Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1910
(1910)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 370]
| |
Anna de Savornin LohmanHoe het komt weet ik nu eenmaal zelf niet en toch is het zoo: onder al de vrouwen-auteurs las ik er weinig zoo graag als Anna de Savornin Lohman. Niet dat ik onbewimpeld goedkeur al wat ze maar neerschrijft, niet dat ik al de theorieën, die ze met kwistige hand rondzaait voor klinkende munt aanzie, maar die questie terzij gelaten, wou ik haar gereedelijk eene der eerste plaatsen toekennen in onze moderne en speciaal onze vrouwen-literatuur. Mag ik u dan ook even met Anna de Savornin Lohman laten kennis maken? Het ligt echter volstrekt niet in mijn bedoeling hier één voor één al haar werken te ontleden, daartoe ware een diepgegronde en heel volledige studie vereischt, en díe zoek ik nu juist niet te geven. Ik wilde hier enkel eenige indrukken samenvatten en eenige notas verzamelen, die ik opteekende bij het lezen van haar werken, om te trachten u mede te deelen een zoo niet scherp afgelijnd, dan toch zoo gelijkend mogelijk beeld van deze alleszins opmerkenswaarde figuur in onze literatuur. Ik las weleer eens in een artikel van Prof. Lhoneux een zin, die, al is hij misschien ook niet onbetwistbaar, mij toch was opgevallen. Hier volgt hij: ‘Dans la littérature actuelle de la Hollande, les oeuvres se groupent aisément sous deux rubriques: celles qui, moins littéraires, trahissent les angoisses du temps présent, les préoccupations morales, sociales et religieuses, très-vivement ressenties en Hollande, et par opposition, les oeuvres littéraires qui, obéissant à un grand souci d'art, ou à une tendance idéaliste, choisissent de propos délibéré, les sujets éloignés de l'actualité. Les romans de femmes appartiennent souvent à la première catégorie...’Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 371]
| |
Vooral wat betreft de romanliteratuur der vrouwenauteurs is deze meening wel aannemelijk; ik noem maar: De Freule van Melati van Java, Hilda van Suylenburg van Mevr. Goekoop, Vrouwenweelde en Vrouwensmart en andere nog van Johanna Breevoort, Vragensmoede van Anna de Savornin Sohman. Een ander niet te ontkennen feit is de belangrijke medewerking der vrouw aan de ontwikkeling der literatuur, een gevolg van de macht der vrouwenbeweging in de laatste jaren. Er is heel wat tijd verloopen sinds de gewezen actrice Mina Kruseman van stad tot stad rondreisde om haar emancipatie-denkbeelden op de meest theatrale wijze te gaan uitbazuinen. Sinds dien evenwel hebben haar ideën niet opgehouden voort te leven: het succes alleen van Hilda van Suylenburg zou reeds volstaan om het te bewijzen. Wat Mina Kruseman was voor de feministische richting, is Anna de Savorinin Lohman voor de antifeministische. Dezelfde krijgszuchtige natuur, hoewel eenigszins kalmer en vooral niet theatraal - zij is ten andere ook geen gewezen tooneelspeelster - maar evenwel nu en dan ook niet vrij voor pose en pedanterie. De vrouw die wat beteekent is zeldzaam, maar nog veel zeldzamer is de vrouw die voor zich zelve en haar geslacht eerlijk is; dien regel schreef ze als motto op een harer werken: De Liefde in de Vrouwenquestie, en tot die zeldzame uitzonderingen wenscht zij te behooren. Zoo wat links en rechts strooit Anna de Savornin Lohman hare theorieën uit, maar twee werken vooral schijnen geschreven te zijn met het inzicht die kenbaar te maken, nl. het bovengemelde: De Liefde in de Vrouwenquestie met Naschrift, en Vrouwenliefde in de moderne literatuurGa naar voetnoot(1). In het laatste boek vervat zij een reeks opstellen, waarin zij de werken bespreekt van zekere schrijvers, die ofwel opzettelijk, of enkel bijkomend, vooral de liefde behandelen bij de vrouw in hare verhouding tot den man. Zoo o.a. in het eerste opstel, betiteld: Het huwelijk der toekomst gaat het over La Faillite du mariage et l'union future, van J.-Joseph Renaud, en Eenige beschouwingen over Oost- | |
[pagina 372]
| |
Indische toestanden, van Mevrouw Douairière Klerk-Van Hoogendorp; voorts nog: Les Vierges fortes, van Marcel Prévost, Emile Zola's Travail, enz. In het eerste geldt het Mevrouw Goekoop's Hilda van Suylenburg en Laura Marholm's Das Buch der Frauen.
