat ze zeer mooi is geschreven, en dat ze weeral de sporen draagt van het theologisch-theosophisch geliefhebber, waarmee Kloos zijn tijd nu vult en zijn ziel tracht te vullen. Als een kassei door een salonvenster, komt ons de verzekering verbijsteren dat: ‘(Kloos) altijd objectief is’. Verder, als we de verzen hebben gelezen, gaan we beamend naar het stukje voorrede terug dat: ‘wat al dadelijk in deze verzen treft is de hollandsch-stille, aangenaam-gedempte, en toch zuiver-gebleven toon van fijne menschelijkheid, die er u telkens uit toeklinkt en sommige hunner altijd in uw herinnering doet blijven als goede, hartelijke vrienden, die zich tegen u uitspraken, rustig vertrouwd.’ Dit is inderdaad, waar het de 3/4 van dit verzenbundeltje geldt, zakelijk mooi gezegd. Maar bij deze uitspraak komt toch het beste van Schürmann's dichterschap niet tot zijn recht. Mij dunkt, er staan binnen deze 42 bladzijden, verzen die op zichzelf bundels waard zijn, en die mij troffen om hun ongewilde grootschheid en hun vertoonlooze pracht sterker dan om 't even wat onze allerbesten in 't vorige jaar lieten hooren. Er is in die schittering zoo 'n heerlijk-zelfbewuste en toch zoo ernstig bedaarde stevigheid dat we hier inderdaad hebben te doen, niet met een decadentje van de school, maar een rassig dichter van 't allergezondste geslacht: Ten bewijze volgen hier drie sonnetten. | ||||||||||
HomerusZwaar steunend op zijn staf, de grijsaard schreed
Moeizaam in mijmring voort op vreemde kust,
En tastend zocht hij naar een plek, tot rust
Wen plots een schaduw 't voorhoofd overgleed.
't Juichen van dartle knapen was 't, dat deed
Hem huivren, hèm, door goden vaak gekust. -
| ||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||
Dan hief hij 't zilver-lokkig hoofd, bewust
Als een, die heeft geleden 't diepste leed.
De knapen naderend den blinden man,
Boden een dronk hem, en eerbiedig, dan
Zoet vleiend, vroegen hem een heldenzang.
En dankbaar sprak Homerus, uren lang
Van held Odysseus, en de jeugd bewogen
Zag zijn vèr-ziende ziel, in zijn doode oogen.
| ||||||||||
Leonardo da VinciEn doodsbedroefd Da Vinci zat te droomen
In stille werkplaats voor 't voltooid portret
Van Mona-Lisa, in zijn hand 't palet,
Peinzend aan haar, die afscheid had genomen...
Hij wist dat, nimmer meer, zij weêr zou komen,
Dat nimmer meer, haar stem, haar lach, haar tred
Hem vreugde brengen zou en een gebed
Rees in hem op, de werklijkheid te ontkomen....
Tot turend in de droevig-mijm'rende oogen,
Die van het doek, leken naar hem te staren,
Zoo wonder, of 't haar eigen oogen waren...
Hij zag, wat beider ziel diep had bewogen:
Hun blanke liefde, voor elkaar verzwegen
Voor eeuwig treurend in dien blik gelegen.
| ||||||||||
Michel-AngeloIk zag hem staan in nacht, 't koortsig gezicht,
Grillig in schemer van een kaarsenschijn,
In 't spannend zoeken, naar kleuren en lijn,
Strak de oogen op zijn fresco-werk gericht.
Of uit blank marmer, dreunend onder 't wicht
Der forsche slagen; in vlijm-fellen pijn,
Van opperst scheppen, zijn zielsbeelden rein,
In eeuw'ge vormen, heffen tot het Licht.
Ik zag hem zitten, oud, eenzaam, gebogen
Over verguld papier, sonnetten dichten,
Een weeke droefheid, in de hoornkleur'ge oogen,
Waarin door 't weemoedswaas, toch kracht blijft lichten.
En uit de hand, vervormd door reuzenkneden,
De gouden strofen van zijn treurnis gleden.
Ik zie niet in waarom zulk een vers minder beroemd zou worden dan 't Michel Angelo-sonnet van Barbier. Die met zulke huldeverzen voor de Grooten kan verschijnen, dien zullen de Grooten wel een dankbaren, echt-verbroederenden handdruk geven. J.P. | ||||||||||
De statistische methode in de plantkunde, en hare toepassingen op de studie van den Invloed der Levensvoorwaarden, door Dr C. De Bruyker, Praeparator aan de Hoogeschool te Gent. Verhandeling bekroond in den algemeenen wedstrijd van het Hooger Onderwijs, groep Plantkunde, 1908, | ||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||
en uitgegeven door de Koninklijke Vlaamsche Academie (Van de Ven-Heremans' Fonds); 223 blz., in-8o. A. Siffer, Gent, 1910.Wij hebben hier te doen met een werk dat alleszins op den naam van echt wetenschappelijk mag aanspraak maken. De zeven eerste hoofdstukken zijn eene uiteenzetting, toegelicht met tal van voorbeelden, der statistische methode. Het is eene beknopte samenvatting van alles wat tot hiertoe gedaan werd door de schrijvers welke deze methode, met betrekking op de biologie, hebben behandeld of toegepast. In het achtste hoofdstuk wijst de schrijver op de voorzorgen welke de onderzoeker nemen moet om alles te mijden wat tot onjuiste uitslagen aanleiding zou geven. In zijn tweede deel, dat de dertien overige hoofd- stukken omvat, wordt door middel der statistische methode de invloed der levensvoorwaarden bij de planten onderzocht. Beurtelings worden behandeld de invloed der voeding, de seizoeninvloed, de plaatselijke levensvoorwaarden, erfelijkheid en selectie enz. Eene rijke bibliographie schenkt volledigheid aan heel de uiteenzetting, waarvan het grootste en meest belangrijke gedeelte ingenomen wordt door de uitgebreide onderzoekingen van den schrijver zelf. Bij het eerste doorbladeren van het boek wordt de lezer eenigszins afgeschrikt door het betrekkelijk groot aantal cijfers, tabellen, voorstellingen van curven, enz., maar bij 't lezen wordt deze indruk weldra weggenomen door de methodische voorstelling, de vloeiende stijl en de belangwekkende gevolgtrekkingen. A. Van Beirendonck. | ||||||||||
Beknopte nederlandsche spraakkunst, door Dr K. Holtvast, 4e druk. - P. Noordhoff, Groningen, fl. 1, 140 blz.Over deze spraakkunst, gesteund op de gesproken taal en naar een heel nieuwe, vlotte en allerminst vervelende methode ingericht, werd hier veel goeds gezegd. Dat men haar waarde in 't onderwijs beseft, wordt duidelijk aan deze 4e uitgave binnen den tijd van 3 jaar. H.M. | ||||||||||
Plantenatlas, door H. Heukels, met 1736 afbeeldingen. - Groningen, P. Noordhoff.Sluit aan bij de bekende Schoolflora van H. Heukels die thans haar 12n druk beleeft. Die plantenatlas, uitstekend verzorgd, met zuivere en duidelijke teekeningen is voor alle bezitters van de Schoolflora te bekomen tegen verminderden prijs (fl. 1.50 in pl. van fl. 2.25). | ||||||||||
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen.
| ||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||
|
|