Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911
(1911)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 500]
| |
Pater K. de Smedt †In den nacht van Zaterdag tot Zondag 5 Meert l.l. stierf te Brussel, op een eenvoudige kamer van 't Sint-Michielskollege, de E.P.K. De Smedt, voorzitter van het genootschap der Bollandisten. Overbekend was de geleerde en goedhartige man in de wetenschappelijke kringen van België en van den vreemde. 't Groot publiek zal misschien zijn naam voor 't eerst gelezen hebben in de doodsberichten die de meeste dagbladen onlangs aan hem gewijd hebben. Velen vermoeden wellicht niet welke groote figuur verdwenen is en beseffen niet wat 'n eer de nederige geleerde 't vaderland en den godsdienst heeft aangedaan. Daarom eenige woorden hier over zijn werk en de wetenschappelijke beteekenis van zijne loopbaan. Karel De Smedt werd te Gent geboren op 6 April 1833. Na stevige studiën aan 't Sint-Barbarakollege aldaar, ging hij de leergangen van wijsbegeerte volgen in 't kollege N.-D. de la Paix te Namen. Op 13 November 1851 trad hij 't noviciaat der Jesuieten te Drongen binnen. In 1863 werd hij priester gewijd. Weldra benoemde men hem tot leeraar van kerkelijke geschiedenis aan het theologisch kollege der Jesuieten te Leuven. Van dan af dagteekent zijne stoere werkzaamheid, die geheel zijn leven kenmerkt. In 1870 is hij te Parijs. Hij wordt er medewerker van het tijdschrift der Fransche Jesuieten Les Études, in 1856 gesticht. De Fransch-Duitsche oorlog kwam Pater De Smedt in zijne rustige bezigheden storen en joeg hem de grenzen over. Hij verwijlde een poos te midden der Bollandisten. In 1872 vinden wij hem te Leuven, als leeraar in godgeleerdheid en kerkelijke geschiedenis. Hij was nu op z'n plaats, the right man in the right place, en zijne werken zouden het weldra bewijzen. Zij vormen inderdaad een richtsnoer voor de studiën van dien tijd, en door hunne nieuwe opvatting waren ze geroepen tot hooge waardeering en geruchtmakenden invloed. Reeds in 1870 had Pater De Smedt, met de scherpzinnigheid en 't gezond verstand dat hem eigen was, de eerste regels of voorschriften der historische kritiek uiteengezet in eene reeks artikelen, verschenen in het Parijzer tijdschrift Études religieuses (1869-1870). Deze bijdragen, in boekdeel vereenigd, op 't aan- | |
[pagina 501]
| |
dringen van goedgekende historici zooals hoogleeraar Kurth, hoogleeraar Ch. Moeller, Mgr Duchesne en anderen, vormden 't allernuttigste boekje dat betiteld is Principes de la critique historique (Luik-Parijs, 1883. In-8, 292 blz.) en waarvan de gezaghebbende Revue historique (xxii, 235) zei dat het ‘remarquable’ was. Eenvoudig en zonder bombast opgesteld, gesteund op soms eenvormige maar altijd goed gekozen voorbeelden, klaar en gemoedelijk voorgesteld, worden er de regels der historische kritiek voorgehouden aan degenen die zich met de vereischten der moderne wetenschap willen bekend maken en 't verouderde en onvruchtbare ‘amateurism’ willen overboord werpen om nieuwe wegen te bewandelen. ‘Il en est un peu de la critique comme de la liberté’, schrijft Pater De Smedt op de eerste bladzijde. ‘Les excès commis en son nom ont eu plus de retentissement que ses bienfaits. De là, chez bien des âmes honnêtes certaine crainte de se flétrir ou de se compromettre en frayant trop avec elle, parfois même une pieuse horreur professée à son endroit.’ En hij zegt verder: ‘Les apologistes de la religion ont tout intérêt à protester contre ces ridicules préventions, s'ils ne veulent donner de grands avantages à des adversaires...’ En de koene professor verklaart het ronduit: ‘La critique sera toujours le guide indispensable de quiconque veut arriver à la vérité par la science.’ Achtereenvolgens behandelt Pater De Smedt de noodzakelijkheid der regels der kritiek (Kap. I), de stemming die den kritikus bezielen moet (Kap. II-III), 't karakter der historische zekerheid (Kap. IV), de kennis der bronnen (Kap. V), de tekst- of bronnenkritiek (Kap. VI-IX), de mondelingsche overlevering (Kap. X-XII), het ontkennend of negatief argument (Kap. XIII-XIV), de historische gissing (Kap. XV), de niet-geschreven getuigenis (Kap. XVI), de bewijsvoering a priori (Kap. XVII). Men kan gissen welken indruk het boekje moest uitoefenen, als men Pater De Smedt hoort verklaren, op bl. 285: ‘Ce qui nous a fait entreprendre notre travail, c'est la douleur, l'indignation qu'a excitées en nous le succès de certains ouvrages, tels que l'Histoire générale de l'Eglise de l'abbé Darras et les Erreurs et mensonges historiques de M.Ch. Barthélemy, dont les auteurs semblaient prétendre racheter par le bon esprit le manque d'étude sérieuse et de probité scientifique. Il y avait là pour la science catholique un scandale et un danger qu'il fallait combattre à tout prix.’ Dat waren nagels met koppen en iemand die zoo 'n princiepen vooruitzette was een baanbreker en een man der | |
[pagina 502]
| |
toekomst. Voorzeker, sedert de Principes de critique historique is er beters te vinden, zijn er handboeken en Lehrbücher als die van Langlois en SeignobosGa naar voetnoot(1) en BernheimGa naar voetnoot(2) verschenen, meer methodisch, veelomvattend, meer gedokumenteerd, meer wijsgeerig, dieper gaande in den grond der zaken, maar voor z'n tijd was 't werkje van Pater De Smedt een kostbare gids voor de beginnelingen en een aangenaam vade-mecum voor al de geschiedkundigen. Hoeveel zijn er niet die met ontroering zullen herdenken de dagen waarop men hun de Principes in handen stak en hoe zij hunne eerste stappen op de baan der wetenschap lieten geleiden door dien gemoedelijken en vertrouwbaren gids! Nu nog herlezen ze met genoegen die gezonde gedachten over de weerde der mondelingsche overlevering, waarbij De Smedt zoo 'n stevige stelling inneemt en al even vinnig de hyperkritiek als de stijfhoofdige verdedigers van waardelooze legenden bestrijdt. Dezelfde gezonde rede, dezelfde logica vinden wij terug in een ander werk van Pater De Smedt, dat van dezelfde jaren dagteekent, zijne welbekende en alom gewaardeerde Introductio ad historiam ecclesiasticam critice tractandam (Gent, 1876. In-8, viii-533 blz.). Vrucht en tegelijk samenvatting der lessen welke hij aan 't theologisch kollege te Leuven gaf, beantwoordt deze Introductio aan de opvatting die Pater De Smedt zich gevormd had over het grondig bestudeeren en aanleeren der kerkelijke geschiedenis. Nevens het theoretisch onderwijs dacht hij korte lessen over de methode zelve in te voeren, lessen die praktisch zouden toegepast worden op de studie van menige bijzondere moeilijke of verwarde vraagstukken. In een tijd dat de bijzondere doktoraten nog moesten geboren worden en dat de zoo nuttige inrichting der Geschiedkundige Seminariën om zoo te zeggen in België nog onbekend was, mag het initiatief van den Leuvenschen Jesuiet eene merkweerdige onderneming heeten. 't Eerste deel der Introductio of Inleiding tot het kritisch behandelen der kerkgeschiedenis bestudeert de algemeene vereischten der kritiek: het tweede bespreekt de verschillende indeelingen der kerkgeschiedenis, en hier vinden wij de zoo vruchtbare verdeeling in algemeene geschiedenis en bijzondere geschiedenis (d.w.z. voor deze laatste: geschiedenis van het dogma, van de | |
[pagina 503]
| |
kerkgebruiken, van den eeredienst, van de kunst, van de ekonomische en sociale toestanden, van de instellingen, enz.). 't Derde en vierde deel bestudeeren naderbij de bronnen der kerkgeschiedenis. In breeden zin opgevat, methodisch uitgewerkt, van eene voor alsdan merkweerdige bibliografie of opgave der te raadplegen bronnen en werken voorzien, was het handboek van Pater De Smedt tot diepen invloed geroepen, en dien oefende het dan ook wezenlijk uit. Op onze dagen nog is de Introductio van blijvende weerde.Ga naar voetnoot(1) In innigen samenhang met dit handboek en vrucht ook van 't zelfde onderwijs zijn de Dissertationes selectae in primam aetatem historiae ecclesiasticae (Gent, 1876. In-8, VII - 326 - 100 blz.) 