* * *
Wat betreft het Feminisme, één woord vat de gedachten van Anna de Savornin Lohman samen: de feministen noemt zij mannaäapstersGa naar voetnoot(1) en hun theorieën nonsenspraatGa naar voetnoot(2). Vooral in opzicht der liefde kunnen zij geen genade vinden in haar oogen: ‘gelijke rechten ook op dit speciale gebied!’ roept zij uit. ‘Daar gelaten het onnoozele en onware van dit beweren, want er is juist in dit opzicht een verschil in de behoeften van man en vrouw, dat alle gelijke rechten uitsluit...’Ga naar voetnoot(3). Het gelijke recht van man en vrouw voor de wet, dat wil zij, maar van het oogenblik dat men daar buiten gaat, houdt alle gelijkheid op te bestaan; zij immers die deze stelling verdedigen, vergeten dat ‘in den grond de man en de vrouw nooit gelijk gesteld kunnen worden omdat zij nu eenmaal, naar lichaam en naar ziel, totaal verschillend geschapen wezens zijn. Want met dat onloochenbaar feit: dat de vrouw nu eenmaal geheel anders is dan de man, daarmede moet gerekend worden, of we willen of niet’Ga naar voetnoot(4). Niet dat de vrouw in opzicht van wetenschap, kunst, sport, enz. niet evenveel kan als de man; maar op dat kunnen komt het niet aan, wel of ‘haar hart, haar gevoelsleven ten slotte bevrediging vindt in den veroverden werkkring - | |
[pagina 373]
| |
volle bevrediging’Ga naar voetnoot(1). De feministen stellen wel de zaak zoo voor alsof het vinden van dien werkkring een gelukstaat zou zijn voor de vrouw. Hiermede echter heeft de schrijfster volstrekt geen vrede, maar stemt er daarentegen heel en al mede in dat ‘de vrouw die zich aan de Kunst wil wijden, óf zich zelve zal blijven bepalen tot dat gesnipper en gescharrel, dat pogen om haar werk te vereenigen met haar pruderie, waaruit nooit kan ontstaan dan slecht werkgeknoei... en waaruit in de letterkunde wordt geboren die typische oudevrijster-literatuur, die het best is vertegenwoordigd door die “lieve” Tauchnitz-romannetjes... van lady deze of miss die; ofwel dat zij de kracht vindt hare vrouwelijkheid te kruisigen in een dagelijks opnieuw verloochenen van al de vooroordeelen, kleinigheden, opvattingen die, hoe onbeteekenend op zich zelf, toch in hun geheel het kenmerkend vrouwelijke vertegenwoordigen’Ga naar voetnoot(2). Een beroep te kiezen of wetenschap en kunst te dienen ‘dat zijn enkel hulpmiddelen om haar te leeren een mislukt leven te dragen zoo goed mogelijk, maar voor de waarachtige als vrouw denkende en voelende bestaat maar één geluk: liefde.’Ga naar voetnoot(3) Wat men ook bewere, zegt zij, ‘de vrouw is afhankelijk van den man, en herhaaldelijk steunt zij er op dat de man is de meerdere van de vrouw, dat hare ‘sexe afhankelijk is van den man’, hem noodig heeft, ‘bestemd is hem lief te hebben en dáárin haar geluk te vinden. In plaats van er trotsch op te zijn dat zulk liefhebbensvermogen het hoogste, het beste bezit is van ons geslacht, datgene waardoor de besten onder ons (ik zeg niet de knapsten, maar de besten) zijn wat ze zijn, tracht de banale Durchschnittsvrouw die eigenschap te ontkennen als een soort moreele melaatschheid, waarvoor zij zich eigenlijk moet schamen; alsof de behoefte, het verlangen, de Fähigkeit tot liefhebben, niet oneindig hóóger staat dan het dorre verstandsleven, waarop de moderne vrouw prat is het te leiden als haar nieuweren gelukstaat | |
[pagina 374]
| |
