Alphabetische Indeeling
Schrijversnaam
Voor de alphabetische orde heeft men zich ook te schikken naar de meest gebruikelijke regels.
1o Stel den eigennaam voorop, den voornaam er achter, gescheiden door een komma.
B.v. De Boeck, A.E.
Bij eigennamen beginnend met een lidwoord, voorvoegsel, enz. blijft dit ook voorop.
B.v. De Maeseneir, Jozef.
Van Doosselaere, J.S.
2o Waar het boek twee schrijvers aangeeft, stel den naam van den eerst vermelde voorop en verwijs van den anderen naar den eersten.
B.v. Muller, J.W. en Scharpé, L.
Scharpé, L. zie Muller, J.W.
3o De namen van uitgevers, vertalers, commentatoren worden als een deel van den titel en van hun namen wordt verwezen.
B.v. Lefèvre, Maur. Een slechte Kameraad; vert. door J. de Maeseneir.
De Maeseneir. J. zie Lefévre, Maur.
4o Is het bekend welke schrijver zich achter een deknaam verschuilt, zoo wordt het boek op den eigennaam gezet en wordt verwezen van het pseudoniem.
B.v. Ramboux, Math. [Hilda Ram].
Hilda, Ram zie Ramboux, Math.
5o Heeft de schrijver alleen onder zijn initialen geschreven, zoo zette men het werk op de eerste beginletter.
B.v. L.Ph. [Lod. Philippen].
Zoo mogelijk wordt tusschen [ ] aangevuld, indien de naam bekend is.
6o In geval de naam van den schrijver onbekend is, wordt het werk ingeschreven op het eerste hoofdwoord van den titel, dus niet op het lidwoord of een bijvoeglijk gebruikt woord.
B.v. Boekje van St. Macharius, Het.
Is de schrijver van een anoniem werk bekend, zoo wordt het werk op diens naam gezet en verwezen van het eerste titelwoord.
B.v. Boekje van St. Macharius, Het zie [De Potter, Frans]. [De Potter, Frans] - Boekje van St. Macharius, Het.