| |
| |
| |
Boekennieuws
Sonnetten en gedichten van Huibrecht Haenen, 1908, met inleiding van den uitgever J.M. Thomissen, 165 blz. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen.
Te Hasselt geboren in 1873, geheel zijn leven zwak en gebrekkelijk, gedurig ziekelijk, ‘den rug door zenuwkwaal geradbraakt en gekromd’, overleed Huibrecht Haenen in zijne vaderstad, ten jare 1908, na 12 maanden van onverbiddelijk lijden.
Hij liet verschijnen: 't Vaandel met het Roode Kruis, Door het Leven (1895-1898), Avondschemering (1906); en eindelijk, na zijn dood, werd zijn laatste bundel Sonnetten en Gedichten door den Heer Thomissen uitgegeven.
H.H. werkte vaak te snel, was al te dikwijls slordig en toch was het een waar dichter. Wat hij voelde en dacht, bewonderde en beminde zette hij om in klank en beeld. Hij minde zijn Vlaamsche streek met haar Limburgsche pracht, met haar statige bosschen;
het bonke woud staat vlammend daar te pralen
in 't najaarsrood dat van de stammen glijdt. (bl. 31.)
met het zingende koren:
wijd wiegt de zee der slanke korenhalmen (bl. 63.)
met velden en heide, met kalme avonden en mysterievolle nachten, met grijze najaarsluchten en witte winterdagen.
Dat alles leeft en roert in zijn gedichten, nagekeken en doorvoeld, gekleed in pracht, soms in overmaat van beelden.
't Is een boek van liefde en bewondering, maar vooral een boek van lijden. Heel het droef leven van H.H. klaagt in zijn verzen; gejammer en gesteen, wanhoop en moedeloosheid, gelatenheid en gebed zingen beurt om beurt in die gedichten.
Den groenen palm der hoop, dien 'k immer droeg
Ik werp hem weg. (bl. 3.)
Ik heb genoeg geleefd, genoeg geleden,
ik ben zoo levensbeu, zoo lijdensmoe. (bl. 36.)
Maar snel daarop verzacht zijn stem, en met een flikkering van hoop:
'k ging voort, wijl 'k naar de starren blikte. (bl. 45.)
en eindelijk ruischt het van zijn lippen tot de Moedermaagd:
O ruische zachtjes van mijn veege lippen
als mij de zwakke adem zal ontglippen.
uw zegenaam waarvoor de vijand vlucht. (bl. 121.)
Lijden, lijden, op elke bladzijde, tot eindelijk die schoone
| |
| |
bundel sluit met een roerenden jammerkreet, in overmaat van pijn geslaakt, toen de dood nakende was.
En de dood kwam, te vroeg helaas. Want, hoe ernstig het talent van H. Haenen ook was, tot zijn volle rijpheid was het nog niet gekomen. Slordigheden in stijl en versmaat, beelden, onjuist gekozen, of te kwistig gebruikt, ondichterlijke nuchterheid ontsieren al te vaak de prachtigste bladzijden. Neen H.H. had zijn hoogste hoogte niet bereikt; het was een echte dichter, die veel beloofde en zeker veel zou gegeven hebben. Maar God heeft hem ons te vroeg ontnomen.
J.F.
| |
Recitatieven, door Theod. Islees. - Rotterdam, W.L. en J. Brusse, 1908, 170 blz.
Uit deze poëzie spreekt een sterkere persoonlijkheid dan dan uit die van Martin, eventjes in 't vorige Warande-nummer gerecenseerd. En toch is dit boek een teleurstelling in zoover dat het achter zijn uiterst eigenaardigen vorm een uiterst eigenaardige persoonlijkheid doet vermoeden - die men niet vindt. Want men kan iemand zijn, zonder daarom zoo 'n zonderling te wezen als deze dichter zich wil voordoen. Waarom moet iemand met zoo echt een talent zooveel omhaal gebruiken, en zoo poseeren?
