Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909
(1909)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 338]
| |
Toelichtingen bij de Vlaamsche wenschenGa naar voetnoot(1) op het congres te MechelenToelichting op 23n SeptemberDat op een Congres van Katholieke werken een loflied ter eere van het vrij onderwijs weerklinken moest, kon niemand betwijfelen. Wij doen daar heel graag aan mede: op de wijze van ‘De(n) Vlaamsche(n) Leeuw’ immers was het dat het strijdlied: ‘Ze zullen haar niet hebben de schoone ziel van 't kind’ door Vlaanderen dreunde. Nochtans zijn er nog huisvaders die, wat het onderwijs hunner kinderen betreft, niet vrij zijn: Ik bedoel de Ka- | |
[pagina 339]
| |
tholieke, Vlaamschgezinde huisvaders die hunne kinderen noodzakelijk moeten laten verfranschen. Katholiek Vlaamsch onderwijs bestaat om zoo te zeggen niet. De Hoogeschool te Leuven, met alle er van afhangende inrichtingen, de hoogere vrije handels- of landbouwgestichten zijn Fransch. Fransch is voor drie vierden het middelbaar onderwijs der jongens. Fransch bijna uitsluitend het onderwijs der meisjes. Zelfs het lager vrij onderwijs, vooral dat der meisjes, is van verfransching doordrongen. De Vlaamsche vrouwen leeren hare taal verachten en de hoogere standen zien nog steeds op het Vlaamsch neder als de blanke Amerikaan op de negers, zijne landgenooten. Wanneer men het verband kent tusschen taal en vaderland, wanneer men een weinig in de ziel voelt voor het begrip moedertaal, wanneer men weet hoe de taal een middel is tot verbroedering onder menschen in eene zelfde streek komt men tot het besluit: ‘Tegenover ons Vlaanderen heeft het katholiek vrij onderwijs zijnen plicht niet gekweten en dit verzuim is de bron van allerlei onheilen in ieder opzicht’. In opvoedkundig opzicht wordt de ontwikkeling der Vlaamsche kinderen daardoor verhinderd. Zij moeten naar omhoog op kreupele beenen en b.v. uit het Latijn in het Fransch vertalen wanneer ze nog niet voldoende Fransch kennenGa naar voetnoot(1). In vaderlandsch opzicht is het gebruik van het Fransch als voertaal een onheil voor de verstandelijke eenheid van het Vlaamsche volk - is de verfransching een gevaar voor ons bestaan als volk. ‘Het Vlaamsch’, zeide Leopold I te Gent, in 1850, | |
[pagina 340]
| |
‘het Vlaamsch is een der krachtigste middelen tot behoud der Belgische nationaliteitGa naar voetnoot(1). En Mgr Namèche sprak tot de studenten aldus: ‘Blijven wij Vlamingen, indien wij Belgen willen blijven; ons bestaan als volk hangt er van af’. De Fransche handboeken welke men aan de vrije middelbare gestichten gebruikt, zijn dikwijls niet alleen Fransch wat de taal maar ook wat den geest betreft. Zoo herinner ik mij dat toen wij de aardrijkskunde aanleerden in het handboek van Alexis wij tienmaal meer te leeren kregen over de aardrijkskunde van Frankrijk dan over diegene van Duitschland en andere landen, net of wij inniger met Frankrijk verbonden waren dan met de andere naburige landen; - ook kregen wij daarin eene kostelijke nota te lezen - het schijnt dat ze nu in de boeken niet meer bestaat - over ‘quelle est la capitale de l'univers?’ Het antwoord kunt ge raden: noch Londen, noch Berlijn, noch Weenen, maar Parijs... dan volgde eene litanie van lof ter eere van die stad waarover De Vigny schreef ‘immense égoût’ en De Musset: ‘La ville du monde
Où le libertinage est à meilleur marché,
(de) la plus vieille en vice et de la plus féconde,
Je veux dire Paris’. (uit Rolla).
