| |
| |
| |
Boekennieuws
Nieuwe uitgave van Beelen's Nieuwe testament. - Boekhandel van Karel Beyaert, Mariastraat, 6, Brugge (België).
Te allen tijde en plaatse moeten het Evangelie en de Brieven der Apostelen het hoofdonderwerp zijn der prediking van de geestelijke herders. Niets is in staat op den duur het christenvolk meer te treffen en in begeestering te brengen dan de op hen toepasselijke verklaring dier heilige Boeken. Deze alleen bewaart of brengt, herwekt of reinigt den waren christelijken geest waardoor de eerste tijden zoo zeer uitmuntten. Beroemde kerkredenaars zijn of worden slechts zij, die doordrongen van het begrip en den geest der Evangeliën en Brieven, dezer inhoud en leer tot stof kiezen hunner godsdienstige reden. Dit getuigen de grootste meesters der gewijde welsprekenheid, Bossuet en Bourdaloue. De predikers die elders dan in die heilige bronnen gaan putten, wanneer zij het woord moeten voeren tot de geloovigen, kunnen een enkele maal hun toehoorders treffen, doch niet voortdurend en hun woord zal geringe vruchten voortbrengen. Alleen de prediker van de Heilige Schriften zal steeds behagen en telkens de harten verbeteren.
De voornaamste, ja eenigste vorming tot het verheven predikambt bestaat in een grondige kennis van heel de Schriftuur weliswaar, doch bovenal van de Boeken des Nieuwen Verbonds. Men mag veilig zeggen met reeds genoemde Meesters, dat er in de H. Kerk zoo weinig volmaakte kanselredenaars zijn, omdat zij of niet voldoende onderlegd zijn in de wetenschap des Bijbels, of niet meer de Evangeliën en Brieven prediken, doch onderwerpen kiezen van ongewijden aard, valschelijk meenend zoodoende meer te behagen en heilzamer vruchten van zaligheid voort te brengen.
De gewijde redenaar moet prediken volgens de letter en den geest der H. Schrift, zijn stem moet de weergalm zijn van de stem van den grooten Leeraar van Nazareth en van de Apostelen. Dan zullen zijn woorden geen menschelijke klanken zijn, doch goddelijke taal. Dan zal hij spreken verstaanbaar voor rijken en voor armen, voor blijden van geest en voor gebrokenen van harte, voor grooten en voor kleinen, voor het volk niet minder dan voor de geletterden, omdat hij de taal voert van Jesus en de Apostelen, die ook in woord alles voor allen waren. Elke rede, hoewel eenvoudig van taal, zal als hemelsche muziek in aller ooren ruischen. ‘Heer’, zullen de geloovigen met Simon Petrus zeggen, ‘woorden van eeuwig leven hebt ge’.
Is de grondige kennis van de Schriftuur een vereischte voor den katholieken redenaar, ook is het altijd de wensch geweest van de H. Kerk, dat het Christenvolk gelegenheid had
| |
| |
om het leven van hunnen Heer en Verlosser, het toonbeeld van alle deugd en volmaaktheid, in zijn samenhang zoowel als in zijne bijzonderheden te leeren kennen en diens leer, inzoover die ons in de Evangeliën en Brieven der Apostelen bewaard zijn, te overwegen. Daarvandaan de volksuitgave der Evangeliën in hun geheel, met korte verklaringen, die in Nederland en België den geloovigen voor een geringen prijs wordt aangeboden en door de Kerkelijke Overheid ter lezing aanbevolen. Daarvandaan de nieuwe uitgave van Beelen thans bij de firma Beyaert te Brugge, om te voldoen ook aan den wensch van meer bemiddelden, die behalve de Evangeliën tevens de Brieven der Apostelen in de moedertaal verlangen te lezen en met behulp van meer uitgebreide aanteekeningen beter te begrijpen.
