Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909
(1909)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 443]
| |
Qedôsé MarjamRas fa Scion, ook nog genaamd Petrus OEthiops, Abyssijnsche monnik, gaf in 1549 te Rome het Nieuwe Testament uit in het Ethiopisch of GéezGa naar voetnoot(1). Het boek bevatte nog den tekst en de Latijnsche vertaling van de Ethiopische ‘Misse der Heilige twelf Apostelen’ of de ‘Missa qua communiter utuntur OEthiopes’. In 1661 verscheen Job Ludolf's ‘Lexicon OEthiopicum’ waarin als bijvoegsel voorkwam de Ethiopische tekst van de liturgie van Dioscoros, met de vertaling van Wansleb. Deze twee vertalingen zijn de eenige die wij bezitten. In 1889 kreeg Rome het bezoek van Menelik's gezant, Ras Makonen. De Italiaansche regeering dacht den gezant aangenaam te zijn met hem een exemplaar aan te bieden van eene der schoonste liturgieën van zijn land: de liturgie van Onze Lieve Vrouw. De bekende professor Ignatio Guidi werd met de uitgave gelast, en bediende zich van een handschrift uit de Vatikaansche boekerij. Het boek werd enkel op een twintigtal exemplaren gedrukt. Het is deze liturgie - voor de eerste maal uit het oorspronkelijke vertaald die we den lezer aanbieden. De vertaling is zoo getrouw mogelijk en soms zal de Nederlandsche zinsbouw gewrongen voorkomen om beter het sappige van de oostersche letterkunde weer te geven. De Ethiopiërs hebben een bijzonderen eeredienst voor de Heilige Maagd, Pater Lobo, Portugeesche Jezuiet uit de xviie eeuw, die lange jaren in Ethiopië verbleef, getuigt dat de Ethiopiërs de vaste overtuiging hebben dat er geen enkel volk op de aarde is dat zoowel de grootheid en de waardigheid kent van Maria, en dat zij ook de eenigen zijn die haar de eer bewijzen | |
[pagina 444]
| |
die haar toekomt. In bijna al hnnne handschriften vinden ze toch de gelegenheid om over de Heilige Maagd te spreken. Een staaltje daarvan: Een oude monnik, Gabra Maskal, had een jongeren monnik Aaron Mankeràwi onderwezen. De jongeling maakte goede vorderingen. ‘De Heilige Geest opende hem de vensters van zijn geest en verlichtte de opening van zijn verstand... zijn herte wierd verrukt en doorstoken door de liefde tot Christus, en het ontvlamde bij de lezing en de overweging van Maria, schoone duif die in haren schoot den Zoon Gods droeg en Hem voedde met de melk haars lichaams,... en die maagd blijvende weerdig was de bloem te kussen van zijne lippen met hare lippen, en in haren mond het vocht van zijn speeksel opnam en den adem van zijne keel wanneer zij haar vreugdig kindje kuste en terwijl Maria zegde: ...Wat hebben ze gemengeld met het speeksel van mijn zoon? een stroom van suiker en honing? of is het melk van een rund? en waarom riekt zoo goed de reuk van den adem van mijn' zoon? Is het de appel van de woestijn? of is het alabaster zalf? of is het het zap van den mastikboom of der platte erwt? of is het wierook? schittert de zon meer dan de schitter van het aangezicht van mijn zoon, of de maan in de dagen van hare volheid als zij vol is? Nu omhelsde ze heur kind met heure handen, dan zette zij het op hare knieën, dan weer voedde zij het, en wikkelde het in hare kleederen. Nu legde zij het in zijn wiegsken, dan verwarmde zij het in haren schoot, dan weer droeg zij het op haren rug, zette het weder neder, en spelende vermaakte zij het gelijk vrouwen hunne kindjes vermaken en zij zegde: ‘O vreugde mijn, gij! O zoetheid mijne, gij! Wie is er gelijk ik onder de menschenkinderen?... Leef voor mij, o mijn zoon, omdat gij levend zijt, en ik ook, ik zal leven voor U, en voor mij zal leven gansch de wereld’. En het kindje vroeg om te zuigen stamelend al schreeuwende gelijk de kinderen met hunne tong der schepselen en zegde: ‘O moeder’. En zij zegde: ‘Zuig, o mijn vadertje!’ (Galda Aron, Uitgave Boryssus Turaiev blz. 121 en 122). In de Ethiopische liturgie zijn vele eigenaardigheden op te merken. Al de missen beginnen met het offertorium of offerande. De gebeden daarvan blijven onveranderd in al de missen. Een groot punt van deze liturgie is de voorbereiding van het offerbrood of ‘kwerban’. Nevens de kerk is er altijd een afgezonderd gebouw waar men al de benoodigheden vindt om brood te maken. Het graan wordt er gedorscht, gemalen, gezift en | |