van eenzaam verdorrende, liefdelooze derdegeslachtsvrouw.’Ga naar voetnoot(1) En meer dan eens spreekt zij het uit dat voor de vrouw het hoogste geluk bestaat in de echte, ware liefde ‘die liefde tot den man die hem vertrouwt, in hem gelooft, die zich blindelings aan hem vertrouwt’Ga naar voetnoot(2). Het zieleleven der echte vrouw zou bestaan o.a. ‘in het hem (den man) mogen liefhebben, het bij en om hem mogen zijn, het kunnen leven in en voor zijn werk.’Ga naar voetnoot(3) Een vrouw, die geen liefde heeft gekend ‘kan - omdat zij nu eenmaal vrouw is - nooit iets anders zijn dan - laat mij zeggen met de juiste woorden van Laura Marholm: - ‘Ein leeres Gefäsz (een leeg omhulsel) dat zijn inhoud nog ontvangen moet van den man voor het onvoldane gevoel van haar ziel’Ga naar voetnoot(4) Elders nog voegt zij er bij, dat niets bevredigt, niets voldoening geeft aan de vrouw ‘zoolang dat ééne ontbreekt waaraan alle vrouwen behoefte hebben om haar leven een doel, een bestemming, een inhoud te geven, dat ééne dat is: de groote. steungevende en alles vervullende liefde tot den man, den meerdere.’Ga naar voetnoot(5) Voor Mina Kruseman is de man een ellendeling, en onder den invloed van G. Sand roept zij uit: ‘geen suprematie van den man!’ Voor Anna de Savornin Lohman daarentegen is hij de meerdere en zoowel in lichamelijk als in geestelijk opzicht haar steun. ‘Het aloude beeld van eik en klimop blijft waar, wat de echte vrouw betreft. Zij - ook de ontwikkelde, hoogstaande, begaafde, verstandige - zoekt dengene in het andere geslacht aan wien zij steun vindt, die sterker is dan zij, wiens meerderheid over haarzelve zij erkent en begeert. Misschien is het dikwijls illusionnair dat meerdere zijn; maar wat komt dat er op aan, zoolang zij het zelve maar gelooft? De vrouw ontwikkelt eerst dan haar hoogste en edelste kracht wanneer zij het onschatbaar | |
[pagina 375]
| |
voorrecht mag ondervinden van liefhebben-kunnen: den man. Hij bezit van zich-zelven. Zij ontvangt van buiten-af, dóór hem.’Ga naar voetnoot(1) Elders nog drukt zij het uit: ‘hij neemt het initiatief, zij vult het aan. Haar hoogste, schoonste, volmaaktste bestemming is te scheppen door hem. Niet zichzelve-zijn maar opgaan in hem, in hem die haar persoonlijkheid als het ware absorbeert, dat is haar reinste ideaal van vrouw mogen-zijn.’Ga naar voetnoot(2) En ook in Vragensmoede, net hetzelfde. Bij het ziekbed van Mevr. Werter treedt een jonge dokter op, Vrede. Voor het eerst ziet hem daar de bekoorlijke Nettie: ‘op dat oogenblik was hij de man, zooals de vrouw dien het liefst zich, - wanneer hij haar bewondering opwekt door zijn de meerdere zijn.’Ga naar voetnoot(3) Lijkt dit alles niet vrijwel op hetgeen G. Ohnet ergens zei: ‘pour aimer, il faut que les femmes sentent la main d'un maitre’? Maar die man, die meerdere is nu eenmaal zoo slecht niet als onze hedendaagsche feministische vrouwen-auteurs hem wel zouden willen afschilderen. Bij hen zijn alle mannen: ‘ellendelingen, dronkaards, ontuchtigen’ enz. enz.; alle vrouwen daarentegen kenmerken zich ‘door aan de volmaaktheid grenzende eigenschappen van hoofd en hart. In elk ongelukkig huwelijk berust de schuld alleen bij de mannelijke helft. Bij elk verschil van kinderopvoeding heeft de moeder 't alleen bij 't rechte eind. En op zulke hechte grondslagen wordt dan fluks het gebouw van vrouwen-verheerlijking omhoog getrokken, waarin onze feministische auteurs uitmunten.’Ga naar voetnoot(4) Wat de schrijfster er van denkt? De man ‘is zichzelf vrijwel gelijk gebleven, misschien is hij eer vooruitgaande in zelfbeheersching, in het onderdrukken zijner driften. Hij is overigens die hij van nature nu eenmaal is; hij heeft de gebreken en de deugden van zijn geslacht. De vrouw daarentegen is achteruitgegaan in, om met een bijbelsch woord te spreken, datgene wat bij uitstek haar sieraad is, in “Al wat lieflijk is; al wat welluidt”. Het is | |