Dewijl de Boeken van het Nieuwe Testament niet alleen door vertrouwbare ooggetuigen en tijdgenooten zijn geschreven, maar ook, als ingegeven door den H. Geest zelf, het woord Gods zijn en derhalve de Geest Gods daarin spreekt, hebben zij van den beginne af in de Kerk de hoogste vereering genoten en is de lezing ervan te allen tijde als de beste en nuttigste voor het Christenvolk aanbevolen, wijl zij ons als 't ware doet voelen en proeven, hoe het leven van een iegelijk en van het huisgezin moet worden ingericht om hier en hiernamaals gelukkig te zijn. De Kerk heeft evenwel wijselijk bepaald, dat de H. Schrift door de geloovigen niet in hunne moedertaal mag worden gelezen tenzij voorzien van kerkelijke goedkeuring, en met aanteekeningen, waardoor teksten, die vooral voor minder ontwikkelden dubbelzinnig of duister kunnen zijn, verklaard worden in den zin, dien de H. Kerk altijd gehouden heeft en nog houdt. Ik vroeg hieraan toe de woorden, ontleend aan de inleiding eener Italiaansche bijbeluitgave:
‘Moge het Evangelie met de andere heilige Boeken wederom terugkeeren in de huisgezinnen. Het geestelijk voedsel voor de zielen, dat zij aanbieden, zal de huisgezinnen als bij tooverslag christelijker maken. Deze zullen in zich gewaar worden een frisschen adem van reinheid, een nieuwe kracht voor de gehoorzaamheid zoowel als voor het vaderlijk gezag. In onze maatschappij zal het de armen leeren zich niet ongelukkig te wanen alleen omdat zij minder bezitten dan de rijken, en de rijken zal het doen beseffen de plichten - die maar al te veel veronachtzaamd worden - van een verstandige, edelmoedige en werkzame naastenliefde’.
Door deze overwegingen geleid, beveel ik met al de warmte van mijn priesterhart de lezing aan van het Nieuwe Testament Onzes Heeren Jezus Christus volgens den Latijnschen tekst der Vulgaat in het Nederlandsch vertaald en met aanteekeningen verklaard door Joannes Theodorus Beelen. Immers waar elders vinden we in onze taal die gewijde Boeken zoo juist vertaald, zoo duidelijk uitgelegd, zoo zakelijk verklaard als in het meesterwerk van den diepgeleerden en innig vromen Hoogleeraar van Leuven's beroemde Universiteit? Zijn verklaringen doorstaan den strengen toets van de hedendaagsche Roomsche Bijbelkritiek, omdat zijn boeken geschreven zijn voor de eeuwen. Een goed werk ten bate van priesters en leeken heeft daarom de Boekhandel van de firma Beyaert verricht door een nieuwe
| |
| |
uitgave van Beelen het licht te doen zien en haar te verrijken met den Latijnschen tekst.
Tot deze nieuwe uitgave is de firma Beyaert dringend aangespoord door Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid, den Bisschop van Brugge. Deze verklaarde eenige weken geleden aan den uitgever dat in de besluiten en de wenken van onzen H. Vader Pius X zoowel de bevestiging als de triomf gelegen is van Beelen's leerstelsel tegenover de overdrijvingen van het modernisme.
‘Nog blijft Beelen's vertaling - vervolgde hij - een boek voor alle geestelijken; het zal onder taalkundig en wetenschappelijk opzicht, zoowel in de Noord- als in de Zuid-Nederlandsche studiewereld een boek blijven van merkwaardig belang.
Zijne Hoogwaardigheid heeft den Uitgever toegestaan, dit gesprek mede te deelen aan het Doorluchtig Episcopaat van Nederland en van België, dat zich volkomen aansluit bij de gedachte van Brugge's hooggeleerden Bisschop.
De nieuwe uitgave is geschied onder toezicht van den Z.E. Heer Camerlynck S.Th.D., hoogleeraar aan 't Seminarie van Brugge, die den Nederlandschen tekst heeft herzien en, waar noodig, verbeterd. De Latijnsche tekst is gedrukt naar de beste uitgave van Hetzenhaver. Het geheele werk bestaat uit 3 deelen in 8o van uitstekend papier en is vrachtvrij te verkrijgen bij al de R.K. boekhandelaren van Nederland à 10.50 guldens, gebonden in leer f 12.75, in half chagrin f 13.50.
