Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911
(1911)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Slot)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoe meer de vreemde naties er op uit waren in het land door te dringen om het voor den wereldhandel te openen. In 1854 verscheen Perry opeens met een paar oorlogschepen in de Japansche zee en eischte van wege Japan 1o de onderteekening van een vredesverdrag met de Vereenigde Staten en 2o het openen der havens Shinoda en Hakodate voor den Amerikaanschen handel. Het teeken was gegeven en het voorbeeld werd weldra nagevolgd door Frankrijk en Engeland, die twee jaren later diezelfde voordeelen ontvingen. Japan moest zwichten voor de wet van den sterkste en zag wel in dat ondanks zijne hooge beschaving op zedelijk en godsdienstig gebied, er hem toch iets ontbrak: een uitgebreide handel, een wel ingerichte nijverheid en vooral een leger om zijne belangen te verdedigen. Zoo luidde dan het nieuwe programma dat Japan aangenomen had en dat hem weldra, na vele ontberingen en opofferingen, eene plaats zou doen innemen te midden der machtigste staten voor den aardbodem. De oorzaak waarom er voor 't oogenblik nog zoo weinig vreemdelingen te vinden zijn in Japan, is dubbel: 1o hunne rechten zijn zeer beperkt, 2o het karakter van den Japanner verzet zich tegen de tusschenkomst van den vreemdeling. In 1907 (op 1 Januari) waren er in Japan:Ga naar voetnoot(1)
In 1906 waren er slechts 13709 vreemdelingen in Japan en 139553 Japanners in den vreemde. Gedurende de laatste jaren heeft Japan nochtans sommige wetten afgekondigd met het doel de vreemdelingen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan te zetten meer belang te stellen in de nijverheids- en handelszaken van het land. Wij hebben reeds in de voorafgaande bladzijden gesproken over de ‘Hypotheekwet der spoorweglijnen, werkhuizen en mijnen’ en over de vereischte waarborg voor de verplichtingen voortspruitende uit handelszaken, twee wetten die er oneindig veel toe bijgedragen hebben de aandacht der vreemde geldschieters op Japan te vestigen, dat gebrek lijdt aan geld om zijne handelsbetrekkingen en zijne nijverheidszaken genoegzaam te kunnen uitbreiden. Niettegenstaande al die voordeelen blijft de groote moeilijkheid toch nog altijd bestaan. Zonder de tusschenkomst van den ‘banto’ of taalman is het volstrekt onmogelijk voor koopers en verkoopers elkaar te verstaan. Die bantos natuurlijk eischen een zwaar commissiegeld. De Engelsche taal wordt ook meer en meer de eenige handelstaal. De groote Europeesche en Amerikaansche handelshuizen zouden beambten moeten hebben die de taal machtig zijn en volkomen op de hoogte zijn der prijzen en der gevraagde artikels op de markten De ‘Frankfurter Zeitung’ in het nummer van 10 Januari 1908 spreekt daar ook over. ‘De Japansche handelaar’, zoo lezen wij, ‘geniet het vertrouwen niet van den Europeaan. De vreemdeling zal altijd met de grootste moeilijkheden te kampen hebben op de Japansche markten, daar vele Japanners steeds hunne leuze zullen willen getrouw blijven “In Japan moet alles nationaal zijn”, hetgeen zooveel wil zeggen als: wij hebben geene vreemde hulp noodig en wenschen slechts dat Japan rijk worde maar door zijn eigene macht’. Natuurlijk is dat alles louter bluf en dweperij; de verlichte Japanner ziet wel in dat zonder den steun der vreemde kapitalisten het bestaan voor de nijverheid en den handel onmogelijk zou zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KolonisatieVoor Japan, dat voor 't oogenblik 130 inwoners per k2 telt, is de volksplanting eene levensvraag geworden. De streek kan in de noodwendigheden der inwoners niet meer voorzien, de nijverheid, niettegenstaande hare groote uitbreiding, kan ook niet volstaan; met een woord de Japanners zijn in 't nauw gebracht in hun eigen land. Er moet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raad gevonden worden om aan die toenemende bevolking voedsel te verschaffen. De Japanners hebben dat gevaar ook weer bij tijds ingezien. Twee middelen waren voorhanden: de kolonisatie of volksplanting en de uitwijking naar vreemde streken of volksverhuizing. Japan zou de twee toepassen. De oorlogen met China en Rusland stelden Japan in het bezit van drie koloniën: Formoza (8 Mei 1895). Korea (29 Oogst 1910), 't zuidelijk gedeelte van Sakhaliën en waarschijnlijk wel Zuid-Mantsjoerije.Ga naar voetnoot(1) Formoza bezit 3.079.692 inwoners voor eene oppervlakte van 34.974 k2, dus 80 inwoners per k2. De natuurlijke voortbrengselen zijn: kamfer, rijst, thee, suiker, hennep, safraan voor het plantenrijk; goud, zilver, zwavel, petroleum, kolen voor het delfstoffenrijk; buffels, hoornvee, gevogelte, enkele vischsoorten voor het dierenrijk. Formoza is hoegenaamd geene kolonie voor volksplanting, vermits de bevolking te dicht en het klimaat zeer ongezond is.Ga naar voetnoot(2) Pierre Leroy-BeaulieuGa naar voetnoot(3) noemt het ‘une colonie mixte comme l'Algerie’. Van uit een strategisch oogpunt beschouwd is Formoza als 't ware een uitgezonden schildwacht van Japan in 't Verre Oosten.Ga naar voetnoot(4) Maar er is geen enkele haven die voor een smaldeel eenige beschutting zou kunnen opleveren. Makung is verzand, Kelung is tamelijk goed gelegen, Tamsuï voert thee en kamfer uit. Gelijk het gewoonlijk gaat in eene streek: wanneer vreemde mogendheden er hun gezag uitvoeren, worden de inboorlingen meestal naar den achtergrond verdrongen. De inwoners van Formoza zijn maar half beschaafd en de Japanners maken zich langzamerhand maar zeker meester van de nationale nijverheid: suikerfabrieken en olieslagerijen, zeepziederijen, thee- en tabakplantagies, enz. 