Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1910
(1910)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Händel's ‘Messias’Ga naar voetnoot(1)Muziekschrijvers schijnen voor stelregel aangenomen te hebben niet over Händel's werken te schrijven zonder Bach daar bij te halen, en omgekeerd. Ligt zulks aan den aard der werken of praten ze elkander eenvoudig na? Misschien wel 't een en 't ander. Bij vergelijking te werk gaan is altijd veel gemakkelijker dan bij enkele deductie; doen wij het hier, dan is het niet meer mogelijk die twee reusachtige genieën naast elkander te zetten, maar moet men Händel onvermijdelijk na Bach noemen. Dat spruit voort, dunkt mij, uit den aard hunner godsdienstigheid. Beider kunst is onbetwistbaar gesteund op een rotsvast christelijk geloof, doch, naar mijn meening, gelooft Bach met het hart en Händel met den geest, deze is zekerder, konsekwenter, maar koeler, - gene wellicht naiever, minder berekend, maar daarom hartelijker en sympathieker. Händel lijkt bovenmenschelijk groot, - Bach weet men niet of men hem ‘goddelijk’ of ‘rein-menschelijk’ moet noemen. Händel's genie dwingt tot onvoorwaardelijke en bijna grenzenlooze bewondering, - Bach's kunst wekt daarenboven innige liefde in u op. Maar ik wilde nu eigenlijk niet ‘bij vergelijking te werk gaan’ en met weinig omhaal zeggen, dat Händel's ‘Messias’ een bijna onovertrefbaar meesterwerk in zijn aard is. Vooral de koren zijn wonderbaar van epische kracht en afwisselend - toch harmonieërend - kolorietGa naar voetnoot(2). De soms eindeloos schijnende herhalingen van den tekst, hoewel eerder ontzenuwend dan doordringend op het gemoed werkend, nemen niets weg van de superieure schoonheid der muziek op zich zelf beschouwd. Die zal steeds blijven een indrukwekkend hymne der lijdens- en verheerlijkingsgeschiedenis Christi. - De koorbegeleiding door strijkorkest met trompetten en pauken, benevens orgel en cimbalo, die er de overwegende rollen in vervullen, is velen | |
[pagina 92]
| |
onvoldoende gebleken en voor enkelen aanleiding geweest om Händel's opgaven uit te werken. In dat opzicht mag Mozart's bewerking, hoewel tamelijk ver van het oorspronkelijke afwijkend, geniaal genoemd worden en men hun den steen niet werpen, die haar voor de uitvoering kiezen, hoewel Händel's partituur natuurlijk steeds alle andere zal primeeren. Bladzijden van onvergankelijke schoonheid vindt men zonder veel zoeken. Het zoete recitatief ‘Tröstet mein Volk’ door een nog weekere ritornel ingeleid en overgaande in het blijde ‘Alle Thale’ boeien de aandacht van het eerste oogenblik af. Händel leidt ons door verschillende stemmingen en toestanden tot het heerlijke aria ‘Wer mag den Tag seiner Zukunft erbeiden’, verder naar het hoofdthema van het koor: ‘Denn es ist uns ein Kind geboren’. De geboorte van Christus wordt ingeleid door de ‘Sinfonie Pastorale’, eenvoudig en in volkstoon geschreven en wier melodie, naar men zegt, aan een Calabrische herderswijze ontleend is. De wisselzang ‘Er weidet seine Herde’, die 't slotkoor van 't eerste deel voorafgaat, is een der hoogtepunten in deze verheven partituur. Het tweede deel vangt aan met de schildering der Passie; zij is eenvoudig, maar aangrijpend (‘Ein Mann der Schmerzen und umgeben mit Qual’) en soms krachtig-realistisch (‘Der Herde gleich’). Recitatief en Arioso ‘Die Schmach bricht ihm sein Herz’, zijn een meesterstuk van solozang, evenals het moeielijke bas-aria: ‘Warum entbrennen die Heiden’. En van die hoogten richt Händel's genius zich nog hooger met reusachtigen vleugelslag in het glansrijke koor ‘Hallelujah!’ Deze juichkreet zal niet meer in schoonheid overtroffen worden, ook niet in het derde deel, dat nochtans ook heerlijke perioden telt. Reeds de aanvang (‘Ich weiss, dass mein Erlöser lebet’) is een der roerendste ariën. welke men denken kan. Eindelijk het slotkoor, zoo heerlijk als geweldig, sluit dit titanenwerk op waardige wijze en laat een indruk achter, die slechts door meesterwerken van uiterste verhevenheid en zuiverste gehalte in de ziel des menschen kan geprent worden.
Leo van Riel. |
|