En wij besluiten met deze woorden, eveneens aan de inleiding der Italiaansche uitgave ontleend:
‘Door de nieuwe uitgave van Beelen wordt een gemakkelijk en krachtig hulpmiddel verstrekt aan de gewone prediking, en wij hopen, dat de meer algemeene lezing van het Evangelie en van de Brieven der Apostelen eensdeels aan de priesters de gelegenheid en het middel zal verschaffen om in ruimere mate hunne prediking aan die heilige Bronnen te ontleenen en den inhoud ervan des te grondiger en vruchtbaarder te ontwikkelen en anderdeels bij de geloovigen de behoefte levendig zal maken om bij de prediking dat licht te gaan zoeken, waarnaar de lezing het verlangen zoozeer opwekt en waaraan zij de behoefte doet gevoelen.’
Chr. Schets, R.K. Pr.
| |
Herders Konversations Lexikon, Ergänzungsband, 1910. - Herder, Freiburg in Breisgau, 1910, M. 15.
Daarmee volgt de voortreffelijke Herder het moderne leven op den voet. Met de zorg waaraan ons deze model-encyclopedie heeft gewend, worden in dit nieuwe deel de allerjongste gebeurtenissen, studiën en ontdekkingen lexikalisch geboekt. De nieuw opgestane beroemdheden op 't gebied van wetenschappen, kunsten, letteren, en politiek komen tot hun recht nevens de steeds voortwerkende ouderen Daar de techniek in het rijk van den geest een reuzenprovincie is geworden krijgt zij ook in Herder haren rechtmatigen omvang: met de meeste zaakrijkheid komt b.v. een breedvoerig en rijk-geillustreerd artikel over de vliegtoestellen en de luchtscheepvaart aan de beurt. Maar ook allerhande nieuwigheden op 't gebied van dynamos
| |
| |
en electriciteit en motorwagens worden beknopt maar duidelijk beschreven.
In dezen bewogen tijd van sociale aangelegenheden gaat vanzelf de aandacht naar de artikelen over staathuishoudkunde zoo kwistig in dezen bundel rondgezaaid. Wij, Belgen, zullen een bijzonder belang hechten aan de voorbeeldig gestelde bijdrage over Congo. Bij de heerlijke kaarten waarmee Herder zijn Lexikon heeft opgeluisterd, neemt thans deze van Congo een waardigen rang in. Eigenaardig is de ‘Erdbebenkarte’ die velen zal boeien.
Met bijzondere zorg zijn ook de korte levensschetsen van allerhande menschen van beteekenis bewerkt, zoo talrijk dat ze reiken boven hetgeen werd opgenomen in lexikons van veel ruimeren omvang. Dit is trouwens een van de bewonderenswaardigheden van Herders Lexikon: dat het, als geheel, op zijn minst zooveel levert als de bekende encyclopedieën die zooveel bundels tellen. Dit komt omdat Herder zijn stof zorgzamer condenseert en alles weet te zeggen op veel minder plaats.
Voor alles is met de meeste zorgvuldigheid in dit laatste deel zoowel als in 't heele werk het katholiek standpunt gehandhaafd; maar het Lexikon is te stevig wetenschappelijk dan dat het zich bij om 't even welk onderwerp zou inlaten met polemiek of uitspraken doen, die andersdenkenden zouden kunnen beleedigen. Zoo is het voor alles een wetenschappelijk zekere en een zedelijk veilige raadsman. Daar overigens de niet-Roomsche organen niets anders uiten dan lof over Herder, daar zelfs een Leipziger Illustrierte Zeitung getuigt: ‘Wir haben Herders Lexikon neben andern jahrelang benutzt und sind von ihm nie im Stich gelassen worden’ - is 't voor alle ontwikkelde voldoende in 't Duitsch-geschoolde katholieken duidelijk waarheen ze zich wenden moeten voor een encyclopedie rijk van inhoud, alzijdig van stof, steeds grondig en betrouwbaar.
Zooals het Lexikon nu in 9 deelen volledig is, kost het M. 115.
| |
Zur Landreform in England, von Jesse Collings. Autorisierte Deutsche Ausgabe von Dr Karl. Gengnagel, Berlin 1910, Deutsche Tageszeitung, 71 blz.