't Is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor 't grootste gedeelte in de handen der Japanners die daarbij nog een heele reeks belastingen doen betalen en het monopolie van opium-, zout-, kamfer- en tabakshandel voor eigen rekening in bedrijf nemen. Kortom Japan's politiek slaat meer en meer tot de dwingelandij over, de politie staat aan 't hoofd van 't bestuur en oefent het ambt uit van vrederechter, ontvanger der belastingen, onderwijzer en m.a. Maar aan den anderen kant dient er ook gezegd te worden dat de hongersnood voor goed uit 't land verbannen is, de natuurlijke voortbrengselen worden beter ten nutte gemaakt, nieuwe wegen worden aangelegd en de handelsbetrekkingen met China, Hongkong, Korea, Engeland, de Vereenigde Staten en Engelsch Indië zijn reeds ver uitgebreid. Ongelukkiglijk werd al die vooruitgang gemaakt ten profijte van den handel met Japan en ten koste der rechten en vrijheden der inboorlingen. Met een woord dus: Formoza is voor Japan slechts eene exploitatiekolonie en een basis voor de krijgsbewegingen der marine. M. Halot, consul voor Japan te Brussel heeft hierover zeer belangrijke inlichtingen gegeven in eene redevoering te Rouen (Société normande de géographie) in Maart 1909. Opium, rijst, zout, kamfer zijn de groote handelsartikelen, Het kamfer voornamelijk wordt op groote schaal uitgevoerd, Japansche kooplieden hebben zelfs groote magazijnen opgericht te Londen om te kunnen wedijveren met den knnstmatigen kamfer die in Normandië gefabrikeerd wordt. Korea is een schiereiland dat 218.650 k2 oppervlakte heeft en eene bevolking van ongeveer 5.713.244 inwoners (38.142 Japanners); het werd onder het protectoraat van Japan gesteld na de sluiting van den vrede met Rusland. Reeds vóór vele jaren stond Korea onder de opperheerschappij van China; na den Sino-Japanschen oorlog zag China voor goed van zijne aanspraak op Korea af en van dat oogenblik af hebben de Japanners steeds getracht hunnen invloed in dat land te versterken. Door het verdrag van 23 Februari 1904 verbond zich Japan de onschendbaarheid van het Koreaansch grondgebied te verzekeren. Korea daarentegen moest bij Japan te rade gaan wanneer er bestuurlijke veranderingen voorhanden waren. 't Zelfde jaar nog (21 Augustus) werden er verschillende Japansche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ambtenaren in 't ministerie aangesteld. In 1905 erkende Rusland de heerschappij van Japan in Korea, op 12 Augustus werd dat besluit ook door Engeland bekrachtigd; op 17 Mei: toezicht en bestuur van wege Japan in de uitheemsche politiek van Korea; op 17 November: inhuldiging van het Japansch protectoraat met de bepaling dat voortaan alle bestuurszaken aan den Japanschen residentgeneraal te Seoul ter goedkeuring en ter bekrachtiging zullen onderworpen worden; eindelijk op 29 Oogst: keizerlijk decreet der toeëigening als Japansche kolonie. De markies Ito, die verleden jaar om het leven gebracht werd, bekleedde de hooge waardigheid van residentgeneraal. Japan's politiek in Korea zou kunnen samengevat worden met een paar woorden: trapsgewijze uitbreiding zijner heerschappij over die streek. Er bestaan dus geene Koreaansche legaties meer in het buitenland gelijk er ook geene vreemde legaties meer in Seoel verblijven, de keizer van Korea zelf is voor Japan hetgeen de khedive van Egypte ten opzichte van Engeland is. Korea ook, zoowel als Formoza is eene exploitatie-kolonie. Het schiereiland bezit rijke kool-, goud-, koper- en ijzermijnen; de boomwol wordt op eene oppervlakte van ongeveer 53.000 hectaren bebouwd en de vischvangst wordt op groote schaal uitgeoefend op de Koreaansche kusten. Het Japansch staatsbestuur heeft reeds een groot aantal wegen en spoorbanen aangelegd, talrijke vergunningen toegestaan en steeds getracht de nijverheid en den handel zooveel mogelijk te bevorderen, maar nog eens bijna uitsluitelijk tot zijn eigen voordeel. Ook schijnen de Koreanen in het geheel niet tevreden te zijn met die vreemde inmenging: de bloedige opstand in 1908 en de aanslag op den markies Ito leveren daar klaarblijkende bewijzen van. Voorzeker indien de Koreanen, die tamelijk ver gevorderd zijn in hunne beschaving, onder een degelijk bestuur geleefd hadden, zouden zij nu voor geen vreemd geweld moeten zwichten.Ga naar voetnoot(1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karafuto is dat gedeelte van Saghaliën dat, na den oorlog, door Rusland aan Japan werd afgestaan. Het klimaat is er vochtig en koud. De uitgestrekte weilanden leveren voedsel voor ontelbare kudden rendieren. Tarwe, gerst en haver worden weinig bebouwd. De vischvangst en de jacht op de pelsdieren moeten hier bijzonder in aanmerking komen. Enkele mijnen worden door Japanners ontgonnen, eene spoorbaan van 42 kilometer verbindt Korsakof met Wladimorowka. Talrijke lagere scholen en een gesticht van middelbaar onderwijs werden reeds door toedoen van 't Japansch staatsbestuur opgericht. Het andere gedeelte van Saghaliën dat nog aan Rusland toebehoort is slechts een onvruchtbaar land waar de Russische tuchtelingen hunne misdaden komen uitboeten. Formoza, Korea en Karafuto kunnen dus