[pagina 376]
| |
zeker een feit dat ze tegenwoordig beter onderwijs ontvangt dan vroeger (ten minste in vakken van hersenarbeid, want op het gebied van huiselijke bezigheden leerde men haar vroeger veel meer) en dien ten gevolge kan ze zonder twijfel thans zoo wat meepraten over alles en nog wat. Ook is het wel mogelijk dat ze zich meer dan vroeger in het openbare leven nuttig maakt, door deel te nemen aan maatschappelijken arbeid van allerlei aard, die vroeger ongedaan bleef. Maar tegenover deze voordeelen staan veel grootere nadeelen. Haar betere ontwikkeling heeft haar ongeschikt gemaakt voor het vervullen van haar kleine, maar daarom volstrekt niet overbodige intieme bezigheden; haar optreden in 't openbaar heeft haar zin voor familieleven, voor zelfopoffering en toewijding in besloten kring gedood. Ze is hoekig geworden, heftig, bits, staande op haar “rechten”. Gelijkheid met den man is de leuze, waaronder ze alles wat haar vroeger aantrekkelijk maakte, juist om haar vrouwelijke zwakheid, heeft afgeschaft. Ze is thans de “ikheid” die Ibsen wil dat ze zijn zal. Die ikheid vindt het beneden hare waardigheid een aanvulling te zijn in het leven van den man. Zij wil zelve heerschen, de baas spelen, nommer één blijven.’Ga naar voetnoot(1) Men ziet het, Anna de Savornin Lohman is er ver van de feministen met zachtheid te behandelen. Zonder genade breekt zij het gebouw van hun theoriën tot den laatsten steen af, en dat met zoo een kracht van woorden, met zoo een macht van gebaren dat er van al dat schoone bij haar als niets meer overblijft. En na dat alles zou men moeten denken, dat een schrijfster die een zoo hoogen dunk heeft van de liefde, insgelijks het huwelijk zou aanzien als de bezegeling van die banden, als iets heiligs dat der vrouw vooral nauw moet aan het hart liggen, vermits het haar voor goed verbindt met den man, den meerdere, bij wien zij nu hulp en steun zal kunnen zoeken, zooveel als 't maar haar hart wenschen kan. Maar neen, en hier komen haar theoriën - al steunen ze ook op verschillenden grond - wonderwel overeen met die van Mina Kruseman. | |
[pagina 377]
| |
'k Laat staan dat zij, de niet-geloovende, het goddelijke dier instelling loochent en zich afvraagt ‘waar in den geheelen bijbel is een afdoende bewijs te vinden dat het huwelijk - de schijnband zooals die langzamerhand geworden is - overeen komt met de in de Evangeliën vervatte leer van Christus?’Ga naar voetnoot(1) Maar verder gaan, en maar ronduit beweren dat ons huwelijkstelsel zeker hoogst onzedelijkGa naar voetnoot(2) is! Waarom dat nu echter zoo is, zie, dat voegt ze er hier juist niet bij, maar toch is dit uit te maken op meer dan een plaats uit haar werken: moraliteit en huwelijk hebben niets met elkaar te maken!Ga naar voetnoot(3) meent ze. Maar is dat zoo stout gesproken idee dan niet reeds in tegenstrijd met de woorden, die ik daar zoo juist aanhaalde? Hoe kan immers iets onzedelijks zijn, dat met moraliteit of zedelijkheid niets te maken heeft? Maar dat nu nog ter zijde gelaten, is deze stelling voor ons, kristenen, als een schennis van het geen wij beschouwen als de heiligste banden, waarmede de liefde tusschen man en vrouw gesterkt wordt; ons, die hethuwelijk beschouwen als een goddelijke instelling, stooten die woorden reeds voor het hoofd; maar zelfs ongeloovigen