Islees geeft ‘recitatieven’, geen rijmende verzen, geen verzen zelfs naar ons traditionneel begrip; hij zegt zangerig zonder geijkte maat, en de rythme, die opkomt in hem, werpt hij zoo maar uit. Maar dat juist geeft hij voor: dat kón Verlaine, Islees kan het niet, en vele van zijn rythmen zijn integendeel pijnlijk bewerkt. Daarmee is niet gezegd dat ze als effekt verkeerd loopen; hoor maar hoe volledig en kort-krachtig de herfststorm wordt weergegeven:
De loeiende boomen, stroefknársende fluiten,
de zwoegende takken, die rekken luchtvákken
uit-een. En keerende slaan ze elastisch ineen,
hun schitterend metalige pluimen,
die staan... wágglen, als dronken, gerammeld dooreen.
Zeker, hier ook is 't impressionisme for ever; sommige stukken zijn niets anders dan rudimentaire schildernotas. Maar toch toont Islees een even sterken zin voor zielsontleding als voor zinnelijke ontvankelijkheid. Jammer maar dat hetgeen letterkundig het beste zou heeten, zedelijk zoo bedenkelijk is: het echt gevoel van dezen dichter is dikwijls verboden gevoel, dus gemankeerde kunst.
Het minst is Islees waar hij door allervreemdste kleuren een indruk van werkelijkheid wil weergeven, zooals in de afdeeling ‘Mijn land’. Hij legt het erop aan, geloof ik, in de poëzie na te bootsen wat de Hollandsche landschapjes geven, ge weet wel, die met hun gele lucht en hun blauwe weide. Men wordt niet eens gewaar dat de natuur der kleuren hier 't onderst boven is gekeerd: er schuilt immers in die dingetjes een gezonde, ongewrongen idee. Hier niet aldus... Het naieve is vervluchtigd.
Op zijn malst is Islees waar hij philosopheert in zijn recitatieven: 't is Plato die spreekt, maar 't is ook Plato aan 't koordendansen.
Islees is iemand: wij herhalen 't. Maar als hij er op uit is een Hollandsche Verlaine te worden, dan is Islees nog niet halverwege.
J.P.
| |
| |
| |
Onze letterkunde: Overzicht der Nederlandsche letterkunde met bloemlezing, door Dr J. Van der Valk. Deel I, Middeleeuwen. - Rotterdam, J.M. Bredée. 1908. 500 blz. fl. 2.70.
Dit is een werk dat er allang moest zijn. Want wat het voorwoord zegt is een droeve waarheid... ‘Er zijn bloemlezingen uit onze Letterkunde die met roekelooze verwaarloozing van een zoo geheel eenigen aanvang, waarin bij veel navolging toch het oorspronkelijke, voortreffelijke uitstaat boven het beste uit den vreemde, beginnen met den tijd der Renaissance, die het echt nationale in onze toen reeds meer dan drie eeuwen tellende letterkunde, door de vaak slaafsche nabootsing van een polytheïstische en pantheïstische literatuur. met het zetten van den Olympus op onze lage landen bij de zee, voor tijden heeft overgeschaduwd, en, zoo het scheen, gefnuikt.’
Uit die voor de scholen onbekende schatten, haalt Van der Valk met smaakvolle keuze het schoonste en, zoo niet, het om zijn beknoptheid best geschikte op.
Dit eerste deel gaat van de 12e tot de 15e eeuw. Uit onze romans, voor een ontzaglijke hoeveelheid uit Frankrijk afgekeken, wordt het meest oorspronkelijke, het meest kenmerkend Germaansche gegeven. Zoo uit het Roelandslied: Roelands laatste strijd; uit Willem van Oringen: De Monnik en de Roovers; uit den roman der Lorreinen: De Kluizenaar, en Begge vermoord; uit De vier Heemskinderen: Haymyn. Evenveel uittreksels krijgen we uit de Britsche romans (vooral uit Walewein), uit de klassieke en uit de Oostersche, waar vooral Floris en Blancefloer schatplichtig wordt gemaakt.
Onder de ‘geestelijke verhalen’ krijgen hun beurt: Van den levene ons Heren, Sinte Brandane, Theophilus, en Maerlant's Leven van St. Franciscus.