[pagina 445]
| |
gebakken. Aan de vrouwen is de toegang ervan streng verboden en de vrouw die het deeg of het brood durft aanraken zou groote straffen oploopen. Zelfs als de Abyssiniërs in 't kamp onder de tente wonen is er nevens de tent die tot kapel dient eene andere tent opgeslagen voor het bereiden van het kwerban. De wijn voor de misse wordt op deze wijze voorbereid. In den herfst worden de schoonste druiven gedroogd en bewaard in de kapel van het kwerban. Twee dagen voor het celebreeren der mis worden de druiven in het water gelegd waar ze zwellen en malsch worden. Het sap dat er dan uitgeperst wordt is de wijn voor het sacrificie. Die wijn is ook maar wijn ‘secundum quid’ en het is niet zonder reden dat men twijfelt aan de geldigheid hunner mis. Zelfs voor de consecratie is het kwerban vereerd door het volk. Processiegewijs wordt het naar het altaar gedragen met kruis, licht, wierook en klokkenmuziekGa naar voetnoot(1). Na het offertorium volgt de lezing der twee epistels - waarvan er altijd een epistel bij is van den heiligen Paulus - en het Evangelie. Het deel der mis dat volgt wordt in het Ethiopisch genoemd: ‘Akwatjeta kwerban’, in het Grieksch ‘Anaphora’. De Ethiopiërs bezitten twaalf anaphorae, de Copten drie. Hunne gewone liturgie is de liturgie der heilige twaalf apostelen die oneindig veel gelijkenis heeft met de liturgie van Sint Cyrillus der Copten. De overeenkomst dezer liturgie met de Alexandrijnsche liturgie van St-Marcus, is ook tastbaarGa naar voetnoot(2). De vertaling die volgt is enkel de ‘anaphora’ der Heilige Maagd waarvan de bijzonderste deelen zijn: I. De drie groote gebeden 1o voor de geestelijke overheid, 2o voor de geestelijke gemeente, 3o voor den vrede. II. De consecratie. - Het gebed voor de breking van het brood. - De communie. - De dankzegging. Zooals men weet zijn de Abyssiniërs aanhangers van het Monophysismus. Het zal dus niemand verwonderen dat er hier of daar in den tekst eenige kettersche zinsneden gevonden worden. | |
[pagina 446]
| |
In den naam des Vaders, en des Zoons en des heiligen Geestes, eenen God.Ga naar voetnoot(1) Eucharistisch gebedGa naar voetnoot(2) van Onze Meesteres Maria, Maagd, moeder Gods, hetwelk samenstelde Abba HerjakosGa naar voetnoot(3) van de stad Behenessa. Dat zijn gebed en zijn zegen weze met zijne dienstmaagd Walata Mikaël.Ga naar voetnoot(4) | |
Eerste GebedDat mijn herte een goed woord ontspringe. (driemaal)Ga naar voetnoot(5) En ik, ik zal de misse lezen van Maria niet in 't lang en in 't breed, maar in 't kort. En ik zal den lof verkonden der Maagd, niet uitweidende in ordelooze woorden, maar kort. En ik zal de grootheid verkonden der Maagd. En ik zal rechtstaan vandaag in nederigheid en in liefde tot haar, in het aanzien van dit verveerlijk mysterie, en vóór dit altaar en deze offerande. Voorwaar hij is het wezenlijk Corban, hetwelk niet nutten mogen de onzuiveren van geest. Hij is niei gelijk de offerande | |
[pagina 447]
| |
van onze voorouders, een offer van schapen- en rammen- en stierenbloed; maar hij is een vuur, een vuur dat verlevendigt degenen die rechtschapen zijn van geest en zijnen wil volbrengen. Hij is het vuur dat de kwaden verslindt die zijnen naam verloochenen. Voorwaar hij is het vuur hetwelk niet raken mogen degenen die blaken van dit vuur: de cherubijnen en de serafijnen.Ga naar voetnoot(1) O Maria, daarom zullen we u beminnen, u verheffen, omdat uw Zoon voor ons een waar voedsel is van rechtveerdigheid, en een ware drank des levens. O onze vaderen, gij die de oplegging der handen hebt ontvangen, gij aangesteld als opvolgers der apostelen, we nemen U als voorsprekers bij den Heer, en we nemen gedurende onze dagen, als voorsprekers bij den Heer de twee patriarken, Abba Kerlos van de groote stad Alexandrie, en de gelukzalige Abba Mathewos (Bisschop) van de hoofdstad onzer vaderenGa naar voetnoot(2). De diaken zegt: Door de voorspraak der gelukzalige en troostende en glorierijke boven alles, de gansch gezegende en zuivere, onze meesteres, Moeder Gods Maria, maagd; door de voorspraak van de heilige en eerbiedweerdige geestelijke machten, en den dooper en voorlooper Johannes Baptista. Door de voorspraak der heilige en eerbiedweerdige dienaars des Heeren Matheus en Marcus, Lucas en Johannes: vier evangelisten. Door de voorspraak der heiligen, uwe dienaars, Petrus, Jacobus en Johannes; Andreas, Philippus en Bartholemeus, | |