Ook in onze handboeken voor geschiedenis wordt Frankrijk veel te veel voor het middenpunt gehouden van de wereldgebeurtenissen en wanneer men b.v., den oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk verhaalt streeft men er naar den indruk te verwekken dat Fransche dapperheid overwonnen werd door Duitsche overmacht. Maar ik weet het te wel dat vele menschen niets gevoelen voor moedertaal, en feitelijk ook geen zuiver begrip over de vaderlandsliefde hebben. Daarom wil ik vooral steunen op het belang der zaak met het oog op de Katholieke werking. Tot verspreiding van de katholieke gedachten, tot verdediging van ons geloof bij het Vlaamsche volk is het noodzakelijk dat de ontwikkelde, gestudeerde Vlamingen door het | |
[pagina 341]
| |
Vlaamsch in den godsdienst en ook in de godsdienstverdediging zouden onderwezen worden. Spijtig dus dat de onderrichtingen over het vrij middelbaar onderwijs voorschrijven dat geloofsverdediging door het Fransch zal aangeleerd worden. In opzicht van zedelijkheid kunnen wij bij de Franschen en in hunne letterkunde weinig leeren. Het zou dus beter zijn een dam op te werpen tegen de verfransching, want de Fransche taal voert grootendeels in ons land goddeloosheid en zedeloosheid in. Het is wel te prijzen dat de Minister van spoorwegen op de Belgische banen het invoeren van die Fransche vuiligheid ontzegt, maar veel radicaler zou het zijn hier te lande uit te roeien niet de kennis van het Fransch maar de overdrevene dolheid naar alles wat Fransch is en uit Frankrijk komtGa naar voetnoot(1). Onze eigene, fraaie letteren, zoowel als onze wetenschappelijke literatuur hebben wij te beveiligen tegen zedelijken ondergang. Wij moeten, Katholieke jongeren, het zwaard der moderne tijden, de pen, leeren hanteeren, wij moeten den goedendag onzer dagen, het woord weten te gebruiken: en, daar wij in Vlaanderen leven, moeten wij goed, fatsoenlijk Vlaamsch leeren schrijven en spreken. Het volk immers kunnen wij slechts behouden of veroveren voor onze gedachten door de moedertaal: Zonder Vlaamsch zijn eene maatschappelijke en eene staatkundige ingrijpende werking onmogelijk. Is het dan niet doodjammer dat zoovelen, die alle hoedanigheden om goed te doen bezitten niets vermogen ten gevolge van hunne onkunde der Vlaamsche taal en dat zij zelven, die de hoogste staatkundige betrekkingen waarnemen, voor het volk staande slechts wat Vlaamsch kunnen stamelen en hunne candidaturen soms moeten laten verdedigen door werklieden, die nadat ze een ganschen dag aan het getouw arbeidden nog moedig genoeg zijn om zich te oefenen in de welsprekendheid. Reeds dikwijls klonken noodkreten over het land en betreurde men het gemis aan Vlaamsche redenaars vooral | |
[pagina 342]
| |
te Brussel en te Gent. Op het Congres van Mechelen, in 1891 gehouden, werd de noodzakelijkheid van de kennis der Vlaamsche taal schitterend bewezen o.a. door den zeer Eerwaarden Heer Kanunnik Dr H. Claeys en door Prof. De Ceuleneer. Dit alles bracht echter weinig aarde aan den dijk. Er werd niet geluisterd. Met het inzicht de wonden van het Vlaamsche volk te heelen en het alom dreigend gevaar te keer te gaan draag ik aan de vergadering de wenschen der Katholieke Vlamingen voor. | |
