Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1910
(1910)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Japan
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reldpostvereeniging sedert Juni 1874. Het beheer der posterijen is op goeden voet ingerichtGa naar voetnoot(1), nieuwe schikkingen werden genomen om de verzendingen der postcollis en de betalingen der postwissels te vergemakkelijkenGa naar voetnoot(2) Zeevaart. - Vóór 1869 was het iederen Japanner verboden handel te drijven met uitheemsche kooplieden, de enkele koopvaardijschepen, die Japan toen bezat, moesten zich met de kustvaart tevreden stellen. In 1869 werd er eene wet gestemd die aan iedereen de vrijheid gaf een onbeperkt getal schepen te bezitten en tegelijkertijd eene bijzondere toelage vaststelde om de reeders te ondersteunen. Twee jaar later werd de eerste Japansche zeevaartmaatschappij gesticht, de ‘Nippon Koku Kisen Kwaisha’ of ‘Japansche Stoomvaartmaatschappij’, die moest in 1876 plaats ruimen voor de ‘Mitsubishi Kisen Kwaisha’. Twee andere maatschappijen werden gesticht in 1882 en in 1884: de ‘Kioto Ungo Kwaisha’ (Vervoerdienst) en de ‘Osaka Shosen Kwaisha’ (Scheepvaartmaatschappij van Osaka), die twee maatschappijen werden geldelijk door den staat ondersteund en later tot ééne enkele versmolten, de ‘Nippon Yusen Kwaisha’ (Maatschappij der Japansche paketbooten) die van den staat eene toelage van 880.000 yen ontving en een geregelden dienst inrichtte naar de voornaamste havens der wereld. Die maatschappij, volgens het blad Neptune van 11 December 1909, zou de tweede plaats innemen tusschen de groote zeevaartmaatschappijen dus na de Norddeutscher Lloyd en zelfs vóór de Peninsular en de Hamburg Amerika Linie’. In Mei 1909 trad de ‘Nippon Yusen Kwaisha’ in 't bezit van zes nieuwe steamers: ‘Atsuta Maru’, ‘Miyarak Maru’, ‘Iyo Maru’. ‘Kamo Maru’, ‘Kitano Maru’ en de Mishamo Maru’, dus 2000 ton meer dan in de oude vloot, De reis van Japan naar Londen duurt nu slechts 45 dagen, de ‘Miyazaki Maru’ moest zijne eerste reis aanvangen op 2 Januari 1910. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1896 werd de ‘Navigation Encouragement Law’ gestemd, krachtens welke toelagen verleend werden aan Japansche onderdanen of Japansche maatschappijen, die met eigen schepen van minstens 1000 ton inhoud, het passagiers- of goederenvervoer tusschen Japan en het buitenland onderhielden. Die wet, later vervangen door die van Maart 1909, bijna in denzelfden zin opgesteld, heeft voorzeker haar doel niet gemist en heden bekleedt de Japansche marine eene eereplaats onder de koopvaardijvloten der groote mogendheden. In 1908 telde Japan 2295 steamers (1.160.372 ton) en 5333 zeilschepen (383.455 ton); van de 1618 schepen die in 1908 in Japan van stapel liepen, waren er 1141 van 20 tot 500 ton, 140 van 500 tot 1000 ton, 129 van 1000 tot 2000, 176 van 2000 tot 5000, 30 van boven de 5000 en 2 van boven de 10.000 ton. Andere zeevaartmaatschappijen werden nog gedurende de laatste jaren gesticht b.v. de ‘Toyo Kisen Kwaisha’ (lijn naar de Vereenigde Staten), Daito Kisen Kwaisha’ (lijn naar Hankow), enz. Nog eenmaal moeten wij hier wijzen op de krachtdadige tusschenkomst van den Staat, die door het verleenen van aanzienlijke toelagen de Japansche koopvaardij terug in 't leven heeft geroepen. Japan bekleedt de eerste plaats voor hetgeen de toelagen betreft, zooals het blijkt uit de volgende tabel:
Eenige woorden nu over de havens. 1o Yokohama staat vooraan: uitvoer in 1908: 190.805.900 yen, invoer 151.288.110 yen. Invoer: ruwe katoen, garen, wol, katoenen en wollen weefsels, ijzer en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staal (vermindering), suiker, werktuigen (insgelijks vermindering), papier, scheikundige meststoffen (vermeerdering). Uitvoer: zijde ruw en bewerkt, thee, koper, enz. Voor de verzwakking van den handel te Yokohama gedurende 1908 raadplege menGa naar voetnoot(1). De eerste verbeteringswerken werden aanbesteed in 1889 en voleind in 1896. Een tweede plan werd opgemaakt in 1899, het eerste gedeelte der nieuwe werken werd in 1905 afgewerkt, het tweede heeft men in 1906 aangevat en zal waarschijnlijk in 1912 voleind worden. 2o Kobe. Uitvoer: 84.114.773 yen, invoer: 191.080.866 yen. De verbeteringswerken zullen in 1914 voltrokken worden. 3o Osaka. Uitvoer: 45.948.347 yen, invoer: 26.870.884 yen. De groote veranderingen zullen in 1914 voltooid worden.