niet voor volksplantingen doorgaan vermits hunne bevolking reeds te groot is. Japan heeft dan gansch natuurlijk zijne blikken gericht op Mantjoerije, de Vereenigde Staten, de Philippijnen, de Hawaï-eilanden, enz., overal dus waar er nog plaats kon gevonden worden voor de Japansche uitwijkelingen.Ga naar voetnoot(1) Mantsjoerije. - Gedurende het verblijf der Japansche troepen in Mantjoerije heeft de regeering van den mikado meer en meer haren invloed doen gevoelen in die streken. Japan heeft nu eenmaal den voet gezet op het Chineesch grondgebied en zal er waarschijnlijk in de eerste dagen zoo gemakkelijk niet uit verbannen worden. Na den oorlog met Rusland, in 1905 dus, werd Port Arthur met de omliggende streek aan Japan afgestaan. Rusland moest voor goed van zijne heerschappij over Mantsjoerije afzien, de Japanners namen de plaats der Russen in en zetten de ontginning van sommige koolmijnen en de exploitatie van spoorweglijnen voor eigen rekening voort. Daarbij werden hun van wege de Chineesche regeering nog talrijke concessies van nieuwe spoorweglijnen afgestaan b.v. Moekden-Antoung, Siu-Min Ting-Moekden en aldus heeft Japan een rechtstreekschen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dienst per spoor ingericht tusschen de grootste hoofdsteden van West-Europa en Tokio met slechts eene enkele onderbreking: een paar uren zeereis voor den overtocht der zeeëngte van Tsoushima. Japan's kolonisatie maakt dus groote vorderingen in Mantsjoerije.Ga naar voetnoot(1) Te Moekden b.v. neemt de Japansche bevolking sterk toe, de nieuwe wijken, die meestal rondom de oude stad en in de nabijheid van de spoorbaan gelegen zijn, zullen weldra, na verloop van eenige jaren het centrum der stad uitmaken. Tegen die Japansche overheersching kan Rusland, dat over geene kolonisten beschikt, niets doen opwegen dan een politieken invloed door zijn spoorweg. 't Is daarom ook dat de betrekkingen tusschen de twee mogendheden steeds weinig geruststellend zullen zijn. De Vereenigde Staten van Amerika hebben onlangs een einde trachten te stellen aan het voortdurend geschil en aan de mogendheden de onzijdig-verklaring van het spoorwegnet in Mantsjoerije voorgesteld. China zou namelijk de lijnen aankoopen met het geld der mogendheden, die op hunne beurt het hooger toezicht over de exploitatie zouden uitoefenen. De Russische en Japansche afdeelingen der spoorweglijn Dalny-Karbine zouden dus aan de Chineesche regeering toehooren en aldus zou de twistappel voor goed verdwijnen. Het vervoer van troepen en krijgsvoorraad zou niet meer toegelaten worden. Dit voorstel is lang ter studie geweest; Duitschland, China en Engeland traden toe, maar Rusland en Japan zelf hebben vlakaf geweigerd hunne goedkeuring te verleenen, op 21 Januari 1910.Ga naar voetnoot(2) Japan heeft in Mantsjoerije nochtans degelijk werk verricht, nieuwe verkeerswegen werden aangelegd tot het ontginnen der mijnen, maar de Japansche handel werd steeds bevoordeeld en Mantsjoerije blijft nog altijd een belangrijke markt, een rijke afnemer voor de Japansche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
produktenGa naar voetnoot(1). De koopwaren worden langs Port-Arthur binnen gebracht, vroeger op de Chineesche grens werd er smokkelhandel gedreven op groote schaal, maar in 1908 heeft de Chineesche regeering daar een toldienst ingericht. Buiten Port-Arthur zijn er nog twee havens: Mewchwang en Dalny (nu Taïren). De groote vreemde handelshuizen zijn meestal te Newchwang gevestigd. De Japanners hadden een differentiaal toltarief opgesteld voor de ingevoerde koopwaren; daarbij, terwijl er te Newchwang invoerrechten betaald werden, mochten de goederen te Taïren vrij ingebracht worden, zoodat dus hier wederom de Japanners hunne handelszaken alleen bevoordeelden. Aan die misbruiken werd er een einde gesteld door den bestuurder der spoorwegmaatschappijen en de afgevaardigden der handelshuizen die te Newchwang gevestigd waren. Wat er ook van zij, Japan wint meer en meer grond op de Russen in Mantsjoerije. De middelen die de Mikado voortdurend aanwendt om zijne heerschappij uit te breiden, zouden vroeg of laat aanleiding tot den oorlog kunnen geven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Japanners in Amerika en in OceaniëVereenigde Staten. - André Tardieu in eene studie over JapanGa naar voetnoot(2) haalt de woorden aan die Roosevelt uitsprak in 1903: ‘Onze aardrijkskundige ligging in den Stillen Ocean is eene waarborg voor onze vredelievende heerschappij in die wateren, indien wij goed van dat groot voordeel weten gebruik te maken’. Die overheersching heeft dieper en dieper wortel geschoten in de Philippijnen, de Mariannes -, de Samoa - en de Hawaï eilanden en de handelsbetrekkingen met de Vereenigde Staten zijn hierdoor tot eenen verbazenden uitslag gekomen. Het duurde niet lang nochtans of Amerikanen en Japanners stonden tegenover elkaar op een gebied waar de eerste wenschten alleen heer en meester te zijn. Beurtelings | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in China, Japan en Korea hadden de Japanners een geweldigen slag toegebracht aan de Amerikaansche nijverheid; de fabrikaten die uit de Vereenigde Staten ingevoerd werden wedijverden met de voortbrengselen van Japan op de Oostersche markten. Nu, tot overmaat van stoutheid werden de eilanden in den Stillen Oceaan nog overweldigd door Japansche uitwijkelingen die zelfs eenigen