Toelichting op 25n SeptemberIk zal slechts kortbondig herhalen wat ik op de vergadering van eergisteren zeide en eenigszins de wenschen toelichten welke ik de eer had voor te dragen: Onze stellingen zijn de volgende: Heeft het Vlaamsche kind recht op onderwijs, overeenkomstig zijn aard en de regelen der opvoedkunde, dus door het Vlaamsch? Ons antwoord is ja. Heeft het Vlaamsche volk recht op onderwijs dat nationaal is in zijn geest en in de klaarste uiting van dien geest: de vaderlandsche taal? En het antwoord is ja. Evenals bij alle volken, zelfs diegene, wier talen geene wereldtalen zijn, moet hier te lande het onderwijs door de moedertaal gegeven worden omdat, alvorens de groote buitenwereld, welke de expansionisten ons voorspiegelen, te veroveren, het kind eerst zijne eigene binnenwereld, zijne verstandswereld meester dient te worden: Het moet leeren denken en spreken, dan zal het in zijn eigen taal er in slagen werken te schrijven, welke iedereen zal moeten raadplegen al zijn ze in geene wereldtaal geschreven. Bekende Prof. Mansion gisteren niet dat hij het Zweedsch had aangeleerd opzettelijk om eenige Zweedsche boeken over de wiskunde te bestudeeren? De gezonde beginselen der opvoedkunde worden toegepastGa naar voetnoot(1) bij het onderwijs - het lager ten minste - in de Christelijke leering. | |
[pagina 343]
| |
Ofwel is het onderwijs door de moedertaal niet voordeelig, dan onderwijze men ook den Catechismus door eene vreemde taal; Ofwel is dit onderwijs het beste, dan passe men het toe op alle vakken. Vooral bij het onderwijs in de klassieke talen gebruike men het Vlaamsch als voertaal. De heer A. Roegiers heeft het nut er van bewezen in eene zeer degelijke bijdrage: De verdere vervlaamsching van het middelbaar onderwijs van eersten graad, Gent, A. Siffer, 1901. De heeren Jan Van Beers, Prof. De Ceuleneer, Z.E. Kanunnik Muyldermans treden tot dezelfde meening toeGa naar voetnoot(1). Ik wees eergisteren op het gevaar uit Fransche handboeken over aardrijkskunde en geschiedenis te onderwijzenGa naar voetnoot(2). Simon Steven beweerde dat het Vlaamsch de best geschikte taal was tot het schrijven over- en het onderwijzen in de wiskunde. Er bestaat geene reden om hier te lande in Vlaamsch-België aan het Nederlandsch de plaats te weigeren, welke, tot in de kleinste landen toe, aan de moedertaal wordt verleend. * * *
Wat de vaderlandsche belangen betreft, kunnen wij gerust staande houden met Profrs Pirenne en Kurth dat tweetaligheid, door lange eeuwen heen, een kenmerk is geweest van de volken op het Belgisch grondgebied wonende. De heeren Demarteau en anderen zetten uiteen hoe het er in het prinsbisdom Luik toeging en de toestand was rijk aan lessen in de rechtvaardigheid en de verdraagzaamheid. Waar twee talen bestaan in een land, beide door een belangrijk getal burgers gesproken, moet er geene taal van | |
[pagina 344]
| |
eerste, geene van tweede klas zijn; beide talen moeten volkomen op gelijken voet staan en van eerste klas zijn. Anders te handelen is het volk dwingen naar de eischen der administratie in plaats van deze te schikken naar het volk. Ik poogde ook te bewijzen dat met het oog op ons Katholiek leven de vervlaamsching van ons onderwijs onmisbaar is. Wij willen den godsdienst ten aanzien van ons volk verdedigen, het bekend maken met de heerlijkheid der kerkelijke liturgie: dus moeten wij in staat gesteld worden dat het eerst en het best te kunnen in de taal van ons volk. Wij willen op letterkundig en maatschappelijk gebied goed doen, schoon en goed werk verrichten en eerst en vooral aan ons volk alle schoonheid en wetenschap toonen overstraald met het licht van de eeuwige schoonheid en waarheid: - Om dit te kunnen, vragen wij dat aan de Vlaamsche kinders onze eigene letterkundige, wetenschappelijke taal zou aangeleerd worden; wij willen luisteren naar de stem van Paus Leo XIII die beval tot het volk te gaan en begeeren dat het onderwijs ons de middelen aan de hand zou doen om het te treffen door het eenig middel waardoor het te treffen is: door het spreken der moedertaal. Andere talen kunnen tot het verstand spreken, alleen de moedertaal dringt door tot in het hart. Ik herinnerde de wenschen op het Congres van 1891 uitgedrukt en de volgende prachtbladzijde uit Pater Rutten's voordrachten tot de Leuvensche Vlaamsche Studenten.
