| |
| |
| |
Inleidende beschouwingen tot de Engelsche staatkundige vraagstukken
In Engeland, gelijk elders, zijn er eenige gewichtige vraagstukken die heel de politiek beheerschen, omdat zij ofwel onoplosbaar zijn, ofwel omdat de natie het over hunne oplossing niet eens is.
De belangrijkste van alle zijn: de vrijhandel, de buitenlandsche politiek tegenover de koloniën en de vreemde mogendheden, het Iersche vraagstuk, de sociale kwestie en de betrekkingen tusschen Kerk en Staat.
Verschillende zienswijze aangaande die punten heeft verschillende partijen doen ontstaan: eerst en vooral de Conservatieven en de Liberalen, of de Tories en de Whigs; dan de mindere: de Radicalen, de Nationalisten en de Labour Party.
De bepaling van ieder dezer partijen te geven, is onmogelijk, daar zij in hare beginselen en in hare werking geëvolueerd hebben, tot zoo verre dat de huidige jonge radicale partij de theorie van den conservatieven Disraëli tot de hare gemaakt heeft, terwijl de Tories ze verzaakt hebben.
Toch mag men zeggen, dat over 't algemeen de Conservatieven tegen den vrijhandel en voor het Imperialism zijn, tegen het Home rule en voor staatstusschenkomst op sociaal gebied, alsook voor het behouden der Anglicaansche kerk als nationale kerk, en voor het godsdienstig onderwijs in de scholen.
De Liberalen verdedigen de tegenoverstaande stellingen, de Radicalen - hun naam duidt het aan - zijn hevigere en soms meer logische liberalen.
De Nationalisten zijn de Iersche volksvertegenwoordigers, en eindelijk de Labour Party is half socialistisch gezind.
| |
| |
Doch dit alles is veel te eenvoudig om heelemaal waar te zijn, en eenige nadere beschouwingen over de bovengemelde staatkundige vragen zullen noodig wezen om ons de schakeeringen en de evolutie van elke partij beter en juister te doen kennen.
Na den oorlog van Engeland tegen Napoleon, ontstond er in heel het land eene beweging tot hervorming van het kiesstelsel. De Tories of Conservatieven, die de laatste twintig jaar aan 't bewind waren geweest, moesten aftreden, en onder Lord Grey werd door de Liberalen en de Radicalen de groote Reform Bill gestemd, waardoor de middelstand, en zelfs wat meer nog dan de middelstand, het kiesrecht bekwam.
't Was in diezelfde jaren dat te Birmingham de radicale partij ontstond, aldus genaamd omdat zij ‘a Radical Reform’ van de kieswet eischte.
Van de groote Reform Bill dagteekent het modern parlementaire leven in Engeland.
Later, in 1866, werd er nog een Reform bill gestemd onder omstandigheden die hier dienen vermeld te worden: de liberale ministers Lord Russell en Gladstone, de eerste bij de Lords en de tweede in het Lagerhuis, stelden een Reform bill voor tot uitbreiding van het kiesrecht: de Tories stemden er tegen omdat de bill te ver ging en de Radicalen ook omdat zij niet ver genoeg ging. Het ministerie viel en weldra was heel het land in rep en roer. Disraëli, de groote tegenstrever van Gladstone, nam de gelegenheid te baat en stelde zelf een nieuwe Reform bill voor, die dan ook gestemd werd, door de Liberalen uit overtuiging en door de Conservatieven uit partijtucht. Overigens hebben de Tories op het stuk van kiesrecht geen beginsel, tenzij opportunism.
Door deze tweede Reform bill kreeg de aristokratie der werkende klasse het stemrecht.
De derde en laatste Reform bill werd in 1884 onder Gladstone's ministerie gestemd, en breidde het kiesrecht uit tot de daglooners. Evenwel zijn er nu nog in Groot-Britannië 1.800.000 volwassene mannen die niet mogen stemmen.
Dit overzicht der uitbreiding van het stemrecht heeft ons te ver gebracht; en wij keeren terug tot 1834 toen het eerste ministerie van Peel aan 't bewind was.
| |
| |
Peel is een van de grooten onder de grooten der Engelsche Staatkunde, en zijn naam blijft verbonden aan de vestiging van den vrijhandel.
Hij was Tory, en zelfs na de groote Reform bill, die de Tories als partij stuk geslagen had, was hij het die ze heelemaal opnieuw reorganiseerde en de conservatieve partij stichtte.
Hoe gebeurde het nu dat de conservatieve Peel den vrijhandel invoerde?