tijd later tot in de Vereenigde Staten doordrongen. Toen werd het hoog tijd en krachtige middelen moesten aangewend worden om het gevaar te keer te gaan.Ga naar voetnoot(1) De voornaamste redenen die daartoe aanleiding gaven waren: 1o de loonstandaard van den Japanner is zeer laag in vergelijking met het loon van den Amerikaan; 2o voor de nijverheid zelve was er gevaar, de Japanners waren machtige mededingers voor de Vereenigde Staten en hadden er dus alle belang bij, de nieuwe kennissen en methodes opgedaan naar hun land over te brengen, om ze daar op hunne nijverheid toe te passen; 3o de netelige vraag of de Japansche kinderen mochten aangenomen worden in de scholen van Kalifornië. De onverzoenbare haat der Amerikanen tegenover de Japanners heeft reeds zeer dikwijls aanleiding gegeven tot bloedige onlusten en vreeselijke gevechten, voornamelijk te S. Francisco, de hoofstad van Kalifornië (in 1908), eene vruchtbare streek, waar er heden niet minder dan 50.000 Japanners leven. Te Tokio zelfs noemt men die streek ‘Nieuw Japan’. De Japansche werkman in Kalifornië is een taaie zwoeger, doorgaans houdt hij niet veel van pracht noch praal, gelijk het meestendeels het geval is bij den Amerikaan. De Japanner eischt geen zwaar werkloonGa naar voetnoot(2) en maakt gewoonlijk geen deel uit van een dier machtige syndikaten die als 't ware hun dwingelandsch gezag uit- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oefenen in de Amerikaansche nijverheid. De Japanner leert alle ambachten aan: landbouwer, handelaar, dienstknecht, herbergier, werkman in eene fabriek tot zelfs bankier; daarbij worden sommige coolies nog voor bespieders aangezien, des te meer daar er veel Japanners zijn die eene hoogere opvoeding genoten hebben, zeer goed begaafd zijn en nochtans maar een arm bedrijf uitoefenen. De Vereenigde Staten hebben zeer dikwijls getracht aan die nederzetting van verdachte vreemdelingen in hun eigen land een einde stellen, maar die kwestie kan niet gemakkelijk opgelost worden; vooreerst door het goed uitvallen der laatste oorlogen en door de verschillende verdragen gesloten met Rusland, Frankrijk en Engeland zijn de Japanners erg hoogmoedig geworden en voorzeker zullen zij nooit gedoogen dat men hen uit de Hawaï eilanden of uit Kalifornië verdrijve. Al wat men tot hiertoe bekomen heeft is: ieder Japanner die naar Amerika verhuist moet drager zijn van een reispas met de bijzondere toelating vanwege het Japansch bestuur naar de Vereenigde Staten over te schepen. In de Hawaï eilanden krioelt het van coolies die stilaan meester zijn geworden der beplantingen; de klein-handel, de nijverheid, de landelijke ambachten, de landbouw, 't is alles in hunne handen. Louis AubertGa naar voetnoot(1) geeft daar nadere inlichtingen over: voor 't oogenblik telt men in de eilanden 150.000 inwoners, meestal Oosterlingen; in 1900 waren er 39.68% Japanners, in 1903 waren er 68.042, in 1905 slechts 59.645. Maar 't volgende jaar is 't getal weer sterk geklommen. Die Japanners komen gewoonlijk zonder vrouw of kinderen en worden dus gezocht door de beplanters. Deze laatsten leefden nochtans altijd in de beste verstandhouding met het staatsbestuur dat de kolonie wil bevolken en dus liever families in de volksplanting zou vestigen dan wel enkel mannen. Voor de beplanters staat er toch een groot gevaar voor de deur, de Japanners inderdaad winnen meer en meer grond. Een Japansch dagblad van Honolulu kondigde op 8 Januari 1906 de stichting aan van eene maatschappij te Tokio met een kapitaal van 250.000 $. Die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maatschappij had reeds voor 20 jaar 1600 acresGa naar voetnoot(1) grond gehuuid, zij beschikte over de noodige werkkracht, bouwde werkhuizen en woningen voor de werklieden enz. hetgeen dus klaarblijkelijk bewijst dat de Japanners reeds zelf beplanters geworden zijn. Uit strategisch oogpunt ook is de ligging der eilanden hoogst belangrijk, vooral wanneer eens het Panama-kanaal voor de scheepvaart zal geopend worden. Roosevelt sprak daar reeds over in 1905 ‘krachtige maatregelen moeten wij onmiddellijk treffen om de Hawaï-eilanden te versterken. Dat is hoogst noodzakelijk om de belangen van onze natie te verdedigen.’ Van de andere zijde is het onmogelijk voor de Amerikanen de Japanners uit die bezittingen te verdrijven, de innige vriendschapsbetrekkingen tusschen de twee landen laten zulks niet toe en er mag dus geene enkele aanleiding tot scheuring gegeven worden. De ‘Times’ in 't nummer van 30 November 1908 gaf eenige belangrijke inlichtingen over een nieuw verdrag dat door de twee staten onderteekend werd. Dat verdrag had voor doel: 1o de uitbreiding van den handel in den Stillen Oceaan te bevorderen, 2o het statu-quo na te leven, 3o de bezittingen der beide landen wederzijds te eerbiedigen. M. Georges Blondel deelde ons daar het volgende over medeGa naar voetnoot(2): ‘Nadat de Middellandsche Zee, de Atlantische Oceaan beurtelings de hoofdrol gespeeld hebben in de handelsbetrekkingen tusschen de beschaafde volkeren, zal de beurt komen aan den Stillen Oceaan met aan de eene zijde de Wederopkomst van het Verre Oosten, bijzonder van Japan en aan de andere, de vooruitgang en de macht der Vereenigde Staten. Het eerste bewijs daarvan ligt reeds klaar vóór ons: de strijd tusschen de twee volkeren om de opperheerschappij in den Grooten Oceaan’. Canada. - Zoodra de Vereenigde