| |
| |
| |
Boekennieuws
Een daad van eenvoudige rechtvaardigheid. Studies over onze 18e eeuwsche Dichters met Bloemlezing uit hun werken, door Willem Kloos. - Amsterdam, S.L. Van Looy, 1909.
't Is een boek verheugend en ontstemmend tegelijk.
Verheugend, omdat hieruit eens te meer blijkt hoezeer Kloos voor 't verleden onzer letterkunde tot beter en wijzer inzicht is gekomen. Uit de eeuwen voor '80 die voor hem en voor de andere modernen a priori niets waren, is, nu hij ze hier en daar wat heeft doorlezen, toch wel iets gekomen. En niet enkel is de 17e eeuw onze grootste, ook naar zijn beter inzicht nu, niet enkel is Vondel beslist een geniale verschijning, maar uit de veel mindere 18e eeuw wil hij de nederiger literatoren thans optillen.
Eigenlijk een lekker schouwspel: Kloos in eereboete. Kloos alles al vloekend verguizend vroeger, nu Kloos alles al zalvend vergoedend en vergoelijkend. Zeus de Donderaar een aartsvader in pantoffels.
Dat is heel grootmoedig. En tegen die christelijke deugd op zichzelf zou ik niemendal hebben, ware daar niet, naar mijn bescheiden meening, een beetje Don Quichotterie mee gemoeid. Kloos, in zijn ijver om al wat omverligt, recht te zetten, vergeet wel eens dat er niet moet worden rechtgezet, wijl 't niet omverligt; of dat hij althans met zijn genereus gebaar te elfder ure komt afgedraafd.
Hij klaagt over de professorale domheid van Jonckbloet, en hij heeft geen ongelijk. Enkel hierin heeft hij ongelijk dat hij zijn klagerij door gedurige herhaling een zagerij laat worden. Dat wordt niet bis repetita, maar decies repetita - en dat kan zooveel te minder behagen daar Kloos met zijn kamp tegen Jonckbloet niet de eerste en zeker niet de eenige is. Wat hij hier zijn slachtoffer toeduwt weten we in Vlaanderen al een jaar of drie.
Maar Kloos kan daarop niet genoeg steunen, meent hij, omdat de Hollandsche letterenkenners uit de tweede hand, de jeugd-opvoedende onderwijzers. nog altijd op Jonckbloet zweren en steunen op diens gezag om de Kloos nu zoo dierbaar geworden achttiende eeuw te minachten. Welnu, dat is niet. Sla de handboeken op, thans gebruikt op de Hollandsche scholen. Op de tien vindt ge er acht die aan de jongens leeren sinds jaren juist datgene wat Kloos nu als eigen splinternieuwe vondsten wil verkondigen. 'k Neem 't eerste 't gereedste schoolboekje: dat van Duyser. En 'k lees - 'k zal de orde volgen waarin Kloos zijn vermeend restauratie-werk uitvoert:
Rotgans: ‘Hooger (dan zijn ander werk) staat Boerenkermis’, ‘waarvan levendigheid en natuurlijkheid niet ontzegd kunnen worden.’
Schermer ‘had wellicht een niet onverdienstelijk dichter kunnen worden ware hij niet in de lente van zijn leven wegge- | |
| |
rukt; zijn Herdersdichten en zijn Zegezangen in den trant van Antonides getuigen van voortreffelijken aanleg, al vertoonen zij in ruime mate de gebreken van dien tijd.
Zeeus wordt in Duyser niet vermeld, maar daarentegen Elisabeth Koolaert wel, en deze dichteres verdient inderdaad veel meer dan veel andere, te worden aangehaald.
Hoogvliet “berijmde in twaalf zangen het leven van Abraham den Aartsvader, dat slechts enkele gelukkig geslaagde voorbeelden van beschrijvende poëzie bevat.”
Poot. Nutteloos hier aan te halen. 't Geen Kloos ontdekt als 't beste van Poot; “De Maan bij Endymion” was ook al door bloemlezers gevonden.
Dirk Smits “Enkele kleinere gedichtjes, b.v. Lijkkrans voor mijn dochtertje doen hem als waarachtig dichter kennen.”