zullen al eens vreemd opkijken als zij die stelling hooren opperen: geen verband tusschen huwelijk en moraliteit! Luister nu hoe ze tracht ons dit dietsch te maken: ‘Een huwelijk, om bijredenen gesloten (en gebeurt dit niet dagelijks) is prostitutie zoo goed als de verhouding van de maîtresse tot den onderhouder; want in beide gevallen verkoopt de vrouw zich, en alleen heeft zij in het eerste geval meer voordeel’.Ga naar voetnoot(4) Merk wel dat het hier enkel geldt de huwelijken om bijredenen gesloten, de Durchschnittsengagementen, zooals zij die elders noemt, die een meisje sluit, zegt zij ‘precies op dezelfde wijze, waarop een publieke vrouw zich verkoopt, zonder eenig spoor van liefde, eenvoudig omdat ze getrouwd wil wezen met een goede voor haar passende partij. Want het moet een “goede partij” zijn. Een mésalliance sluiten, zich iemand geven die geene maatschappelijke voorrechten bezit, enkel uit | |
[pagina 378]
| |
zuivere liefde, daarvoor deinst het beschaafde jonge meisje onzer dagen even angstvallig terug, als zij zonder aarzelen den eersten den besten man accepteert, behoorende tot haar eigen côterie en geschikt haar daarin de begeerde positie van getrouwde vrouw te verschaffen’Ga naar voetnoot(1). En dat Anna de Savornin Lohman niet de eenige is die dit meent, bewijzen de volgende woorden, die Johanna Breevoort in een harer romans de emancipeerende Ina in den mond legt: ‘Waarom zou een demi-mondaine slechter zijn dan een zoogenaamde gehuwde, die zich voor haar leven verkoopt, in plaats van die armen voor een oogenblik?’Ga naar voetnoot(2). Ik wil hopen dat het getal dezer ‘Durchschnittsengagementen’ bij ons niet zoo groot is als Anna de Savornin Lohman het voor Holland wel schijnt aan te nemen, wanneer zij beweert dat er ten huidigen dage slechts een kleine minderheid uit zuivere eerlijke neiging alleenGa naar voetnoot(3) huwt, maar toch schijnt het mij onbetwistbaar dat dit nogal eens het geval is, en dát vooral in de hoogere standen. En zou zij den bal wel heel en al mis slaan als ze dergelijke huwelijken, de overdrijving natuurlijk daargelaten, onzedelijk noemt, als men bedenkt welke gevolgen zij maar al te dikwijls, helaas! na zich sleepen. Het is ten andere niet alleen hier, dat zij dat jacht maken naar echtgenoot aanklaagt; meer dan eens neemt ze een loopje met de mamas die hun meisjes naar bals en soirées medenemen, en met haar in 't mooie jaargetijde uit wandelen gaan, alleen met het doel haar een man aan de hand te doen. Volgens haar is het daar ook meestal het eenige doel der moderne meisjes-opvoeding. Lees maar eens deze bladzijde:Ga naar voetnoot(4) ‘Ouders die dochters hebben groot te brengen voeden die dochters, vooral wanneer zij aardige gezichtjes hebben, op met het bepaalde doel, en in het stil vertrouwen dat ze, eenmaal volwassen, wel zullen trouwen. In heel veel gezinnen, - juist in de hoogere klassen - gaat die berekening zoo ver dat al het beschikbare geld aan de | |
[pagina 379]
| |
toekomst van de zoons wordt ten koste gelegd, ofwel gebruikt door de ouders zelven om ruim en prettig te leven. Voor de dochters meent men genoeg te hebben gedaan wanneer men ze behoorlijk, met een dure kostschoolopvoeding, met wat schilder- en muzieklessen, heeft afgericht op het schitteren als zij volwassen zijn, in de salons waar zij den een of anderen man moeten opdoen die ze dan verder zal onderhouden. Intusschen, terwijl iedereen weet dat het zoo is, verbiedt het “fatsoen” ten strengste tegen zulke ouders te zeggen dat dit walgelijk op