[pagina 448]
| |
Thomas en Matheus; Jacobus, zoon van Alpheus; Thadeus en Simon en Matheus: twaalf apostelen; en de apostel Jacobus, broeder des Heeren,Ga naar voetnoot(1) en bisschop van Jerusalem, de heilige en glorierijke Stephanus, het hoofd der diakens en de eerste der martelaars. Door de voorspraak van al de heiligen en martelaars die rusten in het ware geloof: Paulus, Timotheus, Silas en Barnabeus, Titus en Philemon en Clemens; de 72 discipelen, de 500 gezellen en de 318 orthodoxen.Ga naar voetnoot(2) Dat het gebed van hun allen op ons nederdale, ons behoede, en ook behoede degenen die bij u, O Heer, in hunne gebeden bidden zullen voor onzen gelukzaligen en heiligen patuark Abba Mathewas en onzen gelukzaligen bisschop Abba Kerlos, opdat gij ze zoudet bewaren in hun leven, en opdat, gij ze zoudet zalig maken, en opdat gij hun hunne zonde zoudet vergeven, en opdat gij bermhertig zoudet zijn voor ons ook, om hunne gebeden in de eeuwen der eeuwen. Het volk zegt: Amen. | |
Tweede GebedDe priester zegt: Voor hen allen, o gij, o meedoogende smeek om genade bij uwen zoon opdat hij de rust verleene aan de zielen van al de bisschoppen aan de patriarken aan de priester, aan de metropelieken, aan diakens die den weg banen voor het woord der waarheid, aan de koningen, aan de regeerders, aan de prinsen, en aan degenen die bekleed zijn met de macht, aan de jongelieden, aan de maagden, aan de monnikken aan de rijken, en aan de armen, aan de grooten en aan de kleinen, aan de weduwen en aan de weezen; aan de reizigers en aan de noodlijdenden en aan gansch de menigte der christengemeente die ontslapen zijn (in den Heer). Maar bijzonder voor degenen die rusten in deze plaats, o Maagd, bid met aandrang voor hen opdat hunne ziel in vrede rusteGa naar voetnoot(3). Ik welk oord ook men aanduide der glorierijke marte- | |
[pagina 449]
| |
laars, in de plaats der zegerijke heiligen, en der wakende engelen, 't is gelijk in welke andere plaats, (overal), koningin zijt gij en machtig is uw naam bij den Heer. De diaken zegt: Degenen die nederzitten dat ze rechtstaan! De priester zegt. Wij zullen opstaan in de vrede des Heeren, opdat we haar loven zouden en prijzen, zij die vol van gratie is, zeggende: o vol van genade, o kanaal van vreugde, er is in U voor het oog een overvloed van pracht en weelde die de veeloogige cherubijnen overtreft en de zesvleugelige seraphijnen. De diaken zegt. (Zie) naar het Oosten! De priester zegt. Voorwaar, God de Vader ziet van uit den hemel naar het Oosten en naar het Westen, naar het Zuiden en naar het Noorden en naar al de uiteinden van de wereld, en hij rook om geuren te rieken en hij vond er geene die gelijk was aan uwen geur, en hij vond zijnen wellust in de zoetheid van uwen reuk en hij ziet geerne uwe tanden, en hij zendt naar U den zoon dien hij bemint. De diaken zegt: Wij zien. De priester zegt: Heilig God de Vader die zijn welbehagen in U heeft; heilig God de eenige zoon die woont in uwen schoot; heilig de Trooster, de geest van rechtveerdigheid die U ondersteunt. De diaken zegt: Antwoordt. Het volk zegt: Heilig. De priester zegt: O Maagd, volheid van allen lof, wien zijt gij gelijk, met wien zullen wij u vergelijken? O gij, door wien de Emmanuel een onuitsprekelijk gewaad bekleedde wiens weefsel het werk was van Adam's vleesch, de inslag uw eigen vleesch, de schietspoel het goddelijk woord zelf, Jezus-Christus, het weefgetouw het gebed van den Heer dat uit den hooge komt, de wever de heilige geestGa naar voetnoot(1). O wonderbare en verbazende gebeurtenis. O strand langs hetwelk onze voorouders zijn doorgetrokken uit den dood naar het leven. O ladder van de aarde tot den hemel. In U is vernieuwd het begin van heel de schepping. O gij, gij zijt de hoop van Adam nadat hij uit het Paradijs was gedreven; gij zijt de zachtmoedigheid van Abel die in onrechtveerdigheid vermoord werd; gij zijt de goedheid | |