De Lannoy “wordt door de meesten boven Lucretia van Merken gesteld, niet zoozeer echter wegens haar treurspelen Leo de Groote en Cleopatra, dan wel om haar lyrische poëzie, waaronder gedichten als Aan Avitus. Gastmaal enz. voorkomen, die inderdaad zeer goed zijn.” Juist Het Gastmaal wordt door Kloos aangehaald.
Lucretia van Merken... Beter dan haar “David” slaagde een ander zoogenaamd heldendicht “Germanicus”... Over het algemeen was haar poëzie statig en vloeiend, zonder in het ziellooze te vervallen, dat den arbeid harer tijdgenooten zoo vaak eigen was...’
Men ziet het, de 18e eeuwers moesten niet wachten op Kloos. Maar de oplossing is deze: omdat hij er vroeger met Vandalenmanieren was op losgegaan meende hij dat inderdaad de boel kort en klein was geslagen. Dat was zijn illusie, waaruit een tweede is geboren: de onderhavige illusie zijner restauratie.
Dat is juist het ontstemmende in zijn werk. Kloos poseert voor Columbus. En dat is hij volstrekt niet, ten ware men bedoele niet de Colombus van Amerika maar dien van het ei...
Met dat alles blijft de 18e eeuw wat ze was: een kleine eeuw zonder éen groot man in de letterkunde. Enkele menschen voor wie men sympathie maar geen bewondering kan voelen.
Wij houden het er voor dat Kloos beter kritisch werk kan verrichten dan dit zoeterigmakkerachtige geschrijf over de 18e eeuwers. Dat hij eens zoeke onder zijn oudere tijdgenooten die hij zoo speciaal heeft verguisd: in de omgeving van Alberdingk, tegenover wie hij zoo royaal zijn ongelijk bekent, zijn nog wel grooten, die zeker niet wachten op Kloos'erkenning om groot te zijn en te heeten, maar in wier erkenning voor Kloos een gelegenheid ligt om zich zelf in een beter licht als rechtvaardig criticus te stellen. Of doet hij dat niet allicht wijl hij bang is dat die gestalten onder zijn eigen restauratie, in zijn eigen achting zouden aan 't prijken gaan ver boven zijn eigen hoofd?
J.P.
| |
Historische lectuur, verzameld en bewerkt door Dr M.G. De Boer en L.J. De Wilde. - Nieuwe Geschiedenis. - Groningen, P. Noordhoff, 1910. VIII, 256 blz. Prijs: f. 1.60, geb. f. 1.90.
Al lang werd er van alle zijden met nadruk op gewezen dat bij het aanleeren der geschiedenis aan onze middelbare onder- | |
| |
wijsgestichten over 't algemeen te veel uitsluitelijk gesproken wordt over koningen en veldoversten, oorlogen en vredesverdragen, terwijl van de zeden en de gebruiken, van de beschaving die een tijdvak of een volk kenmerken, nauwelijks een woord gerept wordt. Vooral op onze dagen, nu de studie der sociale kwestie zoo sterk op den voorgrond treedt, moest ook de economische toestand van vroeger eeuwen voor min of meer ontwikkelde lieden niet onbekend blijven. De moeilijkheid ligt echter hierin, dat men maar niet weet hoe het kwaad te verhelpen. Aan het reeds bestaande onderricht de geschiedenis der beschaving toevoegen? Dan zoudt ge een algemeen tolle hooren opgaan, want het programma is, naar men beweert, toch al veel te veel overlast! Het programma dan maar wat inkorten en zoo plaats maken voor eenige feiten ‘die het typische van een bepaald tijdvak, persoon of volk zouden doen naar voren komen?’ Goed en wel, als het programma maar kon ingekort worden! Doch deskundigen zullen u zeggen dat ge toch van het verleden geen min of meer juist denkbeeld kunt hebben zonder de voornaamste historische feiten te kennen en dat al wat nu aangeleerd wordt, op een beperkt getal uitzonderingen na, tot die voornaamste feiten behoort.
Dr M.G. De Boer en J.L. De Wilde willen de studenten eene verzameling van uitgelezen historische lectuur in de handen geven, om buiten de klassen te lezen; en dat blijkt wel de eenige thans mogelijke oplossing van het vraagstuk. ‘Het is ons plan’, zoo luidt het in de inleiding (blz. V), ‘om drie deeltjes uit te geven. Wij zijn het eerst gereed gekomen met het... middelste deel, dat thans het licht ziet, en stukken uit de “nieuwe geschiedenis” bevat; later zal een deeltje “oudheid en middeleeuwen” en een over “nieuwste geschiedenis” verschijnen.’