‘Wanneer wij, Vlaamsche en volksgezinde priesters, soms onze vuisten voelen jeuken, telkens als wij de verfransching onzer hoogere standen machteloos moeten aanschouwen, dan is dit omdat wij alle dagen meer gewaar worden, dat daar de groote hinderpaal ligt voor onze maatschappelijke werken. Neen, Mijne Heeren, zijn wij Vlaamschgezind, 't is niet om op geestdriftverwekkende landdagen een gemakkelijken bijval in te oogsten, 't is zelfs niet niet enkel omdat, “die taal met onze gedachten zelf is geboren en uit ons wezen niet meer te wisschen is,” niet enkel omdat, “onze bosschen, al onze avonden en morgenden, met al hun | |
[pagina 345]
| |
weiden en wolken, de kleur hebben der Vlaamsche woorden, en alle woord dat we uitspreken ons inniger verbindt met de aarde die ons gemaakt heeft”Ga naar voetnoot(1) niet enkel omdat we van geen volk willen waar geen eigenaardigheid noch fierheid meer in zit, en 't welk op den duur, voor zijne gedachten geen ander voertuig meer vindt dan een erbarmelijk samenraapsel van kreupel Fransch en- gebrekkig Vlaamsch, - neen; het is ook en veel meer, omdat in Vlaanderen, bij gebrek aan gemeenschappelijke en zwierig gesprokene tale, het hart van den rijke te dikwijls een gesloten en gezegeld boek blijft voor den arme, - omdat de werkman gemakkelijker luistert naar volksverleiders die hem in zijne tale vleien, dan naar patroons die hem hunne gedachten niet kunnen meêdeelen, omdat de volksvrouw geen genegenheid voelt voor de meesteres die 't Vlaamsch maar kent in de keuken, omdat ons volk niet altijddurend vertrouwen schenken zal aan leiders die hem maar, van tijd tot tijd, van achter een papierken eenige slecht vertaalde volzinnen komen aflezen, omdat met éen woord, de stalen banden, die thans meer dan ooit in ons Katholieke Vlaanderen al de standen moeten aaneenhouden, enkel gesmeed kunnen worden door een gloeiend woord, als van zelf opvlammende uit een gloeiend hart.’ (Dr. G.C. Rutten ‘De wetenschap des levens’, blz. 38-39).