Dat de Engelsche landbouw achteruit gaat, zulks weet iedereen. Het valt schrijver niet moeilijk dezen achteruitgang vast te stellen. Het grootste deel van wat in Engeland verbruikt wordt komt uit den vreemde. Dit is mogelijk, zegt schrijver, zoolang er vrede bestaat, maar wat zou er gebeuren in tijd van oorlog? Eenige jaren geleden (in 1903) werd deze vraag onderzocht door eene koninklijke commissie, maar 't eenig middel dat uitwerksel hebben kan, werd niet aangegeven, zegt schrijver: hij is voorstaander van Chamberlain's ontwerp van inkomrechten; 't geld alzoo aan de grenzen betaald zou moeten dienen, zegt hij, om de tarweboeren te bevoordeelen. Zelfs als er geen beschermende rechten zijn, meent hij, dan nog zouden eenige millioen pond sterling kunnen genomen worden om aan de graanvoortbrengers premiën te geven. Alzoo zou men ertoe komen, zegt hij, om in Engeland zelf zeker voor 9 maand
| |
| |
voort te brengen, in zake van tarwe, al wat tot ons verbruik noodig is.
Hij wenscht ook dat er maatregelen genomen worden om door de pachters, met rijksgeld, hunne hoeve te laten koopen, met gemak van terugbetaling.
Of dit laatste mogelijk is en of het veel baten zou, dan ook of Engeland bescherming zal invoeren en zich in den zin van schrijver gelegen zal laten met het lot der tarweboeren door premien te verbeteren, valt nogal te betwijfelen. In elk geval zouden de Engelsche boeren door eigen werk veel verder kunnen komen dan daar waar ze nu zijn.
E. Vl.
| |
Geschichte der englischen Bodenreformtheorien, von Heinrich Niehuus. - Leipzig, C.L. Hirschfeld. 1910, 225 blz.
In België wordt bitter weinig over akkersocialisme of over hervormers van den landelijken eigendom gesproken; hierin verschillen ze met de eigenlijke socialisten, dat ze het over niets anders hebben dan over den grond, waarvan, volgens hen, het bezit zou moeten overgaan aan de gemeenschap. In Europa wordt er meest over het eigenlijk akkersocialisme gesproken in Engeland, en dat kunt ge verstaan door de indeeling zelf van den grondeigendom aldaar: de helft van den landelijk bebouwden grond behoort aan 2,000 famillies en 91 onder hen bezitten alleen meer dan 1/6 van de geheele oppervlakte. In Duitschland heeft de Bodenreform ook vele aanhangers; wij willen niet zeggen het akkersocialisme, want sedert een twaalftal jaren wordt er door de Duitsche grondhervormers over niets anders meer gesproken dan over den bebouwden grond in de groote steden.
Een algemeen overzicht over akkersocialisme vindt ge bij Dr. Paula Gutzeit in haar werk Die Bodenreform, eine dogmengeschichtlich kritische studie (Leipzig: Duncker en Humblot, 1907), maar dit overzicht is nog al oppervlakkig en de schrijfster is socialiste, wat natuurlijk uitkomt in hare beoordeelingen.
In dezen laatsten tijd zijn ten grooten deele door den drang van de akkersocialisten in twee opzichten veranderingen gekomen: dank aan hen werd in Duitschland in vele grootsteden eerst en vooral, daarna in het Rijk, eene belasting geheven op den aangroei van waarde van grond; in Engeland werd in deze laatste jaren nog al veel gedaan èn door de wetgeving èn ook door bijzondere werking ten voordeele van kleine landbouwwinningen.
Uit wat vooraf gaat zal wel het belangvan dit boek blijken te meer nadat we zullen hebben gezegd dat het zeer wel gemaakt is en dat het ook belang heeft' voor hen die niet bezig zijn met akkersacialisme of met landbouwzaken. - De Engelsche akkersocialisten kunt ge in twee groote groepen verdeelen: zij die met Wallace denken dat door den Schepper den grond gemaakt werd niet om persoonlijke eigendom te worden, maar om gemeene eigendom te blijven, en zij die uit de leering op de grondrente van Ricardo afleiden dat de grond in bezit zou moeten komen van de gemeenschap of ten minste dat er eene belasting zou moeten zijn om geheel de grondrente op te slorpen, dat wil
| |
| |
zeggen, geheel de opbrengst van den grond, die te wijten is aan de oorspronkelijke voortbrengingskracht van het land, niet wat te wijten is aan arbeid of aan in den grond gestoken kapitaal.
