Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909

[p. 413]

Beethoven

O streng gelaat, waarin de hartstocht diep

de voren groef van ongemeten wee,

daar Godes geest een wereld in u schiep

bij 't luistren naar 't geklots der klankenzee,

o, 't is alsof uw beeld, in doodenvree,

nog ál uw liefde en ál uw lijden riep,

een macht'ge hymne of een bange bee

van 't leven dat verholen in u sliep.

Uw oogen, die den trans doorpeilden, zijn

voor eeuwig toe, en rond uw ooren klaagt

vergeefs 't orkaan den schrei der bitse pijn,

die rustloos ook úw boezem heeft doorknaagd.

Maar hoort gij thans 't ontzaglijk hemellied

waarvan uw zang deze aarde een weerklank biedt?

13 November 1909.

Constant Eeckels.