Heel wat fabelen vinden hun plaats onder ‘het Diergedicht’.
Dan komt waarlijk het beste uit Jacob van Maerlant; en wat dienen kan uit Lodewijk van Velthem, Jan van Heelu, Melis Stoke, Jan Boendaele, Jan Praet.
Aan 't lied komt de plaats toe die het verdient: de ruimste. Niet minder dan 90 liederen zijn hier verzameld, en van de schoonste mee.
Voor de Sproken en Boerden levert vooral Willem van Hildegaersberch zijn aandeel; wijl we voor de verdere dramatische kunst ongelukkig maar een arm fragmentje krijgen uit Esmoreit. We geven wel toe dat dit het meest typische onzer vroegste tooneelstukken is, maar het Hulthemsche handschrift bevat toch meer dat hier dienen kan.
Voor het proza krijgt Ruisbroek naar verdienste het leeuwenaandeel; zuster Hadewych moet het al te nederig met éen fragment afdoen.
Karel ende Elegast en de gansch oorspronkelijke Sproke van Beatrijs en onze weergalooze Reinaert werden weggelaten, niet vergeten. De schrijver meent de schooluitgaven van Wolters en van het Letterkundig Pantheon genoegzaam in ieders bereik.
Elk genre krijgt een soort van voorwoord dat minder dient om iets te leeren dan om de zaken die volgen gaan, te situeeren. Goede maar al te schaarsche nota's lichten den tekst toe.
| |
| |
Van der Valk's boek verdient een warm welkom, zooveel te meer daar het door den uitgever zeer goekoop aan den man wordt gebracht. Zijn verzen-bloemlezing is bepaald eenig tot nog toe; voor het proza uit dien tijd bestaat sinds lang een onverdiend vergeten bloemlezing van 1851, zonder naam van den verzamelaar verschenen bij J.H. Gebhard te Leiden en Amsterdam.
V.W.
| |
Sammlung Kösel. - Jos. Kösel'sche Buchhandlung, Verlag Kempten u. München.
Als ge nog niet van de Sammlung Kösel hebt gehoord, dan is 't hoog tijd dat ge daarover iets verneemt. 't Is de jongere wederga van de Sammlung Göschen, maar de katholieke wederga, en de wetenschappelijk ook meer vertrouwbare. Göschen heeft alles en nog wat gegeven; daaronder veel dingen, die men tot zijn groot voordeel meeneemt door 't leven, maar daaronder ook andere - helaas, bijna evenveel - die men tot zijn even groot voordeel, links moet laten liggen. De Sammlung Kösel integendeel geeft geen kaf, altijd koren. Tot nog toe verschenen een dertigtal banden en bandjes, en naar 't eenparig getuigenis van alle vakmannen, ook andersdenkenden, is ze haar prospectus gewetensvol getrouw gebleven. Dat prospectus luidt: ‘Die S.K. will auf zuverlässige, leichtfassliche u. fesselnde Art in die wichtigsten Gebiete der theoretischen Wissens und der praktisch-technischen Weltkunde einführen. Ihre Eigenart, welche sie von allen ähnlichen Unternehmen unterscheidet, beruht namentlich darauf, dasz alle Mitarbeiter, durchwegs hervorragende Fachmänner und angesehene Gelehrte, sich einer strengen Objektivität befleissigen. Mit festen und einheitlichen Gesichtspunkten der Stoffbehandlung verbindet sich eine besonders geschickte und eigenartige Wahl der Themen. Weitaus die Mehrzahl der behandelten Stoffe ist noch niemals in solcher knappen Form und gemeinverständlichkeit behandelt worden. - Als bijzondere voordeelen der S.K. worden aangehaald: ‘Einheitlichkeit des Programms, sorgfältigste Redaktion, exact wissenschaftliche Grundlage, erstklassige Bearbeiter, gemeinverständliche Fassung, Ueberarbeitung bei jedem Neudruck, bibliothekmässige Ausstattung’.