En beurtelings komen voor als behoorende tot de eerste groep: Thomas Spence, William Ogilvie, Thomas Paine, John Grey, Charles Hall, Piercy Ravenstone, William Cobbett, Feargus O'Connor, James Bronterre O'Brien, Patrick Edward Dove, Herbert Spencer en Alfred Russel Wallace; en als voormannen van de tweede groep die op Ricardo's renteleering steunen: James Mill, John Stuart Mill en Henry George.
We schreven daar zooeven dat ook voor hen, die zich niet gelegen laten aan akkersocialisme maar wel aan de volkshuishoudkunde in 't algemeen dit boek belangrijk is: wij hebben hier immers, onder meer, eene tamelijk uitgebreide studie over Ricardo en zijne theorie van de grondrente en ook over Henry George, den bekenden voorstaander van de ‘single tax’ of de enkele belasting op de grondrente, wiens boek, Progress and Poverty, in 1879 verschenen, de ronde deed van de wereld en in zeer veel talen overgezet werd.
E. Vl.
| |
La foi catholique par H. Lesêtre, 497 blz. - Paris, Beauchesne, 1909.
Een goed handboek maken voor Geloofsonderricht is geen gemakkelijke taak. Het onderstelt immers een diepgrondige kennis van godgeleerdheid, wijsbegeerte en zedenleer, dewelke men dan op duidelijke en eenvoudige wijze aan zijne lezers moet mededeelen. Men hoeft ook zorgvuldig onderscheid te maken tusschen waarheden, die ons door het geloof voorgehouden worden, en deze die b.v. vrije meeningen en leeringen zijn van godgeleerden.
Het werk van Lesêtre zal voorzeker een nuttig handboek zijn: het geeft ons een beknopt en algemeen overzicht over gansch de geloofs- en zedenleer. Dit wil toch niet zeggen dat het van gebreken vrij is, en voorzeker zou de godgeleerde hier en daar wel iets te beknibbelen vinden. Vele gezegden zijn te algemeen, en hebben daardoor een onduidelijken zin.
In een boek voor geloofsonderricht hoeft er altijd wel gesteund te worden op de bewijzen van Gods bestaan. De bladz. (p. 4) die de schrijver daaraan wijdt, schijnen ons wat al te bondig. Zelfs staat er op bl. 6 een bewijs, waarmede niet eenieder zal instemmen: het is getrokken uit de gedachte van het volmaakte, van het oneindige, die in de menschelijke rede ligt. Onze rede heeft bijgevolg de gedachte van het oneindige: heel wel, doch er blijft nog te bewijzen over, dat dit oneindige ook in de wezenlijkheid bestaat. Alleenlijk omdat ik de gedachte heb van een wezen, mag ik nog niet besluiten tot het bestaan in de werkelijkheid van dit wezen: hier tot het bestaan Gods.
Op andere plaatsen kon de leer wat duidelijker zijn. Zoo b.v. op blz. 10: ‘Ils (nos actes) sont bons quand la volonté s'est conformée à la règle du bien, mauvais quand elle a contrevenu à cette règle’. Hier zal de lezer zich voorzeker afvragen: waarin bestaat die regel van het goede? En tot volledigheid en duidelijkheid, diende er het volgende antwoord bij te komen, met korten uitleg: de naaste regel der zedelijkheid onzer handelingen
| |
| |
is onze redelijke natuur, en de verwijderde regel is Gods eeuwige wet.
Op blz. 298 bewijst Schrijver de volstrekte noodzakelijkheid der dadelijke genade uit Christus' woorden: ‘zonder mij kunt gij niets doen.’ (Joan. XV, 5). Niet allen zullen daarin het gezochte bewijs vinden. Volgens de meening sommiger godgeleerden, bewijzen die woorden weliswaar de noodzakelijkheid eener bovennatuurlijke hulp van wege Christus tot het verrichten van heilsdaden, doch moet deze hulp noodzakelijk altijd een dadelijke genade zijn, en zouden die woorden niet waar blijven, zoo daardoor somtijds alleen de heiligmakende genade en de bovennatuurlijke deugden verstaan werd? Zijn er geen godgeleerden, die houden staan, dat de rechtvaardige mensch, reeds in bezit der heiligmakende genade, van tijd tot tijd, zonder behulp eener nieuwe dadelijke genade, en alleenlijk met de hem ingestorte heiligmakende genade en de bovennatuurlijke ingestorte deugden, kan overgaan tot bovennatuurlijke heilsdaden? Dit schijnt de schrijver niet voor oogen gehad te hebben in zijne blz over de noodzakelijkheid der dadelijke genade.