In 1908 liepen 26.080 schepen de Japansche havens binnen, ongeveer 40.349.000 ton, dus 1453 schepen en 91.000 ton minder dan in 1907, dank aan de handelskrisis van 1908. Die krisis is blijven voortduren gedurende de eerste maanden van 1909; naar men vaststelde waren er in Januari 1909 ongeveer 60.000 ton zonder lading.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De onderzeesche kabels verbinden de voornaamste eilanden met Shangaï, Vladivostock en het eiland Formose.
Buitenlandsche Handel. - Alvorens een klein overzicht te geven over den in- en uitvoer gedurende het jaar 1908, gaan wij eerst terloops onderzoeken welke de voornaamste feiten zijn die tot de uitbreiding van den Japanschen buitenlandschen handel bijgedragen hebben. In 1853 werd Japan door Amerika gedwongen enkele havens te openen voor den Amerikaanschen invoerhandel in 1885 kwamen de eerste handelsbetrekkingen tot stand met Engeland, de Vereenigde Staten, en nog drie andere landen. Het openen van het kanaal van Suez en het leggen van den grooten Amerikaanschen spoorweg van den Atlantischen naar den Stillen Oceaan droegen er veel toe bij de betrekkingen met Europa en Amerika te vergemakkelijken en te bevorderen. De Sino-Japansche oorlog in 1894, tegen alle verwachting in, was als een zweepslag voor het land, dat nu voor goed de handen aan 't werk sloeg en de gansche wereld verbaasde door zijn ijver en werkdadigheid in zake nijverheid en handel. In 1897 werd de gouden standaard in 't muntstelsel ingevoerd en een weinig later werden de uitvoerrechten afgeschaft. De opstand der Boxers in 1900 had een noodlottigen invloed op den Japanschen uitvoerhandel naar China. In 1902 kwamen de zaken weer stilaan in hun plooi; de oorlog tegen de boeren in Zuid-Afrika liep ten einde en de Vereenigde Staten schaften alle invoerrechten op den thee af. Eenigen tijd later kwam de Russisch-Japanschen oorlog die alle scheepsvrachten en verzekeringspremies opsloeg en alzoo den handel als 't ware den genadeslag toebracht. Van de andere zijde nochtans moest er gezorgd worden voor de bewapening, de voeding en de kleeding der manschappen. Zoo kwamen wij tot de Amerikaansche krisis in 1906 met hare noodlottige gevolgen waarvan wij nu nog de sporen van ontwaren. Het eerste kenmerk van den Japanschen buitenlandschen handel is de overgroote vermeerdering der uitgevoerde afgewerkte artikels aan de eene zijde en der ingevoerde ruwe materialen en voedingsstoffen aan de andere, een klaar bewijs dus dat Japan gedurende de laatste jaren zijne nijverheid ver uitgebreid heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenige aanmerkingen nu aangaande de handelsbetrekkingen gedurende 1908. Over 't algemeen is er eene merkelijke vermindering te bestatigen in vergelijking met 1907. In- en uitvoer bedroegen te zamen in 1908: 2.103.861.246 frs. dus 290.269.791 fr. minder dan verleden jaar, de invoerhandel bereikte slechts 1.126.851.831 fr. tegen 1.277.208.261 fr. in 1907; de uitvoerhandel 977.009.418 fr. dus 139.913.361 fr. minder tegen 1907 dus: uitvoer in 1908, vermindering van 8,7% tegen 1907; invoer in 1908, vermindering van 8,8% tegen 1907. Die algemeene daling is toe te schrijven, eerstens aan de prijsvermindering der uitgevoerde koopwaren bijzonder van de zijde en het koper die eene groote plaats innemen in den uitvoerhandel. De handelsbetrekkingen met Europa en Amerika verminderden, de prijsdaling van het zilver heeft een nootlottigen invloed uitgeoefend op den uitvoerhandel naar China en voor 't algemeen naar al de landen van het Verre Oosten. Hieruit volgt natuurlijk dat de vraag naar ruwe stoffen in Japan voor de nijverheid der exportartikelen erg verzwakte en vermits de binnenlandsche handel ook niet heel levendig was, is het niet te verwonderen dat het verschil tusschen de statistieken van 1906 en 1908 zoo aanzienlijk is. Zoo b.v.: de overvloedige rijstoogst en het toenemen van het aantal bloemmolens hebben natuurlijk de vermindering van rijst- en bloeminvoer voor gevolg gehad. Invoer in 1908. - De boomwol bekleedt de eerste plaats met 3.344.000 piculs voor eene waarde dus van 233.131.248 