Zullen onze leerlingen deze ‘Historische Lectuur’ lezen? Beslist ja, en met gretigheid! Want de stukken zijn alle derwijze gekozen dat zij moeten belang inboezemen en wij zijn overtuigd dat de meeste leerlingen volgaarne van tijd tot tijd hun lievelings-roman of hun dichtbundel zullen op zij leggen om hunne ‘Historische Lectuur’ ter hand te nemen. Alleen zijn wij van oordeel dat de stijl hier en daar wat minder stroef had kunnen wezen: doch verta ling (want met éene uitzondering zijn al de verzamelde stukken van buitenlandsche afkomst) is en blijft eene uiterst moeilijke kunst. Voor de leerlingen ware het ook wenschelijk geweest wat meer ophelderende noten aan den tekst toe te voegen.
Dat bij elk aangeboden stuk - zooals dit voor de Lectures Historiques, voor enkele jaren bij Hachette te Parijs uitgegeven, het geval is - geene breedvoerige bibliographie vermeld wordt, zal de lezer gemakkelijk verklaren uit den aard en de bestemming dezer verzameling. Daar echter waar de bronnen der verzamelde stukken worden aangewezen - in de inhoudstafel namelijk (blz. vii-viii) hadden we liever den volledigen titel dier bronnen zien opgegeven, met jaartal en drukoord.
Eindelijk - en dit is waarlijk spijtig - zouden wij, als Katholieken, aarzelen dit werk in de bibliotheek te plaatsen onzer leerlingen. Niet dat er fanatisme schuilt in die bladzijden, volstrekt niet. Doch een paar stukken werden te veel van een
| |
| |
protestantsch standpunt uit, gekozen. Het zou ons, Katholieken, b.v. niet moeilijk zijn, naast het nummer over ‘Lodewijk XIV en de Hugenoten’ het geschiedkundig tooneel op te hangen van het bewind van Calvijn te Geneve of van den marteldood sommiger geloofsgenooten te Gorcum. Nu weet ik wel dat Protestantisme zoowel als Katholicisme de broederlijke liefde als leer vooropzetten en niet kunnen verantwoordelijk gesteld worden voor al de misdaden hunner leden. Zulks belet nochtans niet dat de leerlingen bij het lezen dier stukken deze groote waarheid uit het oog zullen verliezen en aan de geloofbelijdenis zullen aanwrijven wat enkel aan sommige leden dier belijdenis mag verweten worden, vooral dan wanneer eene degelijke nota ontbreekt om het misverstand uit den weg te ruimen.
Intusschen blijft het verdienstelijk boek aan al de leeraren in Geschiedenis, als zeer nuttig hulpmiddel om hun onderwijs door lezing in de klas op te luisteren, warm aanbevolen.
Aug. Bruynseels.
| |
Leerboek der vlakke meetkunde, door Dr. Jan De Vries en W.H.L. Janssen-Van Raay, herzien door W.J. Wisselink. Vierde druk. - Groningen, J.B. Wolters. Prijs: gebonden f 1,50.
Een waar genot is het zulk een handboek ter inzage te krijgen. Een keurige band, schoon papier, sierlijke druk, eenvoudige maar sprekende figuren, eene duidelijke indeeling der stof hebben u bij 't doorbladeren zoo gunstig gestemd dat ge 't u in uwen zetel gemakkelijk maakt om 't boek van A tot Z te lezen en te smaken.
Geene inspanning vraagt het. Elk hoofdstuk vormt een geheel waarin de volgorde der stellingen niets willekeurigs heeft. Vóór elke stelling treft men de axiomen en bepalingen aan waar zij op rust. Bovenaan elk bewijs staat de figuur tusschen de verkorte opgave van het onderstelde en het te bewijzen gestelde. Het bewijs is altijd in bondige ongewrongen taal gegeven en laat in opzicht van nauwkeurigheid zelden iets te wenschen over.
