Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909
(1909)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 493]
| ||||||||
BoekennieuwsGa naar voetnoot(1)De groote wereld in het lijdensdrama. Beschouwingen over 's Heeren lijden, door Bernard Vaughan S.J., in 't Nederlandsch bewerkt door Ant. Hulsman S.J. - Leiden, J.W. van Leeuwen.Als de vasten uit is mag het wat laat schijnen om vastensermonen aan te kondigen. Doch is het wel ooit te laat om zich een mooi boek aan te schaffen? En dit is een mooi boek, al mocht menigeen er in ruimer mate van verwachten wat het in mindere biedt: aanvallen, hevig-apostolische aanvallen tegen de hoogere standen in Engeland, aanvallen die nieuwe wonden blootleggen benevens de Wonden van onzen Tijd. De Engelsche modewereld treedt ter zijde of zelfs op den achtergrond, terwijl op den voorgrond het lijden des Heeren zich afspeelt in het Oostersch licht en wetenschappelijk-achterhaalde historische kleur. En toch heeft dat droevig spel een even modern als geschiedkundig trouw voorkomen: een Engelsch Oberammergau dat heel iets anders dan een vertooning zou wezen. Vanwaar die indruk? Van het Engelsch verderf dat men, alhoewel bedekt, wegen voelt in de ‘zonde-wolken, aanrollende van Noord en Zuid, en Oost en West om stroomen van onreinheid over onzen dierbaren en gezegenden Heer uit te gieten?’ Aan een Engelschen kop hier en daar opgesteld op rijk-gedrapeerde Romeinen- of Jodenrompen? Aan een paar Engelsche leiders die men ‘tierend hoort onder 't volk rondrennen, hen bezwerend zich toch niet te laten ompraten en vermurwen, maar Christus te verscheuren en naar Calvarië heen te sleepen?’ Engeland voelt men overal aanwezig in het bloedige drama, het speelt een voorname rol, al blijft het meestentijds achter de schermen en al gaat het verborgen onder een ouderwetsche kleedij. Een hoofdverdienste van deze tweede reeks sermonen, gelijk van de eerste, is het rake der teekening, het licht aanschouwelijke der voorstelling en der kleur. Men ziet het gebeuren: ‘Het bloed drupt van Christus' heilig aangezicht, het verft zijn sneeuwwitte kleeren bloedrood, en in roode druppels druipt het op 't groene gras’ (Blz. 19). - ‘Een bovennatuurlijk licht omstraalt Hem (Christus in het hofje van Olijven); en als ze (de drie apostelen) zich voorover buigen om beter te zien... ja, daar onder de donkere wolken staat een engel, die Hem troost en sterkt, en Hem een kelk schijnt aan te bieden... de handen van het goddelijk zoenoffer omklemmen den beker, en Jezus ledigt hem. Ja, Hij ledigt hem tot den bodem toe!’ (Blz. 20). - ‘'t Moet ongeveer middernacht geweest zijn toen eindelijk onze goddelijke Zaligmaker stond voor den rechterstoel van Annas, die zich eigenmachtig als rechter over Hem had opgeworpen. Slaat even uwe oogen op dien man. Als een magere uitgehongerde gier zit hij daar, met zijn gebogen snavel- | ||||||||
[pagina 494]
| ||||||||
neus, zijn kleine, brandende, zwarte oogen diep onder de ruige witte wenkbrauwen flikkerend, zijn lange magere hals uit een donkeren pelsmantel omhoogkruipend, zijn verschrompelde handen klauwend, bijna knagend aan de bank, waarop hij is gezeten. Als ge hem zoo gadeslaat, begint ge u bijna te verbeelden dat hij plotseling zijn sterke vleugels zal uitslaan en van zijn rots neerschieten, om zijn klauwen te haken in 't vleesch van 't goddelijk Lam dat daar beneden staat, stom voor zijn scheerders’. (Blz. 40-41). Het geheele is in dien zelfden levendigen, kleurrijken trant. 