de aartsbisschop scheen te voelen dat hij te ver was gegaan; voortaan was hij voor de Anglikanen zachter gestemd.
Vaughan leidde een afgezonderd leven. De wereld zag hem bijna nooit en zijn eigen geestelijkheid zeer weinig,
Sedert 1898 ging zijn gezondheid aan 't wankelen. In 1902 nam hij zijn ontslag, en hij trok zich op Hill-Hill terug. Ook in zijn uiterste lichamelijke zwakte bleef hij een toonbeeld van godsvrucht. Aan hem is ook de kathedraal van Westminster haar voltooiing verschuldigd. Hij stierf den 19n Juni 1903. Hij was altijd geweest ‘un homme bon, singulièrement pieux, et un parfait gentleman’.
In Mei stierf de Moscouer professor Massili Klutschewski, een van Ruslands geniaalste mannen. 't Was eigenlijk een geschiedschrijver, maar een die als kunstenaar en als geleerde even hoog stond. Ook had hij heel moderne opvattingen over ‘sociale’ geschiedschrijving. 't Was niet enkel een kamergeleerde. Als hij voorlezingen hield over zijn vak kon men nooit zalen vinden groot genoeg om al de hoorders te herbergen. Het dorste speciaal-onderzoek kreeg leven onder zijn pen. Steeds bracht hij vergezichten aan, en onovertroffen blijft hij voor de teekening der groote Russische figuren: Peter den Groote, Iwan den Gestrenge, Nikolaas den Eerste. Zijn hoofdwerk is de ‘Geschiedenis van Rusland’.
De Russische letterkunde weent nog over 't verlies van Konstantin Jofanow (1862-1911), een groot lyrisch dichter, de voorlooper der Russische modernen. Zijn eerste tijd was zijn beste. Later schreef hij te veel en te gauw. In Reclam is een Auswahl vertaald. En in de groote talen van Europa werd zijn machtig ‘Mysterie der Liefde’ overgebracht.
Te Parijs stierf den 19n Juli Maurice Maindron. Geen geruchtmaker, maar een zooveel te rijker geest. Aanvankelijk ging hij op in de wetenschap, deed dierkundige onderzoekingsreizen naar Malesië, Nieuw-Guinea, Senegal, Coromandel, Carnatic, Java, Sumatra, de Kust van de Sind en Mascate, Fransch Indië en Malabar. Hij schreef intusschen de volgende vulgarisatiewerken: Les Papillons, le Naturaliste amateur, enz. Hij was daarbij een trouw medewerker aan ‘Les Annales de la Société entomologique de France’, ‘la Nature’, ‘le Musée des familles’.
Niet beneden zijn verdienste als natuurkundige stond zijn kennis van de oudheidkunde. Een bekende proeve daarvan gaf hij in zijn werk ‘Les Armes’; daarnevens bestudeerde hij de kostumen. Vooral de XVIe eeuw wijdde hij zijn studie en zijn liefde.
Op den grond van zijn archeologische kennis schoot zijn schrijverstalent op: Hij werd een schepper van geschiedkundige romans, die uitmunten door het gemak en de geestigheid waarmee de geleerdheid tot poëzie is verwerkt: getuige zijn ‘Tournoi de Wauplassaus’, zijn ‘Saint-Cendre’, ‘Monsieur de Clérambon’, ‘Ce bon Monsieur de Véragues’, die de 16e eeuw veraanschouwlijken als ware ze de dag van heden, enkel beladen met nog meer gruwelen en nog meer bloed.
Evenzeer tot de letterkunde behooren de reisbeschrijvingen van Maindron; kunst en landschappen. Zoo b.v. L'Art indien,