[pagina 450]
| |
van Seth en de daden van Enoch; de ark waarin Noach gespaard bleef uit den verdelgenden zondvloed; de zegen van Sem en zijn aandeel; de gastvrijheid van Abraham; de goede geur van Isaac en de ladder van Jacob; de troost van Joseph; de steenen tafel van Mozes, het braambosch van den Sinaïberg gij zijt de belletjes die hangen aan het gewaad van den hoogepriester Aaron. Gij zijt nog de staf die wortelen schiet en bloeit en vruchten draagt. Gij zijt de zuil met den naam van Josue, het wollen kleed van Gedeon; de pot met zalf en de hoorn met olie van Samuël; de wortel van Jesse in dewelke hij verheerlijkt is. Gij zijt de wagen van Aminadal; de harp van David; de kroon van David; gesloten hof; gesloten waterput; gouden mond van Elias; kruik van Eliseus. Gij zijt de zwangere Maagd van Isaias; degene die op eene bovennatuurlijke wijze baarde van Daniël; de berg Pharan van Habacuc; gesloten Oosten van Ezechiel; de uitgeslotene der wet van Bethleem, de streek van Ephrata van Malachias; de boom des levens van Silomedes; de heelster der wonden van Nahoum; de vreugde van Zacharias; toren van zuiverheid van Micheas. O Maagd, beeld en prophetie der propheten; genuchte der apostelen; moeder der martelaars, zuster der engelen en glorie der jongelingen. De maagden en de monniken waken aan uwe deuren dag en nacht. O Maagd het is niet uit den wellust dat gij gesproten zijt, maar uit de wettige samenleving van Anna en Joachim zijt gij geboren. O Maagd, het is niet in het spel dat gij opgegroeid zijt gelijk de dochters der Hebreeuwers met hunnen harden kop; maar het was in den tempel dat ge woondet in heiligheid en in zuiverheid. O Maagd, het was niet een aardsch brood dat U heeft gevoed, maar het was een hemelsch brood, gereed gemaakt in den hemel der hemelen. O Maagd, het was geen aardsche drank die U heeft gelaafd. maar het was een hemelsche drank, geput in den hemel der hemelen. O Maagd, men heeft nooit eene vlek van onzuiverheid in U gezien, gelijk bij de vrouwen die U voorafgegaan zijn en die U volgen, maar met heiligheid en met zuiverheid waart gij versierd. O Maagd, het waren de verleidende jongelingen niet die U getroost hebben, maar de engelen uit den hemel aanschouwden U. Gelijk men het verhaalt, de priesters en de bisschoppen zingen uwen lof. O Maagd, gij huwdet Joseph niet voor den wellust, maar opdat hij U in zuiverheid beware, omdat hij ook zuiver was. En | |
[pagina 451]
| |
als Hij uwe zuiverheid zag, zond God de Vader naar U zijnen blinkenden engel wiens naam Gabriël is, en deze zegde aan U: ‘De Heilige Geest zal op U nederdalen en de kracht des Allerhoogsten zal U overschaduwen’Ga naar voetnoot(1) En in U daalde neder het Woord, en terwijl Hij uit den schoot zijns vaders ging, ontvingt gij Hem zonder dat zijne oneindigheid op eenigerwijze werd omschreven; hij werd in uwen schoot gebonden zonder dat zijne grootheid werd verminderd, zonder dat zijne kleinheid werd vermeerderd. In uwen schoot woonde het vuur der godheid die noch maat noch afmeting heeft. Het en is immers niet juist dat we hem vergelijken aan het aardsche vuur, want dit vuur heeft afmetingen en eenen schijn. Men mag van de godheid niet zeggen dat zij eene afmeting heeft en eenen vorm. God heeft geenen vorm gelijk de zon of de maan, eene maat ‘akem’ gelijk de mensch, maar hij is de bewonderensweerdige die woont in de hemelen waar het verstand van den mensch niet bereiken kan noch de kennis der engelen. De godheid heeft noch lengte noch breedte, hoogte of diepte, eene rechterzijde of een linkerzijde, maar zij vervult geheel en gansch alle zaken. De godheid heeft noch oppervlakte noch kleinheid, maar haar goddelijk wezen is in alle gewesten. De godheid heeft niet alleen geen dak boven haar noch grondvesten onder haar, maar zij zelf is het dak en de grondvesten. De godheid heeft geene beweging, bukt zich niet om op te rapen hetgeen op den grond ligt, maar in hare hand is alles ingesloten gelijk zij het getoond heeft aan PetrusGa naar voetnoot(2). De godheid heeft geene borst van voor noch eenen rug langs achter door middel derwelke men ze kan zien en afmeten; maar zij is omhuld in de laaiende vlam, zij is de laaiende vlam zelf, zij is de zuivere, de heldere en schitterende godheid. Wij gelooven dat de Vader die zendt, Vader is in zijne wezenheid. Wij gelooven dat de Zoon die gezonden is, Zoon is in zijne wezenheid, en wij gelooven dat de Heilige Geest, Heilige Geest is in zijne wezenheid. Drie namen: één GodGa naar voetnoot(3). Het is hier niet gelijk met Abraham die ouder is dan Isaak, noch | |