fr. Die katoen wordt meestendeels ingevoerd uit Indië, Amerika, China, Egypte en Korea, De invoer der katoenen weefsels vermindert van jaar tot jaar, dezelfde opmerking voor het vlas, de hennep, de jute en zelfs voor de wol, die slechts 17.693.550 fr. meer inneemt. Er dient nochtans eene uitzondering gemaakt te worden voor de shirtings, het satijn, het fluweel (uit katoen vervaardig d en de neteldoek, die in groote hoeveelheid werden ingevoerd. Australië, Engeland, China, Frankrijk en Duitschland leveren bijna uitsluitelijk al de wol die in Japan verwerkt wordt. Wat de voedingsstoffen betreft, daar komt de rijst op den voorgrond met eene waarde van 22.688.539 yen, dat is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.243.000 yen of 21.291.669 fr. minder dan in 1907, wij hebben de oorzaak daarvan reeds aangeduid. Engeland, Indië, Korea, Indo-China, Siam en China zijn de voornaamste leveranciers. Ruw rietsuiker wordt ingevoerd uit Java, de Philippijnen; beetwortelsuiker uit Duitschland en Oostenrijk-Hongarië voor 16.531.902 yen, voor 800.937 yen minder dan in 1907. Japan bezit inderdaad groote suikerbeplantingen in Formose. De artikels in staal of ijzer zooals platen, staven, buizen enz. werden op mindere schaal ingevoerd dan in 1907 en de groote oorzaak daarvan berust in den slechten toestand waarin de scheepstimmerwerven en de ijzernijverheid in 't algemeen zich bevinden, Engeland, België, China, Zweden, Duitschland hebben in 1908 voor 20.250.720 fr. minder geleverd dan in 1907, de machienen werden nochtans met 16.970.310 fr. en de riggels en het spoorwegmateriaal met 5.166.000 fr. meer opgeteekend. (Uit Engeland, Duitschland en Frankrijk). De scheikundige produkten houden stand, de invoer der kunstmatige indigo vermeerdert, die van het natuurprodukt vermindert. Voor het papierdeeg en het leder is er insgelijks eene vermindering te bespeuren voor het papier ongeveer 1.000.000 yen, het leder 1.700.000 yen, de papierdeeg 200.000 yen. Geraffineerde petroleum werd voor 15.105.200 yen, d.i. voor ongeveer 800.000 yen meer dan in 1907 ingevoerd, ruwe petroleum staat aangeteekend voor 758.000 yen (uit Californië en Texas). Japan bezit inderdaad sinds eenigen tijd talrijke petroleumraffinaderijen. Scheikundige meststoffen en cement worden meer en meer ingevoerd. Uitvoer. - In 1907 was er eene vermeerdering van 2.4% op den uitslag van 1906, terwijl er in 1908 eene vermindering van ongeveer 139.913.361 yen bestatigd werd in vergelijking met de cijfers van 1907. De zijde maakt nochtans uitzondering aan den regel vermits er in 1908 2.167.000 kin meer dan in 1909 uitgevoerd werd, doch uit oorzake der prijsvermindering van het produkt beloopt de totale exportwaarde 7.280.000 yen minder dan in 1907. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zulks is ook het geval voor het koper: 21.255.013 yen in 1908 tegen 29.262.693 yen in 1907. De uitvoer der zijdenstoffen en over 't algemeen van al de weefsels die naar China uitgevoerd werden, heeft veel geleden door de waardevermindering van het zilver in het muntstelsel. De thee, het aardewerk en het porcelein, waarvan Amerika de groote markt is, hebben veel verloren; de artikelen uit papier vervaardigd, zooals waaiers enz., werden minder gevraagd; de vuurstokjes, de geraffineerde suiker, de voorwerpen uit stroo vervaardigd hebben daarentegen meer aftrok gehad in 1908. De kampferuitvoer naar Engeland neemt meer en meer toe; Duitschland, Frankrijk en Amerika hebben minder ingevoerd dan in 1907. Zeewier, traan, was, medicijnen, cigaretten en andere artikelen van weinig belang hebben ook den invloed der krisis ondergaan. Amerika voerde minder steenkolen uit Japan in dan in de vorige jaren. De beste afnemer voor Japan is dus Amerika (Vereenigde Staten); de uitvoer in 1908 bedroeg 121.996.586 yen tegen 131.101.015 in 1907; de invoer uit de Vereenigde Staten verminderde ook merkelijk, van 80.697.362 yen in 1907 kwam het op 77.636.556 in 1908. Het vijfde gedeelte van den buitenlandschen handel van Japan komt aan de Vereenigde Staten toe (Philippijnen en Hawaï inbegrepen). Na de Vereenigde Staten is het