Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1910(1910)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 369] [p. 369] Hoe zal ik u beminnen... Hoe zal ik u beminnen, die geboren ben uit uwe liefde. Hoe mijn eeuwgen dank u wijden, die van uw needrig leven slechts uw liefde ken, uw zuivre goedheid en uw schroom-geborgen lijden. O schoone hoofd, hoe leeft ge steeds in mijn gedachten, dat in mijn vreugde opeens, me uw hooger vreugd ontroert en door de stilte der gesterde zomernachten, mij weer in de armen van mijn goede moeder voert. O! toen ik aan uw veilge borst mijn hoofd mocht vleien, en ge om mijn hals de vrede van uwe armen wondt, werd 't al weer goed; en daar gij zelve gingt aan 't schreien om mij, beefde een ontroerd gezoen op beider mond. Maar schooner 't droef herdenken aan de trage dagen, en trager nachten waar steeds waakte 't donkre leed, ons zelf ten troost in strak en streng geduld gedragen, wijl 't zwijgen van uw mond ons dieper lijden deed. Uw adem heeft het eerst mijn jonge leên bewogen; er leeft iets in me voort van uwe vreugde en smart, iets in mijne oogen van uw zachte moederoogen, iets van uw moederlijke goedheid in mijn hart. Ik ben en blijve uw kind; en voel ik naar de pracht van andre vrouwebeeld, mijn zoetst verlang gedreven, Gij blijft de simpel-schoone droom van mijn gedacht: Mijn liefste moederken, u draag ik door mijn leven. Aug. Van Cauwelaert. Vorige Volgende