[pagina 452]
| |
gelijk met Isaak die ouder is dan Jacob. Zoo is voor de godheid, de Vader niet ouder dan de Zoon, noch de Zoon ouder dan de Heilige Geest. De Vader is niet minder dan zijn Zoon, en de Zoon is niet minder dan de Vader. Het en is hier niet gelijk voor Abraham die meerder was dan Isaak in het boek der Genesis, en Isaak die meerder was dan Jacob. Zoo is voor de godheid de Vader niet meerder dan zijn Zoon om zijn Vaderwezen, en de Zoon is niet meerder om zijne natuur van Zoon. En de Heilige Geest is aan hen gelijk; en de godheid: Vader, Zoon en Heilige Geest is maar één God. Eéne is het koninklijk gezag, éene is de macht, één is hun koningdom. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest denken. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest behoeden. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest beraadslagen, geven hunne toestemming, spreken en besluiten. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest maken, beslissen, verfraaien, zenden. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest hebben de macht, bewaken, trekken tot zich, bewaren de zaken in hun wezen. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest raden aan, versterken, moedigen aan, geleiden, verhinderen en zuiveren. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest bestaan, kronen, bekleeden, beloonen, heiligen, regeeren en onderzoeken. We gelooven en belijden deze vereeniging en deze samenwerking van personen zonder verdeeling of verscheidenheid derwijze dat de godheid niet veelvuldig weze. We scheiden en ontbinden nochtans de personen opdat ze niet vermengd zouden zijn. We zeggen niet dat ze drie zijn gelijk Abraham, Isaak en Jacob; maar ze zijn één, alhoewel er drie personen zijn. We zeggen ook niet dat ze één zijn gelijk Adam, de eersteling van gansch de schepping maar ze zijn drië, alhoewel er maar eene natuur is. Maar zie, daar hooren we de goddelooze joden en de kettersche Israëlieten die zeggen: één God en één persoon tengevolge van hunne onwetendheid want ze zijn blind van geest. Daar zien we nog de afgodische heidenen met eene macht duivels en goden. Wij echter, wij volgen degenen die ons geleiden in den goeden weg, zeggende met de apostelen die het ons onderwezen hebben: De Vader is de zon, de Zoon is de zon, de Heilige Geest is de zon, maar één is de zon van rechtveerdigheid die boven alles is. De Vader is het vuur, de Zoon is het vuur, de Heilige Geest is het vunr, maar één is het vuur des levens nedergedaald uit het hoogste der hemelen. De Vader is de dageraad, de Zoon is de dageraad, de | |
[pagina 453]
| |
Heilige Geest is de dageraad, maar één is de dageraad van den morgen door wiens glans de duisternissen verdwijnen. De Vader is de wijnstok, de Zoon is de wijnstok, de Heilige Geest is de wijnstok, maar één is de wijnstok van den wijngaard des levens die gansch de wereld laaft. De Vader is de melk, de Zoon is de melk, de Heilige Geest is de melk, maar één is de melk zonder mengselGa naar voetnoot(1). Dat is ons geloof, dat is onze overtuiging. Bidden we het gebed des geloofs. - Hernemen we onzen lofzang en overwegen we de wonderbare ontvangenis van Maria zeggende: O Maagd, wen in uwen schoot het laaiende vuur woonde, was zijn aangezicht vuur, zijn gewaad was vuur, zijn mantel was vuur. Hoe waart ge zelf door dat vuur niet vernield? En de zeven brandende doeken waar lagen ze en waar waren ze opengespreid in uwen schoot? Was het aan uwe rechterzijde? Was het aan uwe linkerzijde? Ge waart maar een schamel lichaam; waar dan stond de schitterende troon van de blinkende en laaiende cherubijnen in uwen schoot, dewijl gij enkel eene jonge bruid waart? O moederwezen gepaard met het wezen eener dienstmaagd. O enge schoot die het oneindige omvat! O