Deze voorbeelden wezen genoeg; en laten we ten slotte toch het werk van Lesêtre aanbevelen, aan hen die met geloofsonderricht bezig zijn: een beknopt overzicht zullen zij er vinden over de gansche geloofsleer.
J.B.
| |
Le sens commun, la philosophie de l'être et les formules dogmatiques, par Fr. Garrigou Lagrange des Frères Prêcheurs. - Paris, Beauchesne, 1909.
Wijsgeeriger en tot diepere studie geschikt is het werk van P. Garrigou-Lagrange, Predikheer. Die met de weerlegging der modernistische stellingen nader kennis wil maken, zal met vrucht dit werk raadplegen. Het is overbekend hoe aan den grond der hedendaagsche dwalingen, door Paus Pius X veroordeeld, een valsche wijsgeerige grondvest ligt. Dit gansche werk is een weerlegging daarvan.
Luidens de theorie van Leroy, moeten wij voor het algemeen verstand (le sens commun, het verstand zooals het aan de algemeenheid der menschen eigen is) een onderscheid maken tusschen de verbeeldingswaarde (la valeur de représentation) en de beteekeniswaarde (la valeur de signification). Volgens de verbeeldingswaarde beantwoordt er aan onze kennis iets voorwerpelijks, iets objectiefs - de beteekeniswaarde, integendeel, bestaat in het praktisch nut der waarheid tot onze handelingen. Deze leering wordt eerst door Leroy toegepast op de waarheid in het algemeen, en daarna op de dogmatische waarheid in het bijzonder. Zoo moet aan het dogma niets objectiefs of voorwerpelijks meer beantwoorden; dit kennen wij niet, en we mogen dit gerust laten varen, om alleenlijk nog vast te houden aan de pragmatische waarheid van het dogma: de waarheid van het dogma zal dus bestaan in den praktischen invloed door hem op onze handelingen en ons leven uitgeoefend. Die valsche waarheidstheorie, die in zake van geloof tot gansch valsche gevolgen leidt, wordt door schrijver breed weerlegd
Het voorwerp onzer kennis, zoo stelt hij vast, is niet het
| |
| |
‘worden’ (le devenir) of de ‘phenomena’ (de zaken zooals zij aan onze zintuigen uiterlijk toeschijnen), maar wel, volgens de aloude en ware leer van Aristoteles en den H. Thomas, ‘het zijn’: iets IS objectievelijk, en dit is het voorwerp der kennis van het verstand. Dan wordt deze leering nader toegepast op de dogmatische waarheden; eenige dier waarheden zooals de H. Drievuldigheid, de Menschwording, enz, worden in het bijzonder behandeld, en de opwerpingen tegen het Traditionneel dogmabegrip worden weerlegd. Ten slotte, worden de aanvallen van Leroy tegen de bewijzen voor het bestaan Gods geweerd, en wordt er aangetoond hoe de bewijzen, dewelke Leroy poogt in de plaats te stellen, rechtstreeks tot pantheïsme leiden.
Dit werk mogen we gerust aanbevelen aan allen die diepgrondige kennis en weerlegging van het Modernisme begeeren.
J.B.
| |
Het moderne opvoedingsvraagstuk, door E.H. Floris Prims. - Uitgave der Geloofsverdediging, Provinciestraat 118, Antwerpen. Reeks 1911, nr 8 en 9, 0,50 fr., 74 blz.
‘Tot individueele grootheid evenals tot volksverheffing hoeft er zedelijke opvoeding; en nooit misschien was er die noodiger dan op onze dagen. Karaktergrootheid is het hoogst menschelijke. Het ware karakter bestaat uit de harmonische geleding van alle de menschelijke krachten. Oprechte zedelijke grootheid kan slechts door godsdienst worden geteeld. De onzijdige opvoeding is ten andere onmogelijk. De onzijdige school beteekent de sluipmoordelijke verkrachting van het godsdienstleven onzer kinderen’. Ziedaar de gedachten welke de schrijver in dit vlugschrift ontwikkelt. Wij durven dit werkje aanbevelen aan allen. Vooral de onderwijzers en de ouders zullen het met vrucht lezen. Mochte het er toe bijdragen ons dierbaar Vlaamsche volk te behoeden voor de onzijdige school, dank zij het plichtbesef van allen die nog iets voelen voor hooger zieleleven!