't Geldt hier de toepassing der historische methode op bijzondere vraagstukken, waarvan we hooger spraken. De Dissertationes waren toen een gewaardeerd genre: heden heeft men er van afgezien. Volgens de oude opvatting dier Dissertationes begint de schrijver met het zorgvuldig opmaken van den ‘status quaestionis’: hij somt de verschillende gedachten op die over het vraagstuk bestaan, duidt in 't kort de te raadplegen bronnen aan en eindigt met het punt zelve te bestudeeren voor eigen rekening. We vinden in de Dissertationes studiën over het episkopaat van Sint Pieter te Rome, over de redetwisting aangaande het feesten van Paschen, over den strijd tusschen Paus Stefanus en den H. Cypriaan nopens het geldig-zijn van 't doopsel toedediend door de ketters, over de bepaling van het woord ὁμοούςιος door het concilie van Antiochië, enz. In 1877 gebeurde er een ommekeer in 't leven van Pater De Smedt. Hij werd alsdan voor goed gehecht aan de onderneming der Bollandisten: hij zou aan dit reuzenwerk eene nieuwe richting geven en er 't voorzitterschap over uitoefenen sedert 1882, sterfdatum van Pater Benjamin Bossue. Iedereen kent het werk der Bollandisten. Onderbroken bij 't afschaffen der Jesuieten in 1773 door Clemens XIV, werd de onderneming der Bollandisten heringericht te Brussel in 1837 en gehuisvest in 't voormalige paleis van den graaf van Hoorn. 't Afschaffen eener magere toelage door den ‘liberalen’ Staat en allerlei materieele moeilijkheden kwamen den ijver der genoten dwarsboomen en 't werk ging aan 't kwijnen door 'n ongelukkigen | |
[pagina 504]
| |
samenloop van omstandigheden. Zoo waren o.a. vijf der zes critici die zich met het uitgeven van het laatste boekdeel (XII) der Acta Sanctorum van Oktober hadden bezig gehouden, gestorven. Eene nieuwe generatie stond op met Pater Willem Van Hooff en Jozef De Backer: met Pater De Smedt vormden zij een driemanschap dat de richting der onderneming nieuwe banen zou aanbieden. Inderdaad, in 1882 voorzitter van 't genootschap geworden, begon Karel De Smedt met het stichten van een nieuw organism, het bekende tijdschrift Analecta Bollandiana. 't Eeuwenoude werk zou door dit tijdschrift verjongd worden. Eerst en vooral, dank zij dit organism, kwamen de Bollandisten in meer engere betrekking met de vertegenwoordigers der wetenschap in alle landen. Ze namen ook bijdragen op van allerlei geleerden, ze bespraken in een kritischen boekenschouw de meest belangrijke werken op 't gebied van hagiographie verschenen. De Analecta Bollandiana zouden ook dienen tot het uitgeven van katalogen van handschriften, de varianten en afwijkende lezingen opgevend om de vroeger, in de tot alsdan verschenen Acta Sanctorum, als ‘manuscriptum pervetustum’ onduidelijk beschreven handschriften te herkennen en soms kostbare gegevens te verzamelen over de mogelijke oudheid der gepubliceerde Heiligenbiografie. En de katalogen volgden elkander op: de handschriften van Namen, Brussel, Parijs, Luik, enz. werden beschreven, ofwel in de Analecta ofwel in afzonderlijke boekdeelen die met het tijdschrift in verband staan. De Analecta namen ook op kleine kritische studies of tekstuitgaven als voorbereiding tot de later uit te geven in-folios der Acta Sanctorum of tot verbetering en vervollediging van vroeger verschenen studiën, en zoo is het niet te verwonderen dat de onderneming der Bollandisten zonder aarzelen de wegen der allermodernste wetenschap insloeg. Eene geheele reeks teknische werken, onmisbaar voor elke streng wetenschappelijke uitgave, zagen het licht. Pater De Smedt nam zijn deel van al dit werk - hij was er immers de ingever van - soms naamloos, soms door wijze raadgevingen, soms en meestendeels door persoonlijke bijdragen. De nieuwe richting door de Analecta Bollandiana aangeduid werd ook gevolgd in het uitgeven der sedert 1887 verschenen folianten der Acta Sanctorum. De in-folios gewijd aan de heiligen der eerste dagen van November, tot hiertoe ten getalle van drie (tomus I [1887], tomus II [1894], tomus III [1910]) behelzen tal van bijdragen door de vruchtbare pen van Karel De Smedt geleverd. We gaan hier al die artikelen of kommentaren niet opsommen: aanstonds zeggen we er meer van. | |
[pagina 505]
| |
Men weet dat in de Acta Sanctorum de uitgave der teksten van de Vita of heiligenbiografie voorafgegaan is door een Commentarius praevius of korte toelichting, waarin het leven van den bestudeerden heilige, het getal, den datum, en de weerde zijner levensbeschrijving(en), het ontstaan en 't ontwikkelen van zijnen eeredienst kritisch beschouwd worden. Die Commentarii waren nu toch wel wat verouderd in opvatting en uitwerking en Pater De Smedt en zijne meêwerkers begonnen ze te vernieuwen, te moderniseeren. De hedendaagsche litteratuur - of werken die over de kwestie handelen - werd zorgvuldig aangevoerd, in zake geografie en etymologie moderne standaardwerken gebruikt, de onnoodige redetwistingen ter zij gelaten, in een woord den ouden slenter - 't woord is wellicht misplaatst om op alle Commentarii, tusschen 1837 en 1887 verschenen, toe te passen - over boord geworpen en versche lucht ingepompt. Wat de uitgave der teksten zelf aangaat, hier was men fel ten achter in opzicht van methode. Immers - en Pater De Smedt wijst er zelf op in de voorrede van tomus I der Acta Sanctorum Novembris - teksten uit te geven volgens één handschrift of volgens 't handschrift dat men ‘'t beste’ oordeelt, zonder voorafgaandelijke verzameling en vergelijking van al de bekende handschriften, dat strookte niet meer met de moderne vereischten. Deze werden dan ook zorgvuldig gevolgd in de nieuwe uitgaven door Pater De Smedt en gezellen ondernomen en terecht mocht hij schrijven in de voorrede van tomus I Novembris reeds vermeld: ‘Alterum signum huic tomo quasi proprio charactere impressum mutata est ratio edendi Actas et Vitas, quam moderni temporis usui atque exigentiae conformiorem reddidimus.’ 't Is dan ook met oprechte bewondering dat men de meesterlijke toelichtingen op de Vitae of heiligenlevens leest, door Pater De Smedt geschreven voor de drie tot hiertoe verschenen Acta van November. Al die kommentaren opsommen en bespreken gaat niet: menige zijn ten andere van ondergeschikt belang. Maar we willen toch wijzen op de bijzondersten, als zijn de Commentarius op Sint Florbertus, abt te Gent, en op Sint Hubertus, bisschop van Tongeren (tomus I, van November) Sint Pirminus en Sint Odrada (tomus II), Sint Winnoc, abt van Wormhout (tomus III). De toelichting op Sint Hubertus' leven is een meesterstuk. De geleerde Bollandist bewijst erin dat de sympathieke figuur van den merovingischen bisschop niets te maken heeft met den legendarischen jager en de geschiedenis van het mirakuleuze hert. Dat is geen waarheid, maar verdichtsel, geen historie, maar legende. En dat betoogt | |
[pagina 506]
| |
Pater De Smedt op afdoende wijze, de historische kritiek met meesterhand beoefenend. Dusdanig was het werk, de invloed en de wetenschappelijke beteekenis van den onlangs gestorven geleerde. Wij hebben dit alles met groote trekken afgeschilderd, zonder stil te staan bij de kleinere studies, die hij menigvuldig schreef in de Bulletins de la Commission royale d'histoire, Revue des questions historiques, en tal andere tijdschriften. De volledige bibliografie van Pater De Smedt op te geven was ons doel niet; wèl zijne beteekenis voor de wetenschap en 't werk der Bollandisten in 't licht stellen. In de laatste dagen van zijn leven mocht de eerbiedweerdige geleerde met welgenoegen op 't verleden terugblikken. Hij stelde immers altijd in praktijk de wijze lessen die hij voorhield op 't tweede Kongres der katholieken van Normandië (6 December 1885): ‘Le premier devoir du soldat en face de l'ennemie.... c'est de ne pas avoir peur.... Que votre sévérité provienne de la précaution que vous prenez de n'avancer qu'avec l'appui des procédés scientifiques, et non pas de la peur du surnaturel.... Je ne craindrai pas.... de mettre au premier rang des devoirs de l'écrivain catholique dans la discussion avec ses confrères.... celui de la loyauté...... Je m'exposerais, en insistant davantage, à manquer à un autre devoir sur lequel je dois maintenant appeler votre attention, celui de la charité.’Ga naar voetnoot(1) Deze woorden synthetiseeren gansch het leven van Pater Karel De Smedt. Mochten de lezers van Dietsche Warande en Belfort hierbij beseffen dat er een man is heengegaan die aan den godsdienst, aan de wetenschap en aan zijn vaderland groote eer aandeed en onschatbare diensten bewees.
Prof. Dr L. Van der Essen. |
|