Staten den toeloop van Japanners trachtten tegen te houden, richtten deze hunne | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schreden naar Canada; eene nieuwe zeevaartlijn tusschen Yokohama en Vancouver (12 dagen zeereis) kwam tot stand. In den beginne werd die landverhuizing begunstigd door de goede betrekkingen die Japan aan Engeland gehecht hielden, maar langzamerhand werd ook daar het antijaponisme in 't leven geroepen. San Francisco had het slecht voorbeeld gegeven in de Vereenigde Staten en eenigen tijd later hadden de eerste onlusten plaats te Vancouver en te Bellingham. In British Colombia zijn er op 200.000 inwoners meer dan 10.000 Japanners te vinden. Argentina, Brazilië, Chili, Peru en de Latijnsche Staten van Midden-Amerika hebben meer lust om hen te ontvangen. De oorzaak daarvan berust namelijk hierin: 1o de Latijnsche Staten van Midden-Amerika zijn meestal vijandig gestemd tegenover de Vereenigde Staten, 2o de overvloedige natuurkundige voortbrengselen in die landen kunnen niet in bedrijf genomen worden; geld is er genoeg, daar zorgt Europa voor, maar de werklieden ontbreken en hier zouden de Japanners wel een nuttige rol kunnen spelen. Mexico is de brug voor de landverhuizers die van de Vereenigde Staten naar Zuid-Amerika zouden uitwijken, Chili en Argentina hebben tot hiertoe nog maar weinig kennis gemaakt met de Oostersche werklieden. Peru en Brazilië daarentegen zijn als 't ware een ‘rendez-vous’ voor de Japanners in Zuid-Amerika; de eigenaars der koffieplantages zijn zeer tevreden over hen, het dagloon is niet te zwaar en de eischen der werklieden zijn zeer gematigd. Philippijnen en Australië. - Hier ook zijn de Japanners te huis. Unionisten en onderdanen van den mikado leven naast elkaar in de talrijke eilanden van Polynezië, hetgeen vroeg of laat misschien wel aanleiding tot den oorlog zal geven. In Australië zijn de inboorlingen meer vijandig gezind tegenover den indringer, de sociale wetten en over 't algemeen, al de bestuursinrichtingen van het eiland hebben voor hoofdzakelijk doel den werkman te beschermen tegenover den wedijver der vreemdelingen. Naar aanleiding van den toestand in de Philippijnen, werd er in 1905, na de sluiting van den vrede met Rusland, in de omgeving van den mikado reeds gezegd, dat de eerst- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komende oorlog voorzeker tusschen de Vereenigde Staten en Japan zou plaats hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gele GevaarGeen enkel vraagstuk heeft misschien meer aanleiding gegeven tot belangrijke en talrijke onderhandelingen en verdragen, geen enkel dat zooveel afgunst en onrust baarde in de andere landen. Wij hebben reeds sommige punten van het vraagstuk behandeld op het gepaste oogenblik o.a. het werkloon, de uitbreiding van handel en nijverheid, de veranderingen aangebracht op sociaal en politiek gebied, kolonisatie, handelsmarine, de Japanners in Amerika, in Azië, enz. 't Is nochtans niet overbodig er hier een afzonderlijk hoofdstuk aan toe te wijden. Gedurende de laatste jaren is Japan dus met reuzenschreden vooruitgegaan op politiek, ekonomisch en sociaal gebied en 't is maar heel natuurlijk dat er hier of daar in Europa of in Amerika een kreet van bewondering opsteeg voor dat kleine land. Maar die bewondering ging gepaard met een gevoelen van spijt, afgunst en zelfs van schrik, gelijk bij iemand die voelt dat hij, ondanks alles, vroeg of laat zal moeten den weg ruimen voor den vijand. Japan had inderdaad juist die nieuwe instellingen van Europa overgenomen die het kenmerk zijn van een vooruitstrevend land: een wel-ingerichte groot-nijverheid, een uitgebreide handel, een geduchtig leger, degelijke onderwijsgestichten, stelselmatige kolonisatie enz. 't Is juist door die nieuwe instellingen dat Japan zich aan 't hoofd gesteld heeft der Oostersche volkeren, door zijne eigene verbazende werkkracht. Karl RathgenGa naar voetnoot(1) onderscheidt drie groote tijdvakken in de geschiedenis der Japansche wedergeboorte; gedurende het eerste tijdvak leefden de Japanners om zoo te spreken afgezonderd van de Westersche volkeren voor wie zij slechts een gevoelen van haat, wantrouwen en afgunst koesterden; gedurende het tweede tijdvak stellen zij alles in 't werk om handelsbetrekkingen aan te knoopen met Amerika en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Europa en eindelijk de derde periode die een heele ommekeer teweegbrengt in Japan: de Japanners verlaten hun land en vestigen zich in Formoza, Korea, Mantsjoerije, Amerika, enz. De reiziger, die de stad Tokio gezien heeft, kan als 't ware de sporen terugvinden van die drie tijdvakken. Het middengedeelte der stad is nog altijd het oude Oostersche Tokio, de verblijfplaats van den keizer en zijn hof; in het tweede gedeelte vinden wij reeds hier en daar enkele huizen in Europeeschen bouwtrant en eindelijk het derde gedeelte, met zijn elektrische tram ways, zijn telefoondraden, zijn groote handelshuizen, dat het moderne Tokio uitmaakt. Sommige Japanners, bewust van de grootheid en de macht van hun vaderland, zijn nog steeds bezield met de uitzinnigste herschenschimmen; zij denken dat Japan later de vriendschapsbanden met China vaster en vaster zal samensnoeren om er de Europeesche denkbeelden dieper en dieper wortel te doen schieten en om dan eindelijk met de hulp der andere gele volksstammen het Westen te overweldigen en