A.J.
| |
Het lijden van Jesus tegen enkele moderne aanvallen verdedigd, door P.J.M. Vosté, O.P. - Uitgave der Geloofsverdediging, Provinciestraat 118, Antwerpen. Reeks 1911, nr 10, 0,25 fr. 30 blz.
‘Rond het kruis beweegt zich gansch het verloste menschdom; en dit kruis is een struikelsteen voor velen geworden’. Het doel van den schrijver is ‘het lijdensverhaal in 't volle licht der waarheid te doen schitteren, en de wolken te verdrijven die haar stralen zouden belemmeren machtig en klaar tot ons te komen’. Na bewezen te hebben dat Jesus niet verrast werd door den dood, maar dien met onwankelbaar bewustzijn voorzag en te gemoet is gegaan (I hoofdstuk), vergelijkt hij het lijdensverhaal der vier evangelisten (II hoofdstuk), dateert de onderscheiden episoden in de goede week (III hoofdstuk) en verwerpt enkele moderne bezwaren (IV Hoofdstuk).
Aan niet ingewijden zal dit werkje een denkbeeld geven van de ingewikkelde vraagstukken die door de moderne kritiek
| |
| |
worden gesteld aangaande de feiten der goede week. De schrijver is er in gelukt die vraagstukken klaar uifeen te zetten; eene niet gemakkelijke taak! Veel stof in weinig bladzijden.
Wel hadden we een paar bladzijden meer gewenscht, besteed aan de antwoorden.
A.J.
| |
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen:
J. & Ph. Duyser: De Hoofdzaken der Nederlandsche Spraakkunst, 2e herziene druk door G. Bolkestein, 134 blz., fl. 0.75. - Een zeer geschikt boekje ook voor Zuid-Nederland: Het handelt over de woordsoorten, den enkelvoudigen zin, de vormverandering van de woorden, de spelling, den samengestelden zin en de woordvorming. - Ruim is er rekening gehouden met de nieuwe beschouwingen over onze taal; en de theorie is toegelicht door voorbeelden met veel overleg gekozen. |
|
C. Timmerman: First Set of English Lessons in Grammar, Conversation, Composition a. Idiom, 2d revised edition. 155 blz., fr. 1.25. |
|
Id., Second Set of English Lessons etc., 2d revised edition, fr. 1.00. - Deze beide boekjes zijn toonbeelden van 't nuttige en 't aangename der directe methode. |
|
S. Schellink. Zoo leer ik van 't blad zingen, 20 kinderliedjes om met behulp van noten of op gehoor te leeren, 30 blz, fl. 0 30. |
|
Id., Iets over Methodiek van het Zangonderwijs aan het kind, voor onderwijzers en tot zelfstudie. 32 blz., fl. 0.30 |
|
J. Ligthart en H. Scheepstra. Buurkinderen, een vervolg op ‘Nog bij Moeder’, 1e stukje, 88 blz., fl. 0.35. |
|
Id., 2e stukje, 96 blz., fl. 0 35. |
|
L Bij de Ley. Leerboek der Rekenkunde, 2e deel, 2e vermeerderde druk, 200 blz., fl. 1.50. - Bij de Ley is de prins der rekenboekmakers in onze taal. |
|
J.L.Ph. Duyser. Stijloefeningen voor inrichtingen van voortgezet lager en middelbaar onderwijs, 2e stuk, 7e druk, bezorgd door G. Bolkestein, 127 blz., fl. 0.75. |
|
Id., Theoretisch-Practische handleiding ten gebruike bij het Onderwijs in de Nederlandsche taal, aan middelbare en andere scholen. - Derde en laatste cursus, 6e druk, bewerkt door G. Bolkestein, 67 blz., fl. 0. 50. |
Verschenen: Het Werk van Om. K. De Laey, verzameld door E. Vliebergh en J. Persyn, 1e deel, 380 blz., pr.: fr. 3.50.
Het werk zal volledig zijn in 2 deelen. |
|