't Ware genoeg om P. Vaughan's Passiepreeken van soortgelijke producten te onderscheiden. Maar de gewijde redenaar is daarenboven even vroom als de vroomste, als Kardinaal de la Luzerne, b.v., om maar één Passieprediker te noemen, dien men te weinig kent. Zorgvuldige uitbeelding van zijn onderwerp dient P. Vaughan om er met zijn toehoorders gemakkelijker en dieper binnen te springen. Het lijden van Christus heeft hij niet enkel gezien, hij voelde het, zooals een priester het meevoelen moet, alvorens het aan anderen ten medelijden voor te stellen. Dat bij P. Vaughan het krachtig verbeeldingsvermogen zich niet ontwikkeld heeft ten koste van het gevoel bewijzen, o.a. zijn aangrijpende overweging van Christus' angst, afkeer en droefheid op den Olijfberg en het hartverscheurend tooneel op Calvarie waar Maria ‘rechtop staat vastgestoken aan het kruis met het zwaard waar de H. Simon haar van sprak’. Niemand zal het P. Hulsman ten kwade duiden dat zijn vertaling moet onderdoen voor die der Wonden van onzen Tijd. Hij verdient veeleer onzen dank omdat hij de taak van P. van Nieuwenhof zaliger heeft opgenomen en ook hij ons een heerlijk Noord-Nederlandsch woord te genieten geeft. A.T. | ||||||||
Emanuël Hiel, Zijn leven en zijn werk, eene studie door Herman Baccaert, uitgegeven door de(n) Nederlandsche(n) Boekhandel. - Antwerpen 1909, VIII-143. Prijs fr. 2.00.Wanneer men dit boek aandachtig doorgelezen heeft treedt men toe tot het besluit van den schrijver: ‘E. Hiel werd al te vaak verongelijkt’. En geen wonder: De Franschgezinde - hier te lande almachtige - pers heeft hem met zulke hartelijke eenparigheid bespot dat de goede zijde van Hiel's leven uit het oog verloren werd. En werkelijk er was aan dien mensch wel iets bewonderenswaardigs. Hij heeft het ver gebracht in zijn leven. Hij had een overtuiging, hij was een man, een karakter en alles te zamen genomen ook een dichter. Het boek van H. Baccaert is in alle opzichten zeer verdienstelijk: volledig en zaakrijk met wijze ‘beschränkung’ en volkomen beheersching van de behandelde stof; eerlijk zonder afgodische bewondering maar met het noodige greintje sympathie. Ziehier de inhoud van het werk: Hoofdstuk I: Het leven en het werk. - Hoofdstuk II: Natuur en Geboortegrond. - Hoodstuk III: Hiel en de Vlaamsche strijd. - Hoofdstuk IV: Liefdezangen. - Hoofdstuk V: De Kinderdichter. - Hoofdstuk VI: Hiel intiem-volk en lied. - Hoofdstuk VII: De Dichter. - Slot. - Lijst van Hiel's werken. | ||||||||
[pagina 495]
| ||||||||
Over het algemeen schijnt de schrijver ons heel juist te oordeelen. Wat den stijl betreft zouden wij wat meer golving gewenscht hebben. Hij schijnt ons wat eentonig-effen. L. Dosfel. | ||||||||
Levensbericht van Dr Jan Pieter Heye, door J.E. Van Renesse, districts-schoolopziener te Arnhem. - Wolters, Groningen, 48 blz.Heye is ook bij ons, Vlamingen, geen onbekende. Verschillende onder zijne liedjes worden hier te lande veel gezongen. De schrijver was een vriend van Heye en schrijft met bewondering over den grooten volks- en kinderdichter, den grooten philantroop. Uit dit boekje is veel te leeren: het leven van een goed mensch is immers eene allerbeste levensles. L.D. | ||||||||
Geschiedenis der Nederlanden door F. Van Rijsens, distriktsschoolopziener te Alkmaar. Geïllustreerd met 3 kaartjes en 41 afbeeldingen. Te Groningen bij J.B. Wolters, 1907. 188 bladzijden.Dit werkje voldoet aan de eischen van zijn tijd: De geschiedenis is erin behandeld bijzonder met het oog op de sociale ontwikkeling van het volk. Het tijdperk, dat het zelfbeheer van Holland voorafgaat, wordt in nagenoeg 50 blz. behandeld. De vestiging en de ontwikkeling van de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden wordt wijd en breed verhaald. Deze geschiedenis is geschreven van uit Calvinistisch standpunt. Ieder bladzijde draagt het kenmerk van een echt vaderlander. Wij moeten bekennen dat de Schrijver er ernstig naar gestreefd heeft de feiten onpartijdig neer te schrijven en te beoordeelen. In 't algemeen is hij er wonderwel in geslaagd. Zijn geschiedenis van den Belgischen opstand zou in onze geschiedboeken onveranderd mogen overgeplaatst worden. Dat is zeker een groote verdienste. Toch valt er iets af te dingen. Schrijver schijnt onbewust te zijn, dat de regeering van Albrecht en Isabella eene heropleving van handel, nijverheid en kunst in ons land teweegbracht. ‘De hoogeschool van Leuven was vervallen; het Vlaamsch afgedaald tot dialect. Alleen op het gebied der schilderkunst kon het Zuiden pralen met den grooten Rubens (± 1600) en zijn leerling, den portretschilder Van Dijck.’ Cf. auct. p. 98. Eene geschiedenis van België op dergelijke leest geschoeid als voorgenoemd werkje zou veel nut stichten bij onze studeerende jeugd. M.B., S.J. | ||||||||
Kern der aardrijkskunde van Nederland voor de lagere klassen enz., door T. Pluim, hoofd eener school te Baarn. - Groningen, P. Noordhoff, 1908.Dit boekje, wat ruim uitgebreid om in België dienstig te kunnen zijn, toont hoe verre wij nog in zake doelmatige en tevens aantrekkelijke schoolboeken ten achter staan. Met interessanie plaatjes versierd, geeft het boekje, na algemeene hoofdstukken over de rivieren, den bodem, de nijverheid, al het | ||||||||
[pagina 496]
| ||||||||
wetenswaardige van Noord-Nederland, streek na streek, stad na stad. Wonderwel doet de schrijver uitkomen, steeds inductief voortgaande, hoe bodem en vruchten, gewassen en handel en nijverheid, bedrijvigheid en bevolking natuurlijk op elkander inwerken en van elkander afhangen. Daarbij schenkt de heer Pluim ons een vragenlijst, die echter mijns inziens, indien de leeraar zijn taak verstaat, vrij onnuttig is. Hier en daar te veel statistiek en opeenstapeling van nietige kleinigheden: ziedaar al wat men aan dit werkje verwijten kan. | ||||||||
Synonyme, Homonyme, Redensarten, etc. der Deutsch-Niederlaendischen Sprache, door Dr. L. Wirth. - Groningen, J.B. Wolters, 652 blz., fl. 2.75.Het doel van dit werk kan ik niet beter omschrijven dan met de eigen woorden van den schrijver, nl.: es umfaszt das Ergebnis erneuerter Studien und Sammlungen auf dem Gebiete der deutsch-niederländischen Synonyme, Homonyme, u.s.w. (Vorbericht). Dit zegt genoeg dat we hier niet te doen hebben met een woordenboek in den eigenlijken zin van het woord. De schrijver heeft zijne stof over 422 hoofdstukken verdeeld, behandelt ieder maal eene volledige woordenfamilie en neemt als hoofdwoord nu eens het Nederlandsch dan weer het Duitsche woord, naar gelang dit of geen hem beter geschikt schijnt voor zijne uiteenzetting. Hierin gaat hij te werk zooals een leeraar in de klas doen zou om zijne leerlingen het juiste gebruik der Duitsche woorden in te prenten en het verschil tusschen Duitsch en Nederlandsch klaar voor oogen te leggen. Zoo b.v. § 42. Onder het woord doel bespreekt hij: a) das Ziel en der Zweck en luistert het verschil tusschen deze beide zinverwanten met talrijke voorbeelden op. Tusschenin komt dan ‘doelmatig’ te berde; daarna b) doelen, c) bedoelen, d) bedoeld, e) bedoeling en f) erzielen. Ieder maal tracht hij een typisch voorbeeld of eene spreekwijze uit te kiezen en voegt er steeds de vertaling in het Nederlandsch bij. Op deze manier verkrijgt men een klaar inzicht in het taalgebruik van het moderne Duitsch. Om het hanteeren van dit werk te vergemakkelijken heeft schrijver een uitgebreid register aangebracht, waarin alle besproken woorden of zinswendingen in het Duitsch of in het Nederlandsch voorkomen. Het is oprecht het beste werk, dat in de laatste jaren op dit gebied in Nederland geschreven werd en is daarom ook geroepen om groote diensten te bewijzen aan leeraars en studenten in de Duitsche taal. Laat ik hierbij nog vermelden dat de Heer W. Uittenbogaard, van Arnhem, een boekje ‘Vertaaloefeningen’ als toepassing op het werk van Dr. Wirth in het licht gezonden heeft. J.K. | ||||||||
Ingekomen boeken ter bespreking:
| ||||||||
[pagina 497]
| ||||||||
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen:
|
|