bovennatuurlijke ontvangenis! O gij die bij het woord van den engel als eene bieënmoeder de melk van het moederschap vereenigt met de maagdelijkheid.Ga naar voetnoot(2) Als ik dit alles betracht, begeert mijn geest de afgronden te doorpeilen van uwen zoon en te baden in den vloed van zijn innig leven. Als ik dat overweeg wil mijn geest hooger opklimmen, gedaan maken met de beeldspraak en den doek opheffen van zijn verborgen leven. Maar hij vreest de brandende vlam, en hij geraakt zelfs niet tot de helft der hemelhoogte. Als ik daaraan peins rennen mijne gedachten op den rug der bruischende winden, stormen naar 't Oosten en 't Westen, naar 't Zuiden en 't Noorden en naar alle uiteinden der wereld. Hij wil het bestaan nagaan der schepselen, de diepten der zeëen doorpeilen, de hoogte der hemelen afmeten, de aarde langs alle kanten rondreizen maar onmachtig blijft hij staan en keert weer tot zijn uitgangspunt. Laten we dus de hoogte niet maken noch de diepte doorgronden van dengene dien de tong der profeten en der apostelen niet loven kan volgens zijne grootheid. Hij is de allerhoogste dien men niet bereiken kan en | |
[pagina 454]
| |
die onder ons den vorm heeft aangenomen van eenen slaaf. Hij is het onvoelbaar vuur, maar wij, wij zien het en raken het met onze handen. Wij eten en wij drinken met hem. En nu loven wij uwen zoon zeggende: Heilig. De priester zegt: Heilig is de Heer, Heilig is de machtige. Heilig is de levende die niet sterft geboren uit de Maagd MariaGa naar voetnoot(1). O Maagd, gij die ons geeft de vrucht die geëten wordt en den drank die gedronken wordt! O Maagd, aan wie wij verschuldigd zijn het brood dat het leven geeft en de zaligheid aan degenen die het nutten vol geloof! O Maagd, aan wie we verschuldigd zijn het brood dat diegenen versterkt die er van eet, hem onkwetsbaar maakt en verhardt gelijk eenen edelsteen! O Maagd, aan wie we verschuldigd zijn den drank die voor diegenen die er van drinken vol geloof, de wijsheid doet opkoken en hem het leven en de zaligheid schenkt! O Maagd, aan wie we verschuldigd zijn den drank die degenen die er van drinken vol geloof, verzadigt, ze waggelen doet, ze doet vallen, en de zonde vermeerdert in plaats van ze te vergeven. En nu zingen wij den lof van uwen zoon, zeggende: Lof aan U, lof aan uwe macht, dat de lof omhoog klimme met de zuivere wierookswolken die we voor U doen omhoog stijgenGa naar voetnoot(2). De priester zegt: Jesus Christus, zoon van den levenden God, van wien alle goed ons toekomt en alle gaven, werd mensch en volbracht gansch de menschenwet zonder eens te falen. Hij leerde de wet der Joden, door Johannes werd hij gedoopt, in de woestijn werd hij bekoord, leed er honger en dorst, deed er wonderen tot den nacht toen dat hij verraden werd, offerde zich zelf tot den dood, onderrichtte zijne leerlingen door vele wonderen over zijn lijden en zijne kruisiging, zijnen dood en zijne verrijzenis ten derden dage met zijn vleesch en zijne ziel, zijne beenderen en zijn bloed. En zoo geschiedde het. Terwijl zijne leerlingen met hem nog waren aan zijne linkerzijde en zijne rechterzijde - en met hen moet men rekenen dengene wiens natuur het onkruid was dat gemengeld werd met het goede zaad, Judas die hem verraadde. De diaken zegt: Priesters! de handen omhoog! | |
[pagina 455]
| |
ConsecratieDe priester zegt: Toen nam Jesus Christus het brood in zijne heilige, zijne gewijde, zijne zuivere en vlekkelooze handen, blikte omhoog naar den hemel, naar U, o Maria, naar zijnen vader en smeekte om genade bij zijnen vader, en vertrouwde hem zijne leerlingen toe, opdat hij ze voor alle kwaad zoude vrijwaren. Hij zegende het brood, hij de gezegende; hij brak het brood om het uit te deelen, hij die heilig is, en hij gaf het aan zijne discipelen en hij zegde hun: Neemt en eet. Dit brood is mijn lichaam dat voor U zal geleverd worden tot verlossing van gansch de wereld. Op dezelfde wijze nam hij den kelk, hief de oogen ten hemel en zegde: Neemt en drinkt. Deze drank is mijn bloed hetwelk de lans voor U zal doen vloeien, en dit, zoo dikwijls gij het zult doen, zult gij het doen tot herdenken mijner dood en tot herinnering aan mijne verrijzenis. Het volk