Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1910(1910)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] De mensch Ge vraagt me wat de mensch is, vrind? Een zwakke rank, door elken wind steeds weg en weer geslingerd, die, verlokt door valsche fantasie, te licht den stam verlaat, waarrond zij steun en sterkte en voedsel vond. Een zieke bloem, in dorre zand ontsproten, fel door zonnebrand bestreden; die misschien één dag het streelen voelt van liefdelach maar dan, verstooten, droef verdort, door 't vuige vee vertrappeld wordt. De mensch? Een diepgekwetste leeuw die, bij 't vergeefsche wraakgeschreeuw, zijn bloed en kracht ontvlieden voelt; die machtloos brult en machtloos woelt; bij elken kreet zijn pijn vergroot en beter 't naadren voelt der dood! Een drenkeling, die meent op 't strand der Vreugde te zijn aangeland, als hem een golfslag d'adem snijdt en verder nog, de zee in smijt! Een Tantalus, op onmachts rots gekluisterd, die vergeefs naar Gods verheven Schoonheid tracht; wiens leed steeds groeit, daar hij die Schoonheid weet. Of neen, Gods hoogste meesterstuk, bestemd tot eeuwig zielsgeluk, doch dat, helaas, te vaak vergeet dat alles buiten God is: leed! Arm. Van Veerdegem. Vorige Volgende