een goed huwelijk jacht-maken ten slotte dus het einddoel is der “opvoeding” van hun dochters. Misschien ook zullen velen het zich niet eens zelven volkomen helder bewust zijn dát het zoo is; zóó zijn zij in de strikken van oppervlakkig conventioneele begrippen verward. Als men met zijn dochter, of dochters “uitgaat”, daarbij openlijk erkennen dat men dit eigenlijk een corvée vindt, die alleen dient om een man voor hen op te scharrelen - fidonc; hoe “cru” zoo iets te durven schrijven, hoor ik al enkele dames van mijn kennis, met een afkeurend gebaar, onder een kopje thee tot elkander zuchten!’ Annie's mama in VragensmoedeGa naar voetnoot(1) hoort tot die dames: haar eenige wensch is haar dochter op een fatsoenlijke wijze uit te huwelijken. Het overdrevene daargelaten, want daarmede moet men altijd rekening houden bij Anna de Savornin Lohman, oordeele men over den bitteren spot van deze enkele regels.
* * *
Vermits nu Jonkvrouw Anna de Savornin Lohman het moderne huwelijk afbreekt, het onzedelijk vindt, moest ze dan toch iets meer zedelijks daar tegenover plaatsen. En, inderdaad, daar hebt gij 't reeds: ‘alle eerlijke, mooie, reine liefdeverhouding kan zedelijk zijn, al heeft de ambtenaar van den burgerlijken stand er nooit zijn goedkeuring aan gehecht.Ga naar voetnoot(2) Hier weerom meenen wij Johanna | |
[pagina 380]
| |
Breevoort's Ina te hooren spotten: ‘Zoo 'n stadhuisbriefje geeft een brevet van heiligheid!’Ga naar voetnoot(1) Dus het huwelijk vervangen door de zoogenaamd vrije liefde. En hierover raakt Anna de Savornin Lohman niet uitgepraat; zoo men ten minste haar woorden mag gelooven, zou dit een ideale toestand zijn, dien men allicht boven het huwelijk zou verkiezen, zonder heel veel verlies voor de goede zeden, wel integendeel; immers: ‘er is - het kan niet genoeg herhaald worden - in een vrije liefdeverhouding an und für sich niets onzedelijks.’Ga naar voetnoot(2) An und für sich? Misschien, en dan nog, waar eindigt dat an und für sich? Maar nog verder gaat zij, en is heel en al akkoord met J. Joseph Renaud, als hij beweert dat ‘in principe beschouwd, een dusdanige vrijwillige vereeniging (viz. het in vrije liefde samenleven) veel hooger staat dan een wettelijke verbintenis (sic), gesloten door den ambtenaar van den burgerlijken stand, aangegaan om allerlei bijredenen’Ga naar voetnoot(3); maar nogmaals moet de zaak in principe, alias an und für sich beschouwd worden en daar is toch zoo veel verschil tusschen poëzie en proza, tusschen theorie en praktijk. En zelve voelt zij zeer goed waar het hem zit, want zoo maar dadelijk vraagt ze zich af of dat ideaal wel vatbaar is voor wezenlijkheid: ‘gegeven het niet weg te redeneeren feit dat wij menschen nu eenmaal zeer onvolmaakte en onstandvastige wezens zijn en wel altijd blijven zullen?’Ga naar voetnoot(4) Hetzelfde bezwaar oppert ze nog met andere woorden - en die bewijzen genoeg dat zij heel goed voelt, waar men met haar ideaal-theorieën zou uitloopen: ‘Toch blijft de vraag of men den toestand verbetert door elken dwang weg te nemen. Voor den gewonen, niet hoogstaanden mensch is zoo een verplichte wettelijke trouwplechtigheid nog een soort steuntje, en wanneer de vrije-liefde toestand, dien ZolaGa naar voetnoot(5) | |
[pagina 381]
| |