Willen wij op het gebied der staatkunde de katholieke belangen in Vlaamsch-België voorstaan dan behoort het dat alle jonge katholieke Vlamingen, die studeerden aan Vlaamsche middelbare onderwijsgestichten, fatsoenlijk in het Vlaamsch kunnen denken, spreken en schrijven. Ze knnnen dit niet zonder het te leeren. Van die beschouwingen gaan de eerste drie wenschen uit. Een woordje meer over den tweeden wensch. Is eene wet in onderwijszaken mogelijk zonder de grondwet te krenken? Neen en ja. Neen: Geene wet heeft b.v. het recht te bepalen dat in de Colleges van Vlaanderen Vlaamsch zal geleerd worden, gedurende eenen bepaalden tijd of op eene bepaalde | |
[pagina 346]
| |
wijze. Ieder heeft het recht scholen op te richten zooals hij ze goedvindt met alle mogelijke vakken, met die voertaal welke hij verkiest. En de regeering mag de scholen, haars ondanks, aan het staatstoezicht niet onderwerpen. Ja: De wet regelt vrijGa naar voetnoot(1) het begeven dier academische graden, welke wettelijke gevolgen medebrengen en opgesomd worden in de wet van 1890-1891. Iedereen mag hoogescholen oprichten en daar alle denk- en ondenkbare graden verleenen zonder dat eene wet het recht heeft tusschenbeide te komen, maar de wet is het welke aan zekere graden wettelijke gevolgen toezegt, en bepaalt onder welke voorwaarden die gevolgen aan de bedoelde graden verbonden zijnGa naar voetnoot(2). Wij vragen wettelijke regeling omdat wij er aan houden dat de vervlaamsching over geheel Vlaanderen zou uitgebreid worden, dat er algemeenheid en voortdurendheid zouden bestaan, dat de gestichten malkaar niet zouden onderkruipen door speculatie op franschdolheid van menigen huisvader, dat de oversten de wet zouden kunnen wijzen aan hen die tegen heug en meug verfransching willen. Men roept tegen ons den wil der huisvaders in: Die wil is inderdaad dat de kinders Fransch zouden leeren, en daarmede uit. De ouders hebben gelijk de kennis der fransche taal te eischen. Het kost ons niets dit te bekennen. Maar zeggen de huisvaders ooit dat alles door het Fransch moet worden onderwezen? Neen, nietwaar. Men zegt en men herhaalt steeds, dat de Vlamingen al spelende vreemde talen, vooral het Fransch, machtig worden en men vertelt met een glimlachje op den mond dat, naar het getuigenis van Luther, wanneer men met een Vlaming, in een zak, op een paard gebonden, verschillende landen doorreist, de Vlaming, bij zijn terugkeeren, al de talen dier landen kennen zal. Als het nu toch zoo is en het leeren van het Fransch | |
[pagina 347]
| |
zoo vlot gaat is het niet noodig om de ouders te voldoen - men voldoet ze zoo graag wanneer hunne meening met diegene der leiders van het vrij onderwijs overeenstemt maar zal hen, en te rechte, niet raadplegen over het behoud of het afschaffen der klassieke humanioraGa naar voetnoot(1) en alle andere zaken, - dat de voertaal van het onderwijs de Fransche zou zijn. Hoe die wet tot regeling van het onderwijs zijn moet, onderzoeken wij hier niet. Dat is de taak van den wetgever. Ik geef eenige middelen aan als voorbeeld. Gaat eene deugdelijke, wettelijke regeling door, dan zal in zekere Vlaamsche arrondissementen onder de katholieke Vlamingen eene zoo groote geestdrift ontstaan dat de vereenigde krachten onzer tegenstrevers zich het hoofd er tegen zullen te brijzel loopen. Wij verwachten natuurlijk meer dan dit minimum van de vrije handeling der steeds talrijker wordende Vlaamschgezinde superiors en leeraars. (IIIe wensch). De vervlaamsching der vrouw is onmisbaar: Zij is echtgenoote, moeder, leerares, onderwijzeres. Eene Vlaamsche burgerij zonder Vlaamsche vrouwen is ondenkbaar. Vooral wat de vrouwen betreft, is de toestand ellendig. In sommige gestichten schijnt men er op gesteld te zijn de Bornier's bekend vers ‘Tout homme a deux pays: Le sien et puis la France’
te willen omzetten in: ‘Tout homme a deux pays: la France et puis le sien’