Tot nog toe verschenen de volgende bundels: 1) Recht, Staat und Gesellschaft, door Dr Georg Frhr. v. Hertling; 2) Verfassung und Organisation der Kirche, door Mgr Dr Paul Maria Baumgarten; 3) Die Fixsterne, door Dr Joseph Plassmann; 4) Eisen und Stahl, door Ing. Dr Aloïs Wurm; 5) Das Lehrerinnenwesen in Deutschland, door Pauline Herber; 6) Geschichte der Kirchenmusik, door Stiffskapellmeister Dr K Weinmann; 7) Mathem. Geographie, door Dr H.B. Baum; 8) Die Messe im Morgenland, door Dr A. Baumstark; 9) Die Physik im Dienste der Medicin, door Ing. F. Dessauer, Dr P.C. Franze; 10/11) Geschichte der poet. Literatur Deutschlands, door J. Frhr. v. Eichendorff. Opnieuw uitgegeven en toegelicht door Dr W. Kosch; 12) Deutsche Wirtschaftsgeschichte des 19. Jahrhunderts, door Dr Georg. Neuhaus; 13) Geschichte der Pädagogik, door Dr W. Toischer; 14) Die Sittlichkeitsgesetsgebung der Kulturstaaten, door Geheimrat H. Roeren; 15) Franziskuslegenden, ausgewählt für das Deutsche Volk, door Dr P. Heribert Holzapfel: 16) Die Kirche der Lateiner in Ihren Liedern, door Dr Guido M. Dreves;
| |
| |
17) Das Zeitungswesen, door Redakteur Tony Kellen; 18) Das griechische Drama und seine Wirkungen bis zur Gegenwart, door Adolf Müller, professor te Kiel; 19) Geschichte der dänischen Literatur, door Johannes Jörgensen; 20/21) Der Mensch, ein anthropolog. Grundriss, door Dr Joannes Bumüller; 22) Geschichte der mittelalterlichen Philosophie, door Joseph Endres; 23) Deutsche Physiker und Chemiker, door professor A. Kistner; 24) Geschichte der polnischen Literatur, door Gymnasialprofessor M. Switalski; 25) Deutsche Reichsverfassung u. Reichsverwaltung, door Amtsgerichtsrat Coermann.
Ieder nr telt omstreeks 200 blz. en kost eene mark. Aan ieder zal in dit tijdschrift een recensie worden gewijd. Terloops wist Persyn in zijn laatste letterkundige kroniek veel goeds te zeggen van nr 19.
In afwachting en in de blijde hoop dat ook eenmaal voor 't Nederlandsch een durver verschijne die de beste krachten op elk gebied voor zoo 'n echte volkstaak samenpakken, blijven we ons publiek naar deze éenige Sammlung Kösel verwijzen.
V.W.
| |
Het leven van de heilige Theresia naar de Bollandisten, haar verschillende geschiedschrijvers en haar eigen werken uit het Fransch vertaald door Th. Kwakman, Pr. - Te Amsterdam bij C.L. Van Langenhuysen, ingen. 90 cent, geb. 1.25, prachtb. 1.50.
De H. Theresia welke kranige vrouw.
Dit is de indruk welke gestadig opkomt bij 't lezen van dit boek. Het Fransch werk is wel bekend. Deze bewerking in het Nederlandsch is zeer goed en de prijs bederft het niet. Ook hopen we dat het boek in Vlaamsch Belgie veel verspreid zal worden. Het kan niets anders dan goed doen.
E. Vl.
| |
Wenken en schetsen voor het maken van opstellen ten behoeve van het voortgezet lager en middelbaar onderwijs, door D. Dijkstra. - P. Noordhoff, Groningen, 1908.
Een welkome gast, dit boekje. Zij die weten hoe lastig het is voor leeraars immer nieuwe welgepaste opstelonderwerpen te hebben, zullen met vreugde dit boekje begroeten. Alles kan natuurlijk niet dienstig zijn, overal en in alle klassen: ieder onderwijzer hoeft eene keus te doen onder de voorgestelde onderwerpen. Veel nochtans kan er gebruikt worden, bijzonder in de hoogere klassen der humaniora, en vooral in Rhetorica.