ons in “La nouvelle Beauclair” schildert, in werkelijkheid ergens bestond, zouden de meeste mannen en vrouwen, waarschijnlijk dagelijks met elkaar wisselen...Ga naar voetnoot(1) Ik zie niet al te goed in waarom Anna de Savornin Lohman hier speciaal spreekt van den gewonen niet-hoogstaanden mensch! Het getal der ongewone, hoogstaande menschen is wel zoo groot niet dan dat men voor hen een speciale ideale zedeleer zou moeten smeden. En of die zedeleer, of die ideale toestand wel zoo 'n ideaal is, daarover kan men licht oordeelen. Wat mij betreft, ik beken dat het er bij mij volstrekt niet in wil. En merk wel, dat zij, Anna de Savornin Lohman, dien toestand aanziet als een toekomstmogelijkheid, waarin ze reeds lang gelooft, en die, volgens haar, reeds lang in de praktijk bestaat; voor den man dikwijls ‘een vergoeding voor de ellende, de teleurstelling der wettige verbintenis.’Ga naar voetnoot(2) Zij betreurt het dat de maatschappij, de vrouw die aldus onwettig samenwoont met den man niet gedoogen wil, noch kan, dat zij ‘geen pardon heeft voor haar’ en dat ‘het brandmerk der schande treft meedoogenloos de “onteerde” die, al was het ook uit zuivere toewijding en zonder iets voor zichzelve te vragen (sic), zich den reeds wettelijk gehuwden man wijden durft.’Ga naar voetnoot(3) Wat wij echtbreuk noemen met haar nasleep van ellenden houdt zij dus voor een idealen toestand. En dien tracht zij op de volgende wijze te rechtvaardigen: Het kan gebeuren dat een man een meisje huwt ‘dat hem bovenal om haar uiterlijk heeft bekoord’ maar dat is nu eenmaal uit na de wittebroodsweken; ze behaagt hem niet meer lichamelijk en dát drijft hem ‘in de armen eener andere, die datgene bezit wat zij verloor, en die bereid is hem te bevredigen’. Welnu, vraagt ze zich af ‘zou het in zulk een geval voor beide partijen niet veel gelukkiger zijn, wanneer de toestand geregeld kon worden zonder | |
[pagina 382]
| |
die groote woorden van “schande”, “ontrouw”, “versmaad-worden” die er in onze hedendaagsche maatschappij bijbehooren, en eigenlijk in zoo 'n geval volkomen ongemotiveerd (!) zijn.’Ga naar voetnoot(1) En zoo de vrouw nu wel lichamelijk bevredigt, maar niet in geestesopzicht, daar zij enkel voor zich zelve bestaat? In dat geval, meent zij ‘mag hij dan niet de geestelijke liefde, de zelfopoffering en toewijding aanvaarden, die een andere wier lichaam hij versmaden zou, willig is hem te geven, dag aan dag, uur aan uur?’Ga naar voetnoot(2) Men ziet het, met de menschelijke zwakheid houdt Anna de Savornin Lohman in dat laatste geval volstrekt geen rekening. Maar, gaat ze verder voort ‘Intusschen komt het me voor, dat het grootste gevaar voor 't oogenblik gelegen is in de bestaande zedelijksopvattingen. Zoolang men op dat punt zoo walgelijk schijn en wezen dooreen blijft knoeien, als thans nog het geval is, zoolang zal het geschreeuw over de onzedelijkheid van Vrije Liefde steeds den boventoon blijven voeren over zuiverder begrippen van echte huwelijkstrouw. Neemt men aan dat de man bestemd is om meer dan eéne vrouw gelukkig te maken (maar daar juist zit het hem!), ‘zij het ook op verschillende wijzen, waarom is het dan onzedelijk dat zij hem allen, openlijk, in vrijheid toebehooren, hem haar liefde schenken, overeenkomstig haar aanleg en levensomstandigheden?’Ga naar voetnoot(3) Van echtbreuk tot veelwijverij, waarlijk een schoon ideaal; maar vermits onze schrijfster nu toch de bestaande orde als een doodgewone anarchiste aan 't afbreken was, mocht ze 't heel goed. Gelukkig dat het maar idealiseeren is! En wat dan, indien het anders ware!! Laat ze dan ook maar haar theorieën bestempelen als zuiverder begrippen van echte huwelijkstrouw. Waarlijk de trouw is ver te zoeken, en nog heel wat verder de echte; en dat noemt zij zuivere begrippen!