De groote staatkundigen onderscheiden zich van de anderen hierdoor dat ze niet geleid worden door hun partij maar deze zelf leiden. Zoo was het met Peel, zoo was het ook met Disraëli en Gladstone, en zelfs met Chamberlain. Minderen, gelijk Palmerston, Salisbury en Balfour volgen degenen die ze zouden moeten leiden, en hangen de huik naar den wind.
In 't begin der vorige eeuw, tijdens den strijd tegen Napoleon werden er heel hooge invoerrechten op de voedingsmiddelen geheven, bekend onder den naam van ‘Corn Laws’.
Die wetten waren eene bron van schatten voor de landeigenaars, daar ze hun toelieten den prijs van het koren op ongeloofelijke wijze te doen stijgen. Hongersnood en landverhuizing - vooral in Ierland - waren er de gevolgen van.
Russell en Peel, de een Liberaal, de andere Conservatief, werden door den Ierschen hongersnood tot den vrijhandel bekeerd. Zij werden ondersteund in hunne werking door John Bright en Richard Cobden, twee liberale manchesteriaansche theoretikers in den echten zin van 't woord.
Zij stichtten te Manchester - van daar komt het woord manchesteriaan - de ‘Free Trade League’ tot het afschaffen van de invoerrechten op het koren. Daarin slaagden zij ook, dank zij Peel, die met behulp van de Liberalen en van zijne persoonlijke aanhangers, de meerderheid in de Kamers bekwam, maar ten koste van zijn eigene partij die in twee scheurde. De conservatieve partij bestond uit de oude Tories, groote grondeigenaars voor wie de vrijhandel een merkelijke vermindering van inkomsten
| |
| |
medebracht, en uit een deel der nieuwe kiezers door de Reform bill van 1830 tot het politiek leven geroepen. Deze laatsten alleen volgden Peel; de Tories niet.
Dit gebeurde in 1846. Later nog werden veel andere invoerrechten afgeschaft door Gladstone. Daardoor verminderden de onrechtstreeksche belastingen van 1842 tot 1863 met 400 millioen frank en tegenwoordig bestaan alleenlijk nog rechten op gistdranken, tabak, koffie, enz.
De vrijhandel heeft Engeland tot het rijkste en machtigste land van de wereld gemaakt en dit om de volgende reden: in de jaren 50 was Engeland met Frankrijk en België, de meest industriëele streek van Europa. Met hare grenzen open te stellen, lokte zij naar hare havens toe al de ruwe stoffen van den vreemde en van de minder beschaafde landen; die werden dan in hare nijverheidssteden omgewerkt en met groote winst aan diezelfde landen en aan heel de wereld verkocht. Daaraan is het te danken dat tot nu toe de Engelschen 25% van den wereldhandel in handen hebben.
Overvloed van kolen en ijzererts is de bron van Engeland's nijverheid. Nu gebeurde het, dat in de laatste jaren van de 19e eeuw de metaalnijverheid eene schrikkelijke crisis doorstond, te wijten eenerzijds aan de vermindering van voorraad aan ijzererts, en anderzijds aan den wedijver van Duitschland waar een jonge metaalnijverheid was ontstaan die van de Engelsche alles afleerde en zoo aan geene misstappen blootgesteld was.
Birmingham en Sheffield, heel de Midlands die het meest door de crisis te lijden hadden, zagen geen ander redmiddel meer dan het protectionnisme. Chamberlain was de aanvoerder van heel de beweging. Iedereen heeft het nog in 't geheugen hoe Chamberlain heel het land doorreisde en zelfs tot in Amerika ging, om zijn gedachten over protectionnisme te verspreiden.
De laatste verkiezingen, in 1906, waarin zijn partij een geduchte nederlaag leed, bewezen dat Engeland den vrijhandel getrouw blijft. Daarbij heeft de metaalnijverheid in de laatste jaren een nieuw leven gekregen, nieuwe werkwijzen aangewend, nieuwe ertsmijnen in Spanje gekocht en met welslagen de Duitsche mededinging bekampt.
| |
| |
Het is hier het oogenblik om uit te leggen hoe de radicale Chamberlain te velde trok met den conservatieven Balfour, en dit zal ons de gelegenheid geven eenige woorden over de Iersche zaak te reppen.
Ierland, in 't begin der vorige eeuw, bevond zich in den ergsten toestand en werd als een overwonnen land behandeld. De katholieken, die de overgroote meerderheid der bevolking uitmaakten, waren verplicht eene protestantsche geestelijkheid met hun eigen geld te onderhouden, zij hadden bijna geen politieke rechten, geen gewetensvrijheid.