de beurt aan China: 111.474.000 yen slechts in 1908, eene vermindering dus van 33.327.000 yen tegen 1907. Engeland alleen maakt eenigszins uitzondering op den regel; inderdaad de invoer beliep 25.521.404 yen tegen 22.443.305 yen in 1907 (vermeerdering van 3.078.000 yen; voor den invoer is er nochtans eene vermindering van 8,451,501 yen. Na Engeland komen Engelsch Indië, Duitschland, Frankrijk, Korea, Italië, België, Oostenrijk, Zwitserland, Rusland, naar volgorde gerangschikt. Wat België betreft, daar komen wij later nog eens op terug. Invoerrechten. - De eerste handelsverdragen werden in 1859 geteekend, de eerste tolrechten werden toen vastgesteld. Dat stelsel werd in 1899 herzien en moest plaats maken voor het ‘algemeen toltarief’. Dit algemeen toltarief en de verdragen die vóór 1899 nog geteekend werden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormen samen het Japansch tolstelsel dat nu nog op enkele veranderingen na, in voege is. De uitvoerrechten werden alle afgeschaft. Boeken, goud- en zilverstukken, vlas katoen, wol, meststoffen enz. betalen geene rechten. Ruwe stoffen voortkomende van den landbouw en de vischvangst, van de ontginning van mijnen en bosschen, drogerijen, scheikundige produkten, medicijnen, verf- en kleurstoffen, werktuigen, rijtuigen enz. betalen 5 tot 10% der waarde. Dranken, glaswaren, papier, weefsels, garen, metalen artikelen 10 tot 20%; wijn, sterke dranken tabak 35 tot 40%; juweelen en weeldeartikelen 20 tot 40%. In 1904 werd eene speciale taks vastgesteld op de tolrechten en op de andere belastingen. Korten tijd na den oorlog werd het toltarief veranderd op 1 Oktober 1906. Dat algemeen tarief van 1906 dus werd later gewijzigd door de volgende wetten: 1o Wet van 27 Februari 1901 (in werking tredende op 1 September 1908) op de invoerrechten van sommige voedingstoffen en dranken, 2o Wet van 31 Maart 1908 (in werking tredende op 1 Oktober 1908) voor de rechten op de ruwe en geraffineerde minerale olie, 3o verder werden er nog andere wetten gestemd (22 Februari en 1 April 1908) voor sommige veranderingen in de verbruiksbelastingen aangebracht. De gemiddelde taks mag over 't algemeen op 15.65% gesteld worden, enkele specifieke rechten komen in het nieuwe tariefstelsel voor. Naar de meening der ekonomisten wegen de tolrechten in Japan niet te zwaar op den handel, de ingevoerde goederen zijn minder belast dan in Rusland. Het kenmerk der Japansche handelspolitiek bestaat hierin dat de tolrechten vastgesteld worden meer met het inzicht geld in te zamelen dan wel met het doel de nationale nijverheid te ondersteunen; 't is dus meer eene protectionistische handelspolitiek.Ga naar voetnoot(1) Handelsmaatschappijen, Beurzen, Verzekeringswezen. - Vóór de afkondiging van het wetboek van koophandel bestonden er weinig handelsmaatschappijen. In 1890 werden de wetten en verordeningen in handelszaken in een wet- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek samengebracht dat later in 1899 herzien werd. De vijf soorten van handelsvennootschappen, die door onze wet erkend worden, staan insgelijks in het Japansch wetboek aangeschreven: de vennootschappen onder gemeenschappelijken naam, de vennootschappen bij geldschieting op aandeelen, de vennootschappen bij eenvoudige geldschieting, de naamlooze vennootschappen, de samenwerkende vennootschappen of cooperatieven. De wet op de ‘Borgstelling der verplichtingen en kontrakten in de handelszaken’ werd in 1905 gestemd en kent aan de maatschappijen het recht toe hunne goederen ten onderpand te zetten om borg te blijven voor de schuldbrieven die zij uitgegeven hebben. De wet erkent ook de trustmaatschappijen die aan de vereischte voorschiften voldaan hebben. De wet van April 1909 aangaande de buurtspoorwegen is slechts een aanvulsel bij de wet van 1905 waarvan wij reeds gesproken hebben. In 't jaar 1907 telde men: 4639 vennootschappen op aandeelen met een kapitaal van 231.023.331 yen. 3799 vennootschappen bij eenvoudige geldschieting met een kapitaal van 10.394.682 yen. 1649 vennootschappen onder gemeenschappelijken naam met een kapitaal van 45.866.695 yen. In 1881 