* * * | |
[pagina 383]
| |
En het besluit nu van dit alles? Als men alles beschouwt wat rondom ons gebeurt ‘dan moet men wel tot de conclusie komen, dat er nog heel wat te verbeteren is aan onze hedendaagsche, op schijn en leugen berustende zedelijkheidsopvattingen betreffende het geslachtsverkeer en het huwelijk’.Ga naar voetnoot(1) Daarom ook wenscht Anna de Savornin Lohman een nieuwe zedelijkheidsopvatting ‘die minder strenge eischen zou stellen aan het levenslang genoeg hebben voor alle zoo wel lichamelijke als geestelijke behoeften aan ééne vrouw.’Ga naar voetnoot(2) Zulk een toestand schetste Zola in Le Travail. Drie vrouwen die één man beminnen en door hem bemind (?) worden. 't Kan overdreven worden, bekent zij, maar haar bevalt de idee ‘als zoodanig omdat ze, afgescheiden van de détails zoo veel moois bevat.’Ga naar voetnoot(3) Heel mooi inderdaad, een man die drie vrouwen bemint! Men doet nu al eens aan crépage de chignon als hij er maar twee bemint. Een heel mooi tafereel inderdaad, Mevrouw! En de kinderen? Vergelijk dit alles nu eens met hetgeen Mina Kruseman ergens zei in haar roman Een Huwelijk in Indië: ‘Wat zal het nageslacht lachen over onze huwelijken van thans! Slavernij zal men ze noemen! Levenslang huwelijk, 't is krimineel, 't is onverantwoordelijk! 't Is de grootste zonde die de wetten plegen kunnen, want het is de moeder van alle zonden’! Zij gaat een beetje verder misschien, maar toch springt de overeenkomst in 't oog en zoo ver staan de beide auteurs hier wel van malkaar niet af. Of nu al dat ideale van Anna de Savornin Lohman wel ooit wezenlijkheid zal worden? Wij, christenen, weten beter. God beware ons van dergelijke vrije liefdesopvat tingen en nieuwe zedeleer! Het is heel mooi en verzettelijker nog misschien in een droomerig boudoir te fantazeeren, er enkele ideale denkbeelden te vormen over ideale vrije-liefde en ideale huwelijksopvatting en zedeleer, maar tusschen fantasie en wezenlijkheid, tusschen het denken en het volbracht | |
[pagina 384]
| |
willen of kunnen moet heel wat verschil gemaakt worden. Anna de Savornin Lohman behoude dan ook maar liever de enge grenzen van haar boudoir als 't gebied van haar droomen! Voor ons die gelooven is er een veel hooger, verhevener zedelijkheidsopvatting dan die van de aristocratische schrijfster, en die veel beter dan de hare en met veel meer gevolg ingaat tegen de huidige reeds al te moderne begrippen. 't Is in het heilige van den huwelijksband, 't is in het goddelijke zelve dier instelling dat we dien steun moeten zoeken dien we noodig hebben om ons lot door het leven te dragen. En zelfs al zou ons de vrouw ‘nóch lichamelijk, nóch geestelijk’ bevredigen, 't is met de hulp van daarboven, door het gebed dat wij tóch door het leven zullen varen in vrede en in peis, en wel zonder onzen toevlucht te moeten nemen tot de zondige zedelijkheids-opvattingen van Anna de Savornin Lohman, die met al haar idealiseeringen niets anders zou bereiken dan een vloed van nieuwe ellenden uitgieten over 't menschdom dat telkens moet boeten de inbreuk tegen 't hooge gebod van zijn Schepper.
Hasselt. Cyr. de Baere. |
|