Het is iedereen bekend, hoe O'Connell, de eerste vertegenwoordiger van Ierland, de vrijheid van geweten veroverde, en onder Wellington het ‘Catholic emancipation act’ bekwam, waarbij nagenoeg alle ambten door katholieken mochten bekleed worden.
Nog hadden de Ieren groote grieven: de afschaffing der Protestantsche kerk in Ierland, het vestigen van een Iersch Parlement te Dublin, en de afschaffing der Land Laws - een heele reeks wetten waardoor de Iersche boeren waarlijk de slaven waren van hunne Engelsche Landlords.
Ierland werd in den strijd om zijne vrijheid altijd gesteund door de liberalen, eerst door de theoretikers gelijk Macaulay, Bright en Cobden, die de meening van het Engelsche volk door het uiteenzetten van hun zuiver-liberale beginselen in schriften en meetingen beïnvloedden, later door Gladstone als minister. Men slaagde erin de Land acts en de Iersche Protestantsche kerk af te schaffen, maar het Home Rule leed schipbreuk.
Home Rule beduidt eigenlijk een Iersch Parlement ter behandeling van uitsluitend Iersche zaken. De Ieren zijn overtuigd dat het Home Rule het eenig middel is om hun ongelukkig land te genezen; liberale theoriseerders zijn er ook voor, omdat hun grondbeginsel is, dat vrijheid uit zich zelve de welvaart medebrengt; en Gladstone eindelijk handelde uit rechtvaardigheid en uit praktische overtuiging. In 1888 stelde hij den eersten keer het Home Rule voor: er kwam scheuring in het liberaal leger, bestaande uit oude wighs, radicale nijverheidsbazen van de Midlands gelijk Chamberlain, uit liberale staathuishoud-
| |
| |
kundigen gelijk Bright en zijne volgelingen; Gladstone viel. Chamberlain en Bright waren tegen hem gekeerd.
Later, in 1893, bracht Gladstone, die weer aan 't roer stond, een ietwat gewijzigde Home Rule voor, en kreeg het in het Lagerhuis gestemd, ondanks Chamberlain's tegenwerking. Maar bij de Lords leed zijn bill schipbreuk en tot nog toe mag Ierland niet veel hoop koesteren dat het ooit zal doorkomen.
Een deel der Radicalen, volgelingen van Chamberlain, en sommige Liberalen, getrouwen van Bright, hadden, in 1886, met de Conservatieven een nieuwe partij gevormd - de Unionisten - die de eenheid van Groot-Britannië door het Home Rule niet wilden laten verbreken.
Chamberlain en de Radicalen zijn de Conservatieven trouw gebleven; hij is de ware leider der Unionisten geweest en later zullen wij van zijne Imperialistische staatkunde nog spreken.
Welke was nu de houding van Engeland tegenover vreemde mogendheden? Welke waren de leiddraden van zijne politiek, en welke de drijfveren zijner staatslieden?
Over 't algemeen heeft Engeland als natie enkel volgens eigenbelang gehandeld: de Opiumoorlog tegen China en de Boerenoorlog zijn twee goede voorbeelden daarvoor. Beide werden door Engelsche staatslieden gevoerd: de eerste door Palmerston in de jaren 55, de andere door Chamberlain, met het eenig doel Engeland's handel uit te breiden.
Dat zijn onder de oorlogen de ergste, want zij rusten op een niet aanneembaar beginsel: het recht van den sterkste. Ook de Whigs houden er vreemde denkbeelden op na in zake van oorlog: een oorlog is rechtvaardig als hij ondernomen wordt om het evenwicht te behouden tusschen de macht van verschillende mogendheden. Palmerston, die een liberaal van den ouden stempel was, dus een Whig, heeft aldus den Krim-oorlog met Frankrijk tegen Rusland gevoerd, om te beletten dat door 't innemen van Constantinopel, de Tsaars te veel invloed in Oost-Europa zouden bekomen.
Disraëli, die conservatief was, volgde dezelfde beginselen, en bestreed altijd de uitbreiding van Rusland in het
| |
| |
Oosten. Verscheidene andere Engelsche staatslieden, gelijk Russell en lord Brougham, beiden Whigs, hadden daarover een eensluidende meening.
Op zulke ideën berust overigens de buitenlandsche politiek van alle groote mogendheden.