werden de eerste verzekeringsmaatschappijen gesticht, de wet van 1900 aangaande de verzekering verplicht de maatschappij de toelating te vragen om het ambt van verzekeraar uit te oefenen. Het kapitaal der maatschappij moet ten minste 100.000 yen bedragen en eene verzekeringsmaatschappij mag geene andere zaken aangaan buiten de verzekeringskontrakten. In 1907-08 waren er 33 maatschappijen voor levensverzekering en 8 maatschappijen voor verzekering in zake vervoerdienst. De beurzen in Japan hebben hun ontstaan te danken aan de uitbreiding van den rijsthandel gedurende de 17e eeuw. De wet op de beurzen die nu nog in voege is werd in 1893 gestemd. Toen reeds bestonden er 146 handelsbeurzen De minister van Landbouw en Koophandel alleen kan de toelating tot het stichten verleenen. In Japan onderscheidt men twee soorten van beurzen, de 1e soort is eene vennoot- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schap en de tweede eenvoudiglijk eene gilde (in 1907 vond men er 2, tegen 49 vennootschappen). Het kapitaal van een beursvennootschap moet ten minste 100.000 yen bedragen en de maatschappij moet de bijzondere toelating van den staat bekomen om beurszaken te doen. De beursgilde moet ook aan die laatste vereischte voldoen. De beursvennootschap blijft verantwoordelijk voor alle onvolledige uitvoering van een kontrakt van wege den makelaar, de beurs staat onder het strenge toezicht van den Staat. In Japan vindt men insgelijks de drie verschillende benamingen die in de beurszaken in voege zijn: de termijnhandel (einde der maand, einde der volgende maand, einde der 3e volgende maand), de verkoop en de koop met gereede penningen, de koop waarbij vastgesteld wordt dat de aflevering der goederen kan verschoven worden (niet meer dan 150 dagen).
Ziedaar dus een kort overzicht van den handel in Japan Nog eene enkele opmerking dient er worden gemaakt: het staatsbestuur hier ook heeft, door zijne machtige tusschenkomst, den buitenlandschen handel ondersteund door het oprichten van handelsscholen, der handelsmuseums te Tokio en te Osaka. De kleine winkels in de groote steden verdwijnen langzamerhand om plaats te maken voor de groote magazijnen, de ‘Galeries’ en de ‘bazars’. Ook nam, gedurende de laatste jaren, het getal der groote handelshuizen merkelijk toe; zij hebben er veel toe bijgedragen om de handelsbetrekkingen met de vreemde landen te vergemakkelijken en te bevorderen. Die bevoorrechte toestand, waarin Japan zich bevindt, heeft nochtans ook zijne keerzijde. De handel inderdaad wordt er door twee soorten handelaars gedreven, die erg van malkaar verschillen. De eene, de ‘oude stam’ genaamd of de mannen van den ouden stempel, die zijn voorzichtig, gierig, hardvochtig, weinig onderricht en getrouw aan de oude gebruiken en instellingen, de andere stam bestaat uit de handelaars der nieuwere school; zij zijn minder spaarzaam, hebben eene betere opvoeding genoten, maar zijn meestal trotsch. De strijd tusschen die twee stammen blijft immer voortduren, alhoewel zij, gedurende de laatste jaren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder den invloed der Europeesche gedachten, minder vijandig tegenover elkaar gestemd zijn. Een ander kenmerk van den Japanschen koopman, dat zich nog dikwijls voordoet, is de oneerlijkheid in de handelszaken en hierdoor juist onderscheidt hij zich van den Chineeschen handelaar wiens eerste hoedanigheid de eerlijkheid is. In de handelszaken schijnt de Japanner die twee onomstootelijke waarheden somtijds te vergeten: ‘time is money’ en ‘honesty is the best policy’. Om tegen die kwaal zoo krachtdadig mogelijk in te werken, heeft het staatsbestuur in alle scholen een leergang von ‘zedenleer in handelszaken’ ingericht. Het ware misschien beter in de scholen de kinderen meer ootmoed in te prenten, want voor den Japanner, bewust van den rijkdom en den bloei van zijn vaderland, zijn dikwijls alle middelen goed om zijn eigen voordeel te zoeken en uitsluitelijk zijne belangen te bevoordeelen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk VII
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