Hier ook is algemeene regeling noodig om de boven aangehaalde redenen doch wettelijke tusschenkomst gaat niet, behalve indien toelagen verleend worden.Ga naar voetnoot(2)
Onderwijs door Fransche kloosterzusters aan Belgische leerlingen zou moeten onmogelijk gemaakt worden. | |
[pagina 348]
| |
Eene algemeene tusschenkomst van H.H. de bisschoppen is volstrekt noodzakelijk. (IVe wensch). De vijfde wensch betreft uitsluitend Waalsch-België: hij werd ingegeven, gedeeltelijk door het lezen van redevoeringen van de beste verdedigers der Waalsche belangen als volksvertegenwoordigers Hoyois en Harmignies, gedeeltelijk door het overwegen van de geestelijke ellende waarin zich bevinden die duizenden Vlaamsche werklieden die uit broodnood naar Waalsch-België gaan werken. Die menschen, al schijnt men dit soms te vergeten, hebben ook eene ziel. Mgrs Heylen en Walravens verklaarden gisteren, dat zij van al hunne priesters de kennis der Vlaamsche taal zouden eischen. Uitstekend: dat is het echte middel tot verzoening: dat de ontwikkelde Walen onze Nederlandsche taal aanleeren dan is ieder Belg in gansch België te huis. Ik vraag geen wensch tot wettelijke regeling omdat ik hoop dat deze vijfde wensch algemeen zou aangenomen worden en omdat de Walen het niet eens zijn over de doeltreffendheid van wettelijken dwang. Eenigen zullen misschien gevraagd hebben waarom wij die kiesche zaken in het Congres te berde brachten. Waarom? Omdat wij Katholieke Vlaamschgezinden, de oplossing aller twistpunten willen zoeken in de katholieke partij, die wij nooit verlaten zullen - niet er buiten; omdat onze partij de Katholieke is, dat wil zeggen de algemeene, open als de armen van den Gekruisigde, open als het hart der moederkerk voor de jonge republieken zoowel als voor de oude keizerrijken, wachtende op den terugkeer naar haar van de inwoners der van-nijverheiddaverende nieuwe steden van Amerika zoowel als van diegene van het heilig, tempelenrijk Moskou. Omdat dit Congres een Katholiek is, zijn wij gekomen misschien niet, als de oude Keizerlijke garde maar als een korps scherpschutters gelijkende op de soldaten van zestien jaar die te Lützen en te Bautzen de krijgers, begraven onder de Russiche sneeuwvelden, vervingen. Wij zijn gekomen omdat dit Congres nationaal is en wij dus te verdedigen hadden de vaderlandsche belangen van onzen stam waarvan het grootste is: onderwijs door eigen taal. Ook nog om te toonen dat wij, Katholieke Vlaamsch- | |
[pagina 349]
| |
gezinden, geen lichtschuwe vledermuizen zijn, fladderende in het halfduister van afgelegene zalen, dat wij geene samenzweerders noch dolkenbereiders in het duister zijn, dat wij durven vooruitkomen met onze gedachten, in de vrije, ruime congreszalen en onze rechten trachten te verdedigen suaviter in modo doch ook fortiter in re. Wij zijn gekomen niet uit jacht op rumoer noch zucht om verdeeldheid te zaaien, maar om broederlijk middelen te zoeken tot het bekomen der eendracht, niet van de eendracht gelijk ze bestaat tusschen een ruiter en zijn paard dat soms wat haver, soms wat slaag krijgt, maar de verstandhouding van twee broeders in hetzelfde vaderhuis. - Broeders vergeven malkaar zoo gemakkelijk eenige bitsige woorden. - Zij die sedert eenige jaren te midden de Vlaamsche beweging staan, zien met vreugde hoe die beweging steeds wast en stijgt: Het is een echte zegevloed, komende met het kalm geweld van groote wateren. Laten wij hem niet vreezen: Het is geene verdelgende zee maar een doopsel van vernieuwing op het hoofd van ons vaderland. Men denke niet aan terugslaan: Het is onmogelijk. Men denke niet aan dammen noch dijken. De vloed is sterker dan die dammen en die dijken. Boven de wateren, als eene ark, drijft onze Katholieke gedachte en wij verkiezen weldra tot zinnebeeld niet den blauwvoet die den storm meldt maar eene blanke duif ons brengende, van wege het gezag, den groenen olijftak van den vrede.
L. Dosfel.
Nawoord: Over de wenschen werd niet gestemd. Het was nochtans opvallend dat de overgroote meerderheid der aanwezigen ze goedkeurde. |
|