Doch de echte liberalen, gelijk Cobden en Bright, en de theoriseerders van het radicalisme, gelijk Stuart Mill en Raebuck, namen deze beginselen niet aan: de eersten aanzien den oorlog als verkeerd op zichzelf omdat hij de economische ontwikkeling van de wereld belemmert, de tweeden verwerpen ook den oorlog, behalve waar het geldt het behoud der bedreigde nationaliteit van een zwak land tegenover een sterk.
Gladstone bracht die leer verscheidene keeren in toepassing: in 't begin zijner loopbaan, toen hij voorstelde de Ionische eilanden aan Griekenland te geven, later, toen hij als minister den eersten aanslag van Engeland op Transvaal en de onafhankelijkheid der Boeren erkende, en op 't einde van zijn loopbaan, toen hij op het naleven aandrong van Engeland's verbintenissen met Egypte - zonder het te bekomen.
Maar Gladstone was nu geen gewoon staatsman: de ware drijfveer van zijne politiek was een Christelijk gevoel van rechtvaardigheid en solidariteit der volkeren ondereen; daarin is de heele verklaring zijner politiek in het Oosten te vinden.
Verre van Turkije tegen Rusland te ondersteunen gelijk de liberaal Palmerston en de conservatief Disraëli, was hij van meening dat het de plicht der Christene volkeren was, Bulgarië en Armenië, en alle Christenen onder het Mahomedaansch juk te ondersteunen en te beschermen tegen de aanvallen en slachterijen der Turksche soldaten. Wij hebben het reeds gezegd, Gladstone volgde zijn partij niet, maar leidde ze zelfs op banen waar zij niet volgen wilde, gelijk in de Home Rule kwestie.
Dit was ook het geval met Peel en Chamberlain: deze drie Staatslieden, die elk tot een verschillende partij behooren, hebben meer hun eigen begrippen gevolgd dan de beginselen van hun partij: deze is dan ook niet zonder scheuring met hen medegegaan: zoo zijn er nieuwe partijen
| |
| |
ontstaan, gelijk de Peelisten en de Unionisten. Deze laatste zijn niet meer officieel in leven, daar Chamberlain en zijne navolgers den naam van Conservatieven aangenomen hebben; en het uniononistisch programma is het conservatieve geworden.
Maar laat ons wederkeeren tot de buitenlandsche politiek. Engeland heeft niet alleen betrekkingen met vreemde mogendheden, maar ook met zijn eigen koloniën.
Welke zijn nu de beginselen die de Engelsche Staatslieden gevolgd hebben ten opzichte van die koloniën, van haar bestuur en hare ontwikkeling? of hebben ze wel beginselen gevolgd?
Ja, en hier is een merkelijk verschil tusschen de handelwijze van Conservatieven en Liberalen. Deze laatsten hebben tegenover de koloniën waarlijkvrijheidlievend gehandeld: zij zijn het eerst en vooral, die de slavernij afgeschaft hebben; daaraan wijdden ze 500 millioen frank. Verder schiepen zij het stelsel der zoogenaamde vrije koloniën, ziehier onder welke omstandigheden:
In de eerste jaren van Koningin Victoria's regeering ontstonden er in Canada hevige onlusten die het zenden noodzaakten van een gemachtigden gezant, lord Durham, een liberaal. Hij schonk Canada een grondwet die hierop neerkwam: Engeland benoemde een gouverneur (en zijn schrijver) en die had het recht den Senaat te benoemen. De Kamer werd vrij gekozen; zij benoemde onafhankelijke rechters en alle beambten.
Deze organisatie diende tot voorbeeld voor veel andere koloniën, gelijk de vijf staten van Australië, Nieuw Zeeland, Kaap Kolonie, en onlangs Transvaal en Oranjestaat; en zelfs zijn deze nog meer onafhankelijk.
De liberale economisten Bright en Cobden waren zelfs van meening dat de koloniën heelemaal onafhankelijk moesten zijn; de Whigs en de meeste Radicalen trachtten integendeel het uur der totale scheiding te verwijderen, zonder toch ooit geweld te willen gebruiken.
Tegenover die liberale theorie staat die van de Conservatieven, het Imperialisme. Disraëli is de stichter van het Imperialisme, maar Chamberlin is de groote protagonist ervan.
| |
| |
Sedert 1850 werden de politieke banden tusschen de koloniën en het moederland al losser en losser. Doch de vrijheid die de koloniën op politiek gebied genoten, ontnamen alle reden van misnoegdheid tegen Engeland, terwijl de steun door hare vloot en hare macht aan