per inwonerGa naar voetnoot(1). Gedurende den termijn 1908-09, twee jaar dus na den vrede met Rusland, werd alles in 't werk gesteld om de financiën tot den normalen toestand terug te brengen. Aan de eene zijde trachtte men door alle mogelijke middelen de inkomsten te vermeerderen: de belasting op den saké werd vastgesteld op 10 yen tegen 3 yen gedurende het vorige jaar, de accijnsrechten op de suiker werden met 1.50 yen per 100 pond vermeerderd. een nieuwe taks op het petroleum van 1 yen per koku werd vastgesteld terwijl de verkoopprijs van den tabak door het staatsmonopolie met 30% verhoogd werd. Aan de andere zijde werden de uitgaven sterk beperkt tot het hoogst noodzakelijke. De eerste reeks schuldbrieven in Februari 1904 uitgegeven, werden op 25 December 1908 uitbetaald; daarbij betaalde de Staat nog ongeveer 139.579.073 fr. tot het overnemen van spoorweglijnen luidens de wet op de spoorwegen waarvan wij reeds gesproken hebben. Kortom volgens de berekeningen, zou men tot een hoogst bevredigenden uitslag komen. Voor de belastingen en taksen zou er eene vermeerdering zijn van 59.409.000 fr. of 7,7%. Voor de opbrengst van het zegelrecht 6.199.200 fr. of 12%. Voor de opbrengst der domeinen en staatsondernemingen 13.689.900 fr. of 3,6%. Te zamen ongeveer 82,656.000 fr. of 6,7%. De nieuwe leening van 100.737.000 fr., die in de begrooting aangeschreven stond, werd niet aangegaan om de staatsschuld niet te vermeerderen en, niettegenstaande dat, staan de buitengewone inkomsten met eene vermeerdering van 335.790.000 fr. aangeteekend. In Januari 1909 werd het budget 1909-1910 aan de Kamers ter stemming onderworpen. Wij kunnen hier volstaan met eene korte vergelijking tusschen de twee termijnen 1909-1910 en 1908-1909. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De drie hoofdzakelijkste punten van die begrooting zijn: 1o voor de staatsspoorwegen zal er voortaan eene afzonderlijke begrooting zijn, 2o de termijn, vastgesteld tot het betalen der uitgaven en leeningen, die vroeger gestemd werden, zal verlengd worden, 3o de uitgaven voor het leger, de vloot en de openbare werken zullen verminderd worden. Wij willen hier vooral de aandacht op trekken, vermits de minister van Financiën, graaf Katsura, zulke voorname rol gespeeld heeft als veldheer in den oorlog met Rusland. Nog eenmaal moeten wij hier dus wijzen op den vooruitgang van het kleine Japan dat met zooveel overleg en met zulk wijs beleid zijne belangen verdedigt en zich de grootste opofferingen weet te getroosten waar het de ontwikkeling en den welstand van het land geldt. Wij denken dat het onnoodig is nog verder uit te weiden over de leeningen die Japan aangegaan heeft, over de belastingen, de rechten, de taksen, de monopolie enz.; voor verdere inlichtingen daarover raadplege men ‘Annuaire financier et économique du Japon, 1909’.Ga naar voetnoot(2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk VIII
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1868 tot 1882, alhoewel de eerste bankzaken slechts in 1872 afgehandeld werden, bij de afkondiging in November van het reglement der nationale banken. 2o De regularisatieperiode van 1882 tot 1896. 3o De specialiseering. Van af 1896 leggen de banken zich op een bijzonder soort van zaken toe, iedere bank kiest haar vak. De eerste periode levert weinig belang op, 't is meer een overgang van de landhuishoudkunde tot de kredieteconomie. De stichters en beheerders der banken zijn meestal onwetend en hebben geene ondervinding. Langzamerhand begint men het nut der kredietinrichtingen in te zien, het princiep en de techniek der banken worden beter doorgestudeerd en de check wordt meer en meer in omloop gebracht. De tweede periode heeft de centralisatie der circulatiebanken bewerkt. De ‘Japansche Bank’ krijgt stilaan de bovenhand en oefent meer en meer haren invloed uit op de rijzing en daling van prijzen en disconto op de geldmarkt. Nieuwe banken worden gesticht, o.a. de handels-, nijverheids- en hypotheekbanken. Door de inmenging van den Staat worden er vereischte voorwaarden vastgesteld om tot de stichting eener bank te mogen overgaan. Eene wet stelt