zegt: Wij zullen Uwen dood verkonden. De priester zegt: O Heer, gelijk alsdan, zegen dit broodGa naar voetnoot(1). Verdeel het en deel het uit. O Heer gelijk alsdan teeken dezen kelk met het teeken des heiligen kruis, heilig hem en offer hem op. Amen. Mijn priesterschap weze zuiver en U aangenaam. Amen. En dezen priester die hier met mij is en mij bijstaat in dit heilig altaargeheimGa naar voetnoot(2), doe met hem en met mij gelijk aan Joseph en Nicodemus die uw lichaam ter aarde bestelden. En geleid dezen diaken die mij dient tot den hoogeren trap van het orde der priesters tot hetwelk wij ook behooren. Vervul hem met de gave van rechtveerdigheid en genade gelijk Stephanus die het wezen der Heilige Drievuldigheid inziende vol bewondering stond en in een geschuifel uitbarstte bij het nederdalen van den Heiligen Geest op hem. De diaken zegt: Dat hij schuifele. Het volk zegt: Op hem en op uw volkGa naar voetnoot(3) dat verzameld is in uwe heilige kerk, met de priesters, de diakens, de grooten en de kleinen. Maak ze weerdig deelgenoot te worden van zulk een groot geheim. Wees barmhertig en veroordeel ons niet. O Heer Christus, heb medelijden met ons. O Heer Christus, heb medelijden met ons. O Heer Christus, heb medelijden met ons. | |
[pagina 456]
| |
De diaken zegt: Uit aller herten (ontsnappe deze kreet). De priester zegt: U met hen vereenigende (door de Heilige Communie). Verleen aan allen die aan dit Sakrament zullen deelnemen dat het hun weze een onderpand voor het leven in de eeuw der eeuw. | |
Gebed bij het breken des broodsHij is de Heer en de Schepper, en het begin en het einde van alle dingen, de heer en meester van alles, hij die alles in zijne handen houdt, hij dien de engelen en de aartsengelen, de tronen en de heerschappijen, de krachten en de machten, de zon en de maan, de sterren en de hemelkoren aanbidden, want die allen zijn zijne dienaars en zijne dienstknechten. Aan hem behoort alle macht en alhoewel badend in den rijkdom werd hij arm. De liefde leidde den machtigen zoon van den troon tot de slachtbank. O offerstier die met de horens niet tegen werkte diegenen die hem tot het offer geleidden; maar zijnen nek aanbood aan diegenen die hem verwurgden. O lam dat niet kloeg voor degenen die het slachtofferden! O geduld dat den mond niet opende in het lijden, en vóór degenen die het doorstaken. O brood, genomen uit de broodkas van Joseph en in dewelke hij eene kostelijke perel vond. O drank, ontsproten in de woon waar nooit een man is binnengedrongen. O wonder van het kruis dat verschillend is van dit brood, en toch niet verschillend noch verscheiden is, want zijn uiterlijk, zijne liefelijkheid, zijne zoetheid is maar één en gelijk zijne godheid van zijne menschheid niet verscheiden is en niet verschillend, zoo ook is niet verscheiden en verschillend dit wonder van het kruis hetwelk verschillend is van dit brood.Ga naar voetnoot(1) En zoo wordt uwe grootheid gemengeld met uwe kleinheid, en uwe grootheid met onze kleinheid, O gij de Heer der eeuwen, de heer der heeren. De diaken zegt: Bidt. De priester zegt: Aanhooren we deze stem tot de laatste lettergreep. Door haar zullen we beschuldigd worden door haar zullen we veroordeeld worden, door haar zullen we bermhertigheid vinden. Gelijk de goddelijke zoon uit den hemel der hemelen is nedergedaald om te oordeelen en om bermhertig te wezen, zoo zal dit brood aanklager, rechter, en bermhertig zijn. Bij dit schrikverwekkend woord is de geest met angst geslagen, de ledematen rillen, het herte breekt en verdroogt in | |
[pagina 457]
| |
onze borst. - Zie, daar is het goddelijk brood gebroken, daar is veerdig de heilzame kelk. Dat hij die 's Heeren lichaam nutten wil, nadere. Maar eerst ontvlamt uwen geest en zuivert uw herte, indien het soms niet zuiver ware en dat hij de zonde verfoeie. Indien hij soms in zonde ware gevallen, dat hij niet vergete, hetgeen niet vergeten wordt. Indien er soms iemand dit offer moest onteeren dat hij achteruit trekke en niet dichter nadere. Dat hij dit brood niet aanzie als wezende enkel een aardsch brood, want dit brood is het vuur der godheid. Welke is de mond die dit brood zal nemen. Welke is de mond die dit brood zal nuttenGa naar voetnoot(1). Welk is de maag die dit brood zal inhouden. Zeggen we nu: O Heer, handel met ons volgens uwe bermhertigheid, niet volgens onze zonden. De diaken zegt: Sta rechtGa naar voetnoot(2). | |