Eenige wenken over de manier van gebruiken, de wijze van ontwikkelen, enz., gaan die verzameling van onderwerpen vooraf.
Zoo soms die raadgevingen wat verouderd schijnen, toch kan er ook daar veel nuttigs gevonden worden.
J.F.
| |
Oud en nieuw. Letterkundig leesboek samengesteld door M. en L. Leopold. - Groningen, bij Wolters. Eerste bundel, 5e herziene druk, 1908; tweede bundel, 1900, 2e druk.
Wat de samensteller van Taalbloei ons van zijn standpunt uit zeer gegronde redenen van kant liet, vinden wij overvloedig
| |
| |
in Leopold's Oud en Nieuw terug. De samensteller had ook een andere bedoeling. Dit boek wil vele stukken en vooral gedichten die te recht zekere populariteit hadden verworven en daarom door menig oudere van dagen met voorliefde worden opgehaald, maar van lieverlede deze laatste jaren uit de bloemlezingen zijn verdwenen, in eere bewaren. En dit is ook een verdienste van het werk.
De eerste bundel, waarvan nu de vijfde druk verschijnt, is bestemd om samen met en naast den tweeden gebruikt te worden.
Samen, in hun ruim negenhonderd groote en wel volzette bladzijden, geven zij een algemeen overzicht op onze Nederlandsche Letteren. Was in een volgende uitgave van bundel II nog een plaatsken gegund of een ruimer plaats aan sommige Zuid-Nederlandsche auteurs tusschen de anderen (o.m. Conscience, Snieders, David), aan een of anderen Noord-Nederlandsche (zoo b.v. vinden wij niets van Schaepman) en aan eenige Zuid-Nederlandsche modernen in den ruimsten zin, dan hadden wij hier een werk zeer dienstig bij de studie der geschienenis van onze letterkunde in het middelbaar onderwijs.
J.K.P.
| |
Ingekomen boeken ter bespreking:
R. Casimir, Lessen in Letterkuude. - Deventer, Al. E. Kluwer. en De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 402 blz. |
Om. Wattez, Germaansche Baladen. - Amsterdam, S.L. Van Looy, 124 blz. |
Elsa Wattez, Prinses Ilse, vertaald uit het Hoogduitsch van Marie Petersen. |
Leo van Heemstede, Paul Alberdingk Thijm 1827-1904. Ein Lebensbild. Freiburg i/B. Herdersche Verlagshandlung, 243 blz. M. 2.70. |
M. Gillet, O.P., Over Karaktervorming. Met inleidend woord van Prof. J.V. De Groot, O.P. - Leuven, Keurboekerij; Amsterdam, C.L. Van Langenhuysen, 277 blz. |
A. Fierens, La Question Franciscaine. Vita Sti Francisci Anonvma Bruxellensis d'après le Manuscrit II 2329 de la Bibliothèque royale de Belgique. - Louvain, ‘bureaux de la Revue d'histoire ecclésiasiique’ et Ch. Peeters, 65 blz. |
Caes. Gezelle, Leliën van Dalen, - J. Vermaut, Kortrijk, 108 blz. fr. 3.00. |
Albrecht Rodenbach, Gedichten, volledige uitgave bezorgd en ingeleid door Leo van Puyvelde. - L.J. Veen, Amsterdam, De Ned. Boekhandel, Antwerpen, 1909, 220 blz., fr. 2.50. |
André de Riddbr, Les Lettres flamandes d'aujourd'hui. - Anvers, De Ned. Boekhandel, 59 blz., fr. 1.00. |
C.G. Kaakebeen en Jan Ligthart, Reinaert de Vos, nr 3 ‘Van alle Tijden’. - J.B. Wolters, Groningen, 1909, 143 blz., fl. 0.90. |
Verhandelingen van de Algemeene Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding: Dr J. Gessler, Inleiding tot de Taalkunde, nr 117. |
Nederlandsche Schrijvers voor het Middelbaar Onderwijs: Roelans-Van Hoof. Hoogstraten: Hilda Ram, nr 1, 2e uitgave, fr. 0,25. |
|
|