als 't ware den levensregel vast der kredietinrichting in zake organisatie en beheer. Na de sluiting van den vrede met China, kiest iedere bank min of meer hare specialiteit: de eene wordt uitsluitelijk eene depositobank, de andere houdt zich meer bezig met de openbare fondsen, eene derde heeft voor hoofdzakelijk doel het oprichten en ondersteunen eener nijverheid enz. Het getal banken klimt steeds meer en meer en de kredietinrichtingen doorstaan weldra hunne eerste krisis. In 1893 wordt het toezicht van den Staat nog strenger en in 1905 stemmen de Kamers eene wet die de bankzaken regelt der Japansche banken in den vreemde. In 1908 telde men ongeveer 2183 banken in Japan, waarvan de bijzonderste zijn: 1o De Japansche Bank, die gesticht werd in Juni 1882 met een kapitaal van 10.000.000 yen, dat later op 30.000.000 yen vastgesteld werd. Die bank heeft het voorrecht biljetten in omloop te brengen voor een bedrag van 120.000.000 yen; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wanneer de uitgifte dit bedrag te boven gaat, wordt er eene taks gesteld van 5% op het teveel. 2o De Yokohama Specie Bank, gesticht in 1880, heeft voor doel den buitenlandschen handel te bevorderen. Toegestaan kapitaal 24.000.000 yen; bijhuis in Londen. 3o De Hypotheekbank van Japan, in 1896 gesticht met een kapitaal van 10.000.000 yen, heeft oneindig veel bijgedragen tot de heropbeuring en de ondersteuning van den landbouw en de nijverheid in Japan, door toedoen van talrijke leeningen en voorschotten op hypotheek. 4o De Nijverheidsbank van Japan werd in 1900 gesticht; het kapitaal bedraagt nu 17.500.000 yen, waarvan er 16.250.000 reeds gestort zijn. Talrijke landbouw- en nijverheidsbanken werden nog gesticht in de verschillende departementen van het rijk. Het staatsbestuur verleent eene bijzondere toelage aan ieder provinciaal bestuur om eenige aandeelen in die banken te kunnen nemen. De Bank om de kolonisatie van Hokkaïdo te bevorderen werd in 1899 gesticht met een toegestaan kapitaal van 3.000.000 yen. De Bank van Formosa werd opgericht in 1900 met een kapitaal van 5.000.000 yen. Buiten die zes groote banken telt men nog ongeveer 1646 gewone- en 673 spaarbanken, die alle onder het strenge toezicht van den Staat geplaatst zijn. Kortom dus alle kredietinstellingen, de gewone banken en de spaarbanken ter zijde gelaten, worden door het Staatsbestuur ondersteund, dat daarentegen het beheer dier banken van nabij gadeslaat en een streng controle uitoefent over het werk der beheerders. Clearing-house of Verrekenkantoren. - Het clearing-house is eene vereeniging van banken die de verplichting aangaan de overschrijvingen, uit het giroverkeer ontstaan, onderling en op gelijke wijze te vereffenen door eene laatste overschrijving der saldos op de boeken der centrale bank. Het eerste clearing-house in Japan werd gesticht te Osaka in 1879; heden vindt men er te Tokio, te Osaka, te Kioto, te Yokohama, te Kobe en te Nagoya. Alhoewel er zeer dikwijls misbruik van gemaakt wordt, heeft men tot hiertoe een goeden uitslag bekomen. De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
banken, die als lid van het verrekenkantoor aangenomen worden, moeten voor een vastgesteld bedrag, fondsen, waarden of effekten als waarborg stellen in het clearinghouse, zooals postmandaten, aandeelbewijzen, handelseffekten, schuldbrieven, coupons der staatsrent enz. Te Tokio b.v. moet de geassocieerde bank een zeker getal aandeelbewijzen der staatsleening in pand stellen voor een bedrag van minstens 10.000 yen (pari). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk IX
|
Goudstukken: | zuiver goud 900 deelen, koper 100 deelen |
Zilver Goudstukken: | zuiver zilver 800 deelen, koper 200 deelen |
Nikkel Goudstukken: | zuiver nikkel 250 deelen, koper 750 deelen |
Koper Goudstukken: | zuiver koper 950 deelen, tin 40, zink 10. |
De muntslag van den gouden penning is vrij en mag dus door den staat voor rekening van een derde uitgevoerd worden, de zilverstukken moeten maar voor een bedrag,
dat 10 yen niet overschrijdt, aanvaard worden; daarbij is het aanmunten van den zilveren penning niet vrij.