DankzeggingDe priester zegt: Naar U, o Heer, schepper van alle onzichtbare dingen, o God, richten we onze zielen. Vóór U vernederen wij ons, vóór U die U boven alles vernederd hebt. Wij aanbidden U, o alleraanbiddelijkste. Wij onderwerpen ons aan U die alles onder uwe macht stelt, de geheimen ontsluiert en de ontsluierde geheimen weer bedekt. O gij die doet buitengaan | |
[pagina 458]
| |
die binnen zijn, en doet binnengaan diegenen die buiten zijn, aanhoor nu het snikken van uw volk, dat U aanroept in rechtveerdigheid, O meester der zielen. En gij, christen volk mochtet gij eens, gelijk gij hier vergaderd zijt op dezen dag op den heiligen berg Sion en in het vrije en het hemelsche Jerusalem vereenigd zijn, opdat gij, gelijk ge me de Misse van Maria hebt aanhoord, zoo mochtet hooren het spelen der speeltuigen der jonge dochters, en het lofgezang der engelen die hunne beenderen vetten van het geweldig genieten. Dat de Heer U binnenleide in zijne laaiende tenten, waar Jesus Christus zetelt, het hoofd der priesters, daar waar geschilderd is het beeld van zijn aanschijn, zijne blinkende kroon en zijn schitterend gewaad dat 's menschen hand niet heeft samengeweefd, en die het werk zijn eener hoogere kunst. Dat Hij U binnenleide daar waar vereenigd zijn de heiligen, de profeten, de predikende apostelen, de zegerijke martelaars, de gezegende rechtveerdigen, de godgewijde priesters, de maagden en de volmaakte monnikken en eindelijk dat hij U binnenleide in de vergadering der heilige en eenige kerk die boven al de andere staat. En met hen, de kostbare ark, Onze Lieve Vrouw Maria. Bekleeden we ons dus niet met hoogmoed en heerschzucht waarmede de dood bekleed is, de dood die tot de hel geleidt. Streven we naar de nederigheid en de zuiverheid, niet alleenlijk de zuiverheid van het vleesch want het is in de zuiverheid van geest dat de propheten den Heere zien en hem aanschouwen aanschijn aan aanschijn. Winnen we de liefde aan en de nederigheid, want het is omdat ze den Heer liefhadden dat Hij hun de macht gaf door dewelke zij binden en ontbinden alle banden der zonden. Verwerven we dus de stilzwijgendheid en de zachtmoedigheid gelijk Maria omdat de Heer haar prijst zeggende: ‘Zij heeft het beste deel gekozen dat haar niet zal ontnomen worden.’ En nu bidden we den uitdeeler van alle goed, onzen Heer en onzen God. De diaken zegt: Bidt. De priester zegt: O Maagd, spreek bij Hem die niets vergeet en zich alles herinnert, spreek Hem o Maagd van zijne geboorte uit U, wanneer hij de Bethleem geboren werd; zeg Hem, dat hij met windels werd omwonden en dat een os en een ezel Hem verwarmden met hunnen adem in de dagen van koude en vorst. Spreek Hem, o Maagd, over zijne reis met U, als ge met Hem vluchtte van dorp tot dorp in de dagen van koning Herodes. Spreek hem, o Maagd, van de bittere tranen die ge weendet uit uwe oogen en die biggelden op de kaken van uwen lieven zoon. Spreek Hem, o Maagd, van den honger en den dorst, en van | |
[pagina 459]
| |
de nare droefheid, en van al wat aan U en aan Hem pijnlijks overkwam. Spreek hem van de bermhertigheid en niet van den toorn. Spreek hem van de zondaars en niet van de rechtveerdigen. Spreek hem van de onzuiveren en niet van de zuiveren. En nu loven we den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest, nu en altijd en in de eeuw der eeuw. Amen. | |
Laatste ZegenBedanken we den Heer voor al de weldaden met dewelke Hij ons heeft overladen, en zijne Heilige Moeder wier Misse wij hebben gezongen. En wij, wien hij door zijne goedheid de macht heeft gegeven de Heilige Misse op te dragen, wij eindigen ze met dankbaarheid. Aan hem zij alle lof, want Hij is de wijze, tot in de eeuw der eeuw. Amen. O onze meesteres, Maria, behoed het rijk en het leger van den koning der koningen, Sakel Marjam en uwe dienstmaagd, Walata Mikaël, in de eeuwen der eeuwen. Amen en Amen. Het zij zoo. Het zij zoo.Ga naar voetnoot(1)
Rome, Mei 1909. E.H. Hendrik De Vis. |
|