hare wezenlijke betrekkingen en volle ontwikkeling. Duidelijkheidshalve voegen wij eenige woorden tot nadere verklaring bij.
1. De rechtswijsbegeerte spoort de rechten na van den mensch door middel van evidente beginselen. Deze woorden begrenzen het onderwerp tot de rechten, welke in noodzakelijk verband staan met 's menschen natuur.
2. Zij beteekenen tweedens dat deze wetenschap als kenbron niet het geloof of het gezag, maar de redeneering of duidelijke afleiding uit de eerste beginselen gebruikt.
De openbaring, de traditie, de geschiedenis leveren een buitengewoon krachtig hulpmiddel in het opzoeken der menschelijke rechten. Maar indien het waar is, dat zonder deze hulp onze kennis onvolkomen, moeilijk, niet algemeen zoude zijn; niet minder waar is, dat het verstand bekwaam is deze rechten te ontdekken door hunne evidentie.
Wij verwerpen zoowel het Traditionalisme, dat de volstrekte onmacht der menschelijke rede, als het Rationalisme, dat hare almacht verdedigt, omdat tusschen beide uiterste overdrijvingen niets en alles de waarheid ligt: de rede kan iets, met eigen krachten, maar niet alles.
De menschelijke rede bezit het vermogen en de noodige kracht, om door haar zelve de rechten van onze natuur te kennen, doch zonder de hulp der Openbaring zal deze kennis gebrekkig en onvoldoende wezen; om ze gemakkelijk, volledig zeker en allen bereikbaar te maken is de Openbaring noodzakelijk.
Het eerste gedeelte dezer bewering volgt uit de natuur der rede, bestemd en geschikt om de natuurlijke betrekkingen van den mensch te kennen. Edoch de physieke mogelijkheid der kennis gaat gepaard met de zedelijke onmacht, die de Openbaring noodzakelijk maakt.
Dit volgt uit de geschiedenis van het menschdom. Deze toont duidelijk dat de mensch, hoezeer in staat zijne natuurlijke betrekkingen (rechten en plichten) te kennen, nooit tot eene voldoende kennis gekomen is, niet uit gebrek aan krachten, maar wegens de moeilijkheden en bezwaren, die hem beletten zijne krachten in hare volheid te ontplooien.
Dit algemeene feit, onafhankelijk van tijd en plaats, van omgeving en opvoeding, van maatschappelijke ontwik-