de Oosterlingen te bevrijden van den invloed der Europeesche volkeren. Japan zou alsdan het algemeen gezag voeren over al de volkeren van het gele ras. Reeds op onze dagen eigent het zich den titel toe van ‘champion de l'intégrité du Céleste Empire’Ga naar voetnoot(1). Zulke hersenschimmen zullen nooit ten uitvoer gebracht kunnen worden, aangezien de troepen onafzienbare onvruchtbare streken zouden moeten doorkruisen en het volstrekt onmogelijk zou zijn genoeg levensmiddelen en oorlogsmateriaal mede te nemen om die ontzaggelijke massa te voeden en te bewapenen. Die eerste opvatting dus van het gele gevaar houdt geen stand; voor de Anglo-Saksers is zulks misschien van meer belang dan voor ons, vermits de Japansche vloot een der machtigste is der wereld en de Japanners meer en meer veld winnen in de bezittingen van den Stillen Oceaan. Een tweede beschouwing is het sociale gevaar. Men vindt in Japan nog sommige lieden die beweren dat Europa stilaan onder het juk der Japanners zou geraken en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
langzamerhand hunne zeden, instellingen en gebruiken zou overnemen. Dat is volstrekt onmogelijk, integendeel, in Japan zelf zijn de nieuwe wetten en instellingen op Europeeschen leest geschoeid. Eindelijk de derde opvatting en zonder twijfel de voornaamste: het ekonomisch gevaar. ‘De hergeboorte van Japan’ zoo schrijft Theopile GollierGa naar voetnoot(1) ‘doet ons klaar en duidelijk inzien dat het gele gevaar geen hersenschim maar wel degelijk eene werkelijkheid is’. Wij hebben daar reeds breedvoerig over gesproken in de voorgaande bladzijden handelende over de verkeerswegen in Japan, het delfstoffenen plantenrijk, het goedkoope werkloon en zijne betrekkelijke waarde en wij denken dat het niet noodig is daar nog op terug te komen. Enkele opmerkingen slechts dienen er nog bijgevoegd te worden: 1o de behoeften van den werkman zijn betrekkelijk zeer beperkt, 2o een feit waaruit de Japanner een groot voordeel trektGa naar voetnoot(2) zijn de gematigde vervoerkosten op de binnen-wateren en op de spoorbanen. De oorzaak daarvan is dat het leggen der spoorweglijnen in Japan minder gekost heeft dan in andere landen; zoo b.v. een engelsche mijl spoorbaan kostte:
Maar er zijn ook hinderpalen die tegen die aangehaalde voordeelen opwegen, zoo b.v. de schaarschheid van beschikbaar kapitaal. De Japanners, wel is waar, hebben enkele banken gesticht te San-Francisco, te Londen om de inschrijvingen op sommige leeningen te vergemakkelijken, maar de uitslag is op verre na niet bevredigend. De Europeanen zouden misschien nog goede zaken kunnen doen in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Japan indien zij hun geld wilden leenen aan de Japanners om de rijkdommen van den grond in bedrijf te kunnen nemen en alzoo zich aan 't hoofd te stellen der nijverheid. Ongelukkiglijk strookt dit niet met de dwepersgedachten der Japanners. Voor Engeland en de Vereenigde Staten is het gevaar meer dringend dan voor de overige landen. Zoo b.v. op de Chineesche markten worden er reeds meer Japansche - dan Engelsche of Amerikaansche katoenen stoffen verkocht. De zijdenijverheid ook in Japan is ver vooruit en de zijdenstoffen worden op den ganschen aardbodem verspreid en wedijveren met de Amerikaansche weefsels. Voor de andere voortbrengselen moeten wij hetzelfde bestatigen, de Engelsche en Amerikaansche produkten worden stilaan door de Japansche artikelen naar den achtergrond verdrongen. 't Is te hopen dat het moeilijk vraagstuk van het gele gevaar zoo gauw mogelijk opgelost worde in 't belang der twee mededingers. De bijtreding der volkeren van het gele ras in het groote ekonomische werk is, in stede van noodlottig, zelfs hoogst noodzakelijk. De natuurlijke voortbrengselen zullen beter ontgonnen worden, China en Japan zullen nieuwe schatten leveren die tot hiertoe in hunnen aardschoot verborgen bleven. Het optreden van dien nieuwen mededinger zal de voortvarendheid en de vindingskracht der Europeanen en der Amerikanen meer en meer scherpen, hetgeen oneindig veel zal bijdragen tot de uitvinding van nieuwe methoden of het gebruik van verbeterde werktuigenGa naar voetnoot(1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk XIBesluitWij zijn dus aan het einde onzer studie gekomen en willen nu met eenige woorden onze eindbeschouwingen over Japan samenvatten: op 't gebied van bekwaamheid en kultuurleven is het een volk dat eene verbazende werk kracht bezit en eenen bijzonderen aanleg om de instellingen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en gebruiken der Wester-volkeren in zijn land binnen te voeren en toe te passen, zonder nochtans zijne nationaliteit, zijne oorspronkelijkheid te verliezen; daarin juist ligt de bron van zijn vooruitgang. Op krijgskundig gebied is het een van de machtigste volkeren der aarde dat zijn leger en zijne vloot steeds op de hoogte weet te houden van de vereischten der moderne krijgskunst.Ga naar voetnoot(1) Wat het bestuur betreft is Japan het toonbeeld van een centralisatie-staat die oneindig veel heeft bijgedragen tot de uitbreiding van nijverheid en handel. Op ekonomisch gebied zijn de Japanners een werkzaam en ijverig volk, dat zich met veel geschiktheid op den landbouw, op de nijverheid en voornamelijk op den handel toelegt en veel nut weet te trekken uit de overvloedige natuurvoortbrengselen waarmede het zoo rijkelijk bedeeld werd.