Het aannemen van den gouden standaard heeft belangrijke gevolgen na zich gesleept. De handelsbalans in Japan liep steeds op een invoersaldo uit en het staatsbestuur moest steeds een groote hoeveelheid fijn metaal uit den vreemde koopen om altijd te kunnen voorzien in de noodwendigheden van het reservefonds dat uitsluitelijk uit gouden muntstukken moet bestaan. De reizigers die naar Japan komen, en hun getal klimt meer en meer, brengen ook geld aan en indien wij nu nog rekening houden met de aanzienlijke sommen die jaarlijks aan de Japansche zeevaartmaatschappijen voor vrachtloon betaald worden en die in de handelsbalans niet aangeschreven staan, dan moeten wij besluiten dat het invoersaldo, dat anders met gouden penningen zou moeten betaald worden aan den vreemde, nu door al die niet aangeteekende inkomsten grootendeels gedekt wordt en dat bijgevolg het uitvoer van goud uit Japan tot hiertoe nog geen gevaar oplevert voor den ekonomischen welstand van het land. Japan is nochtans verplicht zijne nijverheid meer en meer uit te breiden om meer en meer producten naar den vreemde te kunnen zenden en alzoo de handelsbalans met een uitvoersaldo te sluiten.
Christian Paultre heeft over de muntkwestie in Japan eene volledige studie geschrevenGa naar voetnoot(1).
De handelsbetrekkingen met China bleven onaangeroerd na het inbrengen van den gouden standaard, voor uitvoer zoowel als voor invoer, dank zij de gedurige rijzing en daling van den prijs van het zilver. Inderdaad die golvingen volgden elkander zoo vlug op, dat zij schier geene tegenwerking hadden op den prijs der koopwaren in China, dat nog altijd den zilveren standaard behouden had.
Kortom dus, Japan heeft voorzichtig en wijs gehandeld wanneer het tot de verandering van zijn muntstelsel overging. Daarbij die verandering heeft nog eenen goeden invloed uitgeoefend op de handelsbetrekkingen met andere landen die insgelijks den gouden standaard hebben, aldus
werd de wísselhandel in Japan nog op eene vaste bazis ingericht.
De ‘Japansche Bank’ brengt de biljetten in omloop; de tegenpartij of waarborg daarvan is het reserve, dat bestaat uit goud- en zilverstukken en uit goud in staven. Daarbij mag zij nog voor 120.000.000 yen bankbriefjes uitgeven maar die moeten gewaarborgd zijn door staatsrenten, pandbrieven der schatkist, goed gekwoteerde aandeelen en handelseffecten. Gelijk wij reeds gezien hebben is het bedrag van uitgifte beperkt tot de som van 120.000.000 yen; indien het bedrag die som te boven gaat, wordt er een soort taks opgeëischt van 5% op het verschil tusschen de 120.000.000 yen en de som van uitgifte.
Henri Van Deursen.
(Wordt voortgezet).
- voetnoot(1)
- Zie verdere inlichtingen ‘Economiste Français’, 7 août 1909, blz. 205.
- voetnoot(1)
- In 1908: 20 maatschappijen van tramways 232,04 mijlen; Telegraaf: 39.973 Ri draad (1 Ri = 3.927272 kilom.); Telefoon: 71.940 Ri draad.
- voetnoot(2)
- Reisduur van een brief verzonden van België naar Japan: over Amerika 30-35 dagen; over Suez 40-45 dagen; over Siberië 17-23 dagen (mits bijzondere vermelding ‘via Siberië’).
- voetnoot(1)
- Statistiek getrokken uit de ‘Berichte der K.v.K. Oesterr. Ung. Konsularämter 1907. - Voor de verdeeling der subsidies zie ‘Handelsberichten’, 28 Januari 1909, blz. 594.
- voetnoot(1)
- Report for the year 1908 on the trade of the Consular District of Yokohama. London, no 4382.
- voetnoot(1)
- Zie meer daarover: ‘Export’, Organ des Centralvereins für Handelsgeographie, 1905, nr 36, blz. 541.
- voetnoot(1)
- Zie voor verdere inlichtingen: eene studie over de begrooting voor 1907-08 in vergelijking met de cijfers van 1903-04, ‘L'Economiste français’, 26 sept. 1908. Pierre Leroy-Beaulieu.
- voetnoot(1)
- Verdere uitleg: ‘Bankers' Magazine’, September 1909, blz. 391, ofwel ‘Annuaire financier et économique du Japon’, blz. 10.
- voetnoot(2)
- Voor de politiek en het programma van Katsura, zie ‘Journal des économistes’, 15 mars 1910, blz. 434.
- voetnoot(3)
- ‘Das Bankwesen Japans’. - Dr Kanju Kiga, Leipzich.
- voetnoot(1)
- Voor de afbeelding dier muntstukken raadplege men: ‘Dictionnaire illustré des Monnaies...’ M. et A. Méliot, Paris, blz. 159.
- voetnoot(1)
- Questions monétaires contemporaines, 1905, blz. 777.