Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909(1909)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 527] [p. 527] In 't nevelig onzeker Soms zakt in bangen geest een gore duisternis, die lijk een zware wolk van traag-opzwoelend lijden het troostend lichten smacht, dat lust en luister is voor God-begeerend hart in bange ballingstijden. Dan is de dag een nacht, dan is het leven dood, dan is het of de groei kruipt weer in blakende aarde. Dan proef ik korzlig zand in plaats van voedend brood, en zwelg ik troeblen dronk uit bron die klaatrend klaarde. Dan dool ik zonder baak door vreemde, woeste streek, en draag in de armen 't stramme en logge lijk der hope, voorheen zoo bloeiend rood, nu zoo verstorven bleek, daar 't leven huivrend uit heur borst is weggeslopen. Dan is het of uw woord, mijn God, dat mij getroost, gesterkt heeft in den strijd, verdort als late blaren; en 't zoekend denken, dat aan paal van kruisweg poost, kan dan uw zoet gelaat, uw lach niet meer ontwaren. Ik sta alleen, alleen, en 't schreiend roepen klinkt verlore' in 't ruime bij 't gegrinnik van den booze. De twijfel bijstert 't spoor, en aarzlend voordrend, zinkt de onzeekre voet in slib naar 't hellend grondelooze. O God, 't geweer is niets, het lijden niets, 't geschrijn van scheiden niets, 't geschroei van onvoldaan betrachten is niets, is niets, o God, bij die onnoembre pijn van weiflend voort te gaan door lichtverweesde nachten. Constant Eeckels. Vorige Volgende