Tot hiertoe hebben wij nog maar weinig of liever niet gesproken over onze belangen in de handelsbetrekkingen met Japan, wij kunnen er hier breedvoerig over uitweiden. Ons landeken is klein maar het beschikt over een degelijk ingerichte nijverheid, een uitgebreiden handel, onuitputbare mijnen en vruchtbare velden. Iets dat hem nochtans ontbreekt en als 't ware voor hem eene levensvraag uitmaakt is eene koopvaardijvloot. Men heeft ons dat liedje op alle tonen reeds gezongen, wij kunnen er hier dus niet breedvoerig over spreken. Wij zijn nog altijd verplicht de hulp van vreemde zeevaartmaatschappijen in te roepen, Engelsche of Duitsche, om onze nijverheidsprodukten aan den man te brengen. Tot vóór enkele jaren hadden wij, Belgen wier koopwaren overal gunstig bekend staan nochtans, nog maar weinig in Japan uitgericht. Het eerste verdrag tusschen België en Japan werd op 10 September 1867 geteekend te Tokio door 't Kint voor België en drie Japansche afgevaardigden voor Japan. Op 22 Juni 1896 werd dat verdrag nagezien te Brussel. Een tweede handelstraktaat werd geteekend door M. Paul de Favereau voor België en Shunzo Aokivoor Japan, hier- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door verkreeg België de clausule van den meest begunstigden staat. Er kwam een Japansche consul te Antwerpen en een gezantschap te Brussel. Belgische Consuls werden aangesteld te Kobe, Osaka, Nagasaki en te Yokohama, een gezantschap te Tokio. Van dit oogenblik af werden onze betrekkingen met Japan steeds meer en meer uitgebreid. Onze fabrikaten staan bij de Japanners goed aangeteekend zoowel wat den prijs als wat de hoedanigheid aangaat. Wij voeren uit naar Japan: ijzergoed, glaswerk, stearine, papier, wagens voor reizigers en goederen; onze invoer is onbeduidend, wel te verstaan de rechtstreeksche invoer, vóór enkele jaren schatte Van Nieuwenhuyse het op 130.000 f. Al die kleine voorwerpen in stroo, porcelein of ‘carton brulé’, die wij in de groote magazijnen en bazars uitgestald zien, met een woord al hetgeen men in de statistieken rangschikt onder rubriek ‘Japonneries’ of ‘japansch goed’, wordt ons langs Londen en Parijs toegezonden. Om dus handel te kunnen drijven met Japan zouden wij eerst en vooral goede vertegenwoordigers moeten hebben in Japan zelf; dat zou natuurlijk veel kosten maar daartegenover ook een groot voordeel opleveren, vermits onze rechtstreeksche handelsbetrekkingen met het Verre Oosten er veel bij zouden winnen. Daarbij die kosten zouden kunnen ten laste vallen van een Syndikaat of van eene Vereeniging die eenen afgevaardigde zou kunnen aanstellen in den vreemde.Ga naar voetnoot(1) ‘Die afgevaardigde’, zoo schrijft Van Nieuwenhuyse, ‘zou in volle vrijheid en naar goeddunken mogen handelen, hij zou zelf in Japan het handelshuis kiezen dat zaken zou willen doen met de firma in Europa en het verdrag breken zonder het advies van zijn patroon te moeten inroepen.’ Indien wij aldus rechtstreeks met de Japansche kooplieden in betrekking zouden staan, zouden wij niet meer genoodzaakt zijn de talrijke middelaars te betalen. Hier staat nochtans nog eene andere moeilijkheid in den weg: de kleine handelshuizen in Japan zijn niet bij machte het vereischte bankkrediet als waarborg te storten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om de fakturen te betalen en bijgevolg zou er insgelijks een Belgisch handelshuis in Japan moeten gesticht worden met een aanzienlijk kapitaal om krediet te verleenen als de waarborg der bank zou ontbreken. Op 14 Februari 1906 werd er een vennootschap gesticht ‘Société d'Études Belgo-Japonaise’ onder het eerevoorzitterschap van M. Kato, minister van Japan te Brussel en van Baron d'Anethan, minister van België te Tokio. Die maatschappij heeft eenen afgevaardigde naar Japan gezonden, zijne taak werd vastgesteld als volgt: 1o de havens bezoeken, 2o al de noodige inlichtingen opdoen nopens de manier van handel drijven in het Verre-Oosten. Iedere maand verschijnt er een bulletijn dat nadere inlichtingen levert over de Belgische voortbrengselen die in Japan zouden kunnen verkocht worden, over den prijs en over alles wat in Japan voorvalt en voor de Belgen eenig belang zou kunnen opleveren. De reklaam en de publiciteit nemen de drie vierden van het bulletijn in beslag, de reklamen zijn gewoonlijk in de drie talen opgesteld: Fransch, Engelsch en Japansch. Het sekretariaat geeft, op aanvraag, nadere inlichtingen over de Japansche handelshuizen die in betrekking wenschen te treden met de Belgen voor den uitvoer van ijzer, staal, glasGa naar voetnoot(1), lederen riemen, zink in plaat, houtdeeg, enz. Onze handel met Japan breidt zich meer en meer uit; België voor den uitvoer bekleedt zelfs de 3e plaats voor de Europeesche landen (vóór Frankrijk dus).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merk wel op dat er bij de Belgische koopwaren een certificaat van oorsprong dient gevoegd te worden; dat getuigschrift moet opgesteld worden door een Japansch consul of een bevoegd persoon, zooals de burgemeester of de voorzitter van de handelskamer der lokaliteit waar de koopwaren vervaardigd werden. België bekleedt de tweede plaats voor den uitvoer van staafijzer naar Japan, de derde plaats voor de nagels, de vierde voor de riggels en 't papier en de vijfde voor de ijzeren buizen. Om de Belgische produkten meer en meer in te voeren, zouden onze groote handelshuizen en fabrieken meer moeten deelnemen aan de tentoonstellingen in Japan.Ga naar voetnoot(1) In 1912 zullen wij eens te meer de gelegenheid hebben in Tokio. Het ‘Comité Belge des Expositions à l'Etranger’ heeft daar reeds nota van genomen en een volledige lijst opgesteld van de koopwaren die daar zouden moeten tentoongesteld worden: motoren, toestellen voor lichtdruk en verlichting, scheikundige produkten, juweelen, boter, wijn, sterke dranken, kleurstoffen, handschoenen, banden, stoffen in gekamde wol, allerhande werktuigen, rijwielen, motorwagens, enz.Ga naar voetnoot(2) Daartegen heeft men eene opwerping ingebracht: die tentoonstelling zou gevaarlijk kunnen zijn voor onze nijverheid en de Japanners zouden wellicht namaaksels vervaardigen, waarmede zij zouden kunnen wedijveren op de Oostersche markten. Die vrees is misschien wat te ver gedreven; de Belgen zouden natuurlijk verstandiger handelen indien zij zelf hunne nijverheid in Japan gingen inplanten. M. Kyima drukt daar ook nog op, het werkloon in Japan is betrekkelijk klein, de Belgische werktuigen zouden gemakkelijk kunnen ingevoerd worden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de wet kent aan iederen vreemdeling het recht toe eene handelsmaatschappij te stichten, indien hij een Japanner als vennoot heeft. Die vennootschap bezit dezelfde rechten als de Japanners zelf, zelfs het recht onroerende goederen te bezitten. Wat de verkeerswegen tusschen Japan en België betreft, die zijn zeer talrijk. Ziehier eene lijst der zeevaartmaatschappijen die eenen geregelden dienst hebben ingericht tusschen Antwerpen en de havens van Japan:
't Is dus hoogst noodzakelijk dat België meer en meer rechtstreeksche handelsbetrekkingen aanknoope met Japan, om voortaan niet meer genoodzaakt te zijn de hulp in te roepen van een heele reeks handelaars die éen hoog commissieloon eischen en het grootste gedeelte der winsten opstrijken. Indien de Belgen daar niet onmiddellijk voor zorgen, loopen zij weer groot gevaar de plaats te moeten afstaan aan vreemdelingen, die alsdan bij machte zullen zijn hunne koopwaren aan verminderde prijzen te verkoopen. Wanneer wij de laatste statistieken bestudeeren moeten wij tot een besluit komen dat in 't geheel niet geruststellend is. Zoo, in 1907 bedroeg onze uitvoernaar Japan: 35.000.000f. in 1908 bereiken wij slechts.... 18.500.000f. dat maakt dus eene vermindering van 16.500.000 f. dus 47% op de cijfers van 1907. Overigens in 1908, dank zij de krisis, was er voor alle landen eene vermindering te bespeuren. Maar hetgeen erger is: die vermindering was slechts van 7% voor Engeland en 3% voor Duitschland. En indien wij nu enkele artikels in 't bijzonder nemen, zien wij dat Duitschland langzamerhand onze plaats weer inneemt, namelijk voor het ijzer in staven en roeden, het plaatijzer, de riggels, de nagels, de buizen, enz. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke is daar nu de oorzaak van? Heel eenvoudig deze: toen in 1908 de Japanners hunne krizis doorworstelden was het hun onmogelijk steeds met gereede penningen te betalen. Zij vroegen eene kredietopening voor een langen termijn, de wantrouwige Belg weigerde zulks te doen, de Duitscher kwam en voldeed aan de voorwaarde. En zoo hadden wij weer een bewijs te meer dat de Belg, hoe bedreven hij ook moge wezen op gebied van nijverheid, zich in de handelszaken zeer dikwijls den loef laat afsteken.Ga naar voetnoot(1) Henri Van Deursen. |
|