Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911(1911)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 253] [p. 253] Goed is 't bij u... God, van uit de ark, waar 'k - bij uw tabernakel - een schuilplaats vond, laat ik een duive loom naar buiten vleuglen, om daar te onderscheiden of 't zondvloed-water week van weg en weiden, en 't veilig is als ik straks wederkoom. Goed is 't bij U. Hoe treurig, dat de wereld U durend weert, en ploetert in het draf der straf, die Gij rechtvaardig neer liet golven. Hoe treurig, dat zij 't leven houdt bedolven in reeuwsche lucht van gruwzaam passiegraf. Wanneer toch mag mijn ziel, die kwijnt van trachten, blijven bij U, om nooit meer weg te gaan? Wanneer toch landt ze op altijd-groene kusten, om in uw pracht, om in U-zélf te rusten, bevrijd van vrees in branding te vergaan? Wanneer, mijn God?.. Zie, telkens keert die duive, na lange vlucht langs de aarde, naar me weer. Want nergens vindt ze een plek om vrij te dalen, waar 't zuiver is, en waar uw reine stralen niet dooven in het moer van 't zondenmeer. De wind zelfs die daar giert is guur of brandend: een adem van het Noord of der woestijn. En elke vlaag voert walgelijker walmen der laagte omhoog, wijl hatersvloeken galmen bij 't lallend lied voor 't geile vleesch-festijn. [pagina 254] [p. 254] Uw kuische trans, mijn God, is oversomberd door wolken, uit den poel geweld der drift. Geen arend schicht nog naar de zon, die smoorde. In 't voorhoofd, waarop eens uw wijsheid gloorde, is nu het merk van 't brullend beest gegrift. Waar moet ik heen, o Heer, na dit verpoozen? Ach, zwerven door dien smook en langs dit land, en hunkeren naar bloemengeurge luchten... Wanneer toch mag ik naar uw sferen vluchten waar rust-azuur rond pure lusten spant? Constant Eeckels. Vorige Volgende