De methode is in vele opzichten te prijzen en hierin misschien het meest: dat den leerlingen sierlijke nauwkeurigheid geleerd wordt: geen uitpluizen voor hun verstand ongenaakbaar, en toch niets van dit half en half dat zoovele handboeken over Wiskunde ontzenuwt. - Moest ik er eene kritiek bijvoegen dan wenschte ik het om der nauwkeurigheidswille een weinig vollediger. Zoo zouden m.i. de postulaten der beweging van lijnen en vlakken moeten aangeduid zijn zoodat b.v. in stelling 23 de leerling versta waarom beide helften van het vlak gansch overeen komen liggen). Verder moest het verschil tusschen de lijnen en de getallen die hunne maat aangeven beter geteekend zijn, daar in vele stellingen op die getallen alleen geredeneerd wordt, (b.v. § 122. AB/PQ = BC/QR: Volgens de bepalingen van § 117 zijn AB/PQ en BC/QR elk één getal. Hoe kan dan zonder verderen uitleg van verwisseling der middelste termen spraak zijn?) Het ware m.i. ook mogelijk uit te leggen in welken zin men van de lengte
| |
| |
eener kromme lijn kan spreken na tot lengte-eenheid eene rechte genomen te hebben.
Deze desiderata benemen echter het handboek zijne waarde niet, noch zijne plaats verre boven de boel onwetenschappelijke, geestverstompende Fransche leerboeken der Meetkunde die in zoovele scholen zoolang reeds op hun pensioen wachten.
L.D.
| |
Het geloof onzer vaderen van Z. Em. James Gibbons, bewerkt door W.A.J. Blaise, Pastoor. Tweede uitgave. - Utrecht Wed. J.B. Van Rossum. 1908.
Het hoofddoel van dit werkske is het duidelijk uiteenzetten van wat de katholieke Kerk leert. Niet alleen over zaken rechtstreeks met het geloof in verband, maar daarbij ook over vragen die de katholieken aanbelangen als de burgerlijke vrijheid en vrijheid van godsdienst, de inquisitie, de St. Bartholomeusnacht, het celibaat, het huwelijk, enz. De naam van den schrijver is een genoegzame waarborg voor den inhoud en de prijs bederft de zaak niet. Het boekske in klein formaat is 482 bladz. groot en kost maar 50 cents, gebonden in linnen band kost het 75 cents.
J.L.
| |
De wonderbare wereld door Herman Teirlinck. - Uitgegeven te Bussum bij C.A.J. Van Dishoeck, 3e druk, 296 bladz.
Sedert de eerste druk van dit boek verschenen is schreef Herman Teirlinck reeds heel wat romans die in opzicht van inhoud steviger ineenzitten dan de drie verhalen van De Wonderbare Wereld.
Maar dat het boek een derde maal wordt uitgegeven bewijst dat velen smaak vinden in dien eersteling. En inderdaad de eerste werken van begaafde schrijvers hebben steeds iets eigenaardig - bekoorlijks, - en de stijl dier schetsen is werkelijk teerschoon als het weidegroen en het hemelsblauw in de lente.
L.D.
| |
Ingekomen boeken ter bespreking
A. De Cock en Is. Teirlinck, Brabantsch Sagenboek: 1e deel: Mythologische Sagen, Duivelsagen. Gent, Siffer, 1909. Uitgave der Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. - 306 blz. fr. 4.00. |
Jonkvr. Anna de van der Schueren, Het Museum. Overzicht en Schets der Kunstgeschiedenis, een Vade-mecum voor reis en studie. - Bijvoet Mutsaers & Zoon, Tilburg 1909, 345 blz. fl. 1.75. |
Em. Dilis, De Rekeningen der Rederijkkam er ‘De Olijftak’ over de jaren 1615 tot 1621. Uitgave nr 24 der Antwerpsche bibliophilen - Antw. de Nederlandsche Boekhandel; 's Gravenhage, Martinus Nijhoff, 264 blz. |
A. Mans, Leopold II, - L. Opdebeek, Antwerpen, 112 blz. L. Mulder, Nr 15 van de Nederlandsche Schrijvers van het Middelbaar Onderwijs. - L. Van Hoof-Roelans, Hoogstraten, 56 blz. 0.25 fr. |
| |
| |
Eichendorff en Uhland. Nr 7 van de Duitsche Keurboekerij voor Nederlandsche en Belgische scholen, bewerkt en van aanteekeningen voorzien door G. Van Poppel. - N. Alberts, Kerkrade, 68 blz. 0.25 fr. |
C.E. Van Koetsveld, De Haan en andere verhalen. - H.Z. De Seyn-Verhougstraete, Aelst, 134 blz. 1.00 fr. |
M.S. Vromans, Keurbladzijden uit Nederlandsche Schrijvers. Everhardus J. Potgieter. - H.Z. De Seyn-Verhougstraete, Aalst, 200 blz. 1.75. |
Ern. Wildiers, Een Strijd om Levenseenheid. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 42 blz. |
A. Hans, Groeninghe. - Lod. Opdebeek, Antwerpen, 341 blz. |
| |
Uitgaven van P. Noordhoff, Groningen:
Alphonse Daudet, Contes Choisis, 6e édition, 151 blz. fl. 0.60, geb. fl. 0.75, |
D. De Vries, Bouwkunde. II. Hout, 2e druk, 251 blz. fl. 1.25, geb. fl. 1.50. |
M.J. Langeveld, Kartonarbeid voor eenigszins gevorderden, 134 blz. fl. 1. -. |
K. Schoolland, Stijl Vinding en Voordracht, 233 blz. |
| |
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen:
Dr Everh. Bouwman, Leerboek der Natuurkunde, 2e deel, 280 blz. fl. 2.25. |
P.H. Heynen, Beknopt Leerboek der Natuurkunde, 2e druk, 328 blz. fl. 2.90. |
K. Veldkamp, Eenvoudige dicteer-oefeningen met bijbehoorend muziekboekje voor het elementaire zang- en muziekonderwijs, I en II, 34 blz., fl. 0.30. |
J. Kok, Dierkunde no V der handleiding bij het onderwijs aan land- en tuinbouw-wintercursussen, 2e druk, 75 blz fl. 0.50. |
Plantkunde no 1 der handleiding bij het onderwijs aan land- en tuinbouw-wintercursussen, 2e druk, 75 blz. fl. 0.50 |
J. Heidema, Bestrijding van onkruiden, 29 blz fl 0.35. |
J.L. Ten Rodengate Marissen, Leerboek der grondverbetering, 1e deel, 2e druk, 44 blz. fl. 0.90. |
F. De Groot, Beginselen van het handelsrekenen, 4e druk, 112 blz fl. 0.75. |
Joh. A. Leopold, Kleine Deutsche Sprachschule, 7e druk, 204 blz. fl. 1.25. |
T. Terwey, P.C. Hooft's Baeto, oft Oorsprong der Hollanderen-Treurspel no 10 aan de Bibliotheek van Nederlandsche Letterkunde, 91 bladz., fl 0.60. |
K. Veldkamp, Practische Muziekleer met een aanhangsel over zangonderwijs, 1e en 2e deel, 102 blz. elk, fl. 0 90 |
H. Scholte, Meetkundig rekenschrift. Met 40 platen, 31 blz., fl. 0 35. |
Ph. Duyser, Styloefeningen, 1e stuk 112 blz. fl. 0.50, 2de stuk 136 blz, fl. 0.75. |
P.H. van Gestel en G.C.F. van der Laan, Het Schoonschrift. Compleet in 5 cahiers met algemeen oefencahier, elk fl. 0.30. |
Id. Schrijven en Schrijfonderwijs. ‘Het Schoonschrift’, ingenaaid fl. 1.90, geb. fl. 2.25. |
| |
| |
Illustratief teekenen op het zwarte bord. II. Natuurlijke Historie, onder leiding van J.W. Boerman en K.M. Knip, geteekend door W. Hardenberg, gecart. fl. 1.25. |
Of Olden Times and New, onder red. van L.v.D. Wal. Charles Dickens, The Chimes door K. ten Bruggencate, geïllustr. en gecart., 3e druk, fl. 0.75 |
Id., A Christmas Carol door K. ten Bruggencate, geïllustr. en gecart., 8e druk, fl. 0.75. |
C. Timmerman, Think in English. Exercices in Composition, first series, illustrated, 4e druk, fl. 0.70. |
Id., Id., second series, illustrated, 2e druk, fl. 0.75. |
de Vooys, Historische Schets der Nederlandsche Letterkunde, 3e druk, fl. 1.75. |
|
|