Nijmegen en Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen. - De Studie van den Pentateuch (H. Wilbers): Bewijzen der Kritiek: godsnamen, taal en stijl, paralelplaatsen. - Herinneringen aan de gebroeders Wilde (P. Sträter): Het Roomsche Amsterdam der vorige eeuw mag fier gaan op groote Katholieken. Naast Alberdingk-Thijm en zijn kring, de bisschoppen Stijns, Groof en Mgr Schaep, de E H. Bulen, Feye en Broere mogen ook de Jezuieten Leo, Clemens en Willem Wilde met eere genoemd worden. Zij verrassen, bij nadere beschouwing, door hunne merkwaardige en belangwekkende karakters. - Bento De Goes, S J. (C. Wessels): Verdiensten van dezen Jezuiet, op aardrijkskundig gebied met name wat betreft de uitbreiding onzer kennis van Centraal Azie. - Van een Zuid-Spaansch dorpje (M. Van Steen): Landbeschrijving en zedenschets. - Uit de Pers. - Mededeelingen.
DE BEWEGING, Maart 1911. -
Opstandigheid en Dichtkunst (Is. P. De Vooys): mooie studie tastend naar de ziel van Shelley. -
Deuteria (C.A. Wynschenk Dom): een drama in éen bedrijf, met, als heldin, Deuteria, echtgenoote van Theodebert, koning der Franken; 't speelt omstreeks 540 in de koninklijke Villa te Verduin. -
Breitner,
Karsen en Verster (Alb. Verwey): de drie schilders aan wie de dichter, naar zijn bekentenis, een kostbare werkelijkheidsliefde is verschuldigd. -
Negen Zangen van Bilitis voor de eer: te maal uit het Grieksch in het Nederlandsch overgezet. (Al. Lichtenberger). -
Milton's Paradijs verloren (vertaling van Alex. Gutteling). -
De krakende Molen (J. Molenmaker): de wettenmolen van den Haag. - Wil Molenmaker hem herstellen?
DE VLAAMSCHE GIDS, Maart-April 1911. -
Zeven brieven van Multatuli: de laatste 4. -
Het Volk der Friezen (Marie van Zadelhoff-Minnaert): goed verteld, niets geen aanstellerij. -
Teil Uilespiegel (Jan Jans) genoemd: ‘een brok folklore, in verzen’, maar liever op rijm, hier en daar zeker kluchtig. -
Nederlandsche Letterkunde: De Dichters (M. Sabbe): over van de Woestijne's ‘Gulden Schaduw’, Boutens' ‘Vergeten Liedjes’, Van Eyck's ‘Getijden’, Greshoff's ‘Door mijn open Venster’, Loeb's ‘Ten schaamlen Disch’, Schürmann's ‘Uit de Stilte’, Marie Metz-Koning's ‘Derde Bundel Verzen’, Volker's ‘Kleindichtjes’, Van Oye's ‘Balder's Dood’. -
Fransche Letteren (L. Van Riel). -
Engelsche Letterkunde (M. Basse).
VOLKSKUNDE, Afl. 3-4, 1911. -
Christus is opgestanden (Dr C. Van de Graft): een brokje folklore uit Overijsel. -
Een Kindergevecht te Brugge in 1489 (Dr V. Fris). -
Spreekwoorden,
Zegswijzen en Uitdrukkingen op volksgeloof berustend (A. De Cock). -
Eene Wandeling naar de Katreveeren (E.d.K.): een herberg nabij O.L. Vrouw-Waver, schuiloord van folklore. -
De Vlaamsche Kinderprenten (E. Van Heurck, met afbeeldingen. -
Geparodieerde Sermoenen (A.D.C.).
DE LELIE, Febr. 1911. -
De Noorsche Vrouw (Dr F. Rutten): Vrij is zij, ja; maar toch ook vrouw gebleven: ‘Zij ontwikkelt zich tot eene volledige zelfstandige persoonlijkheid, die hare geestelijke ontwikkeling niet bereikt, ten koste van de cultuur haars gemoeds.’ -
Modepraatje (S. Beekhorst): eigenaardig, uit modebladen van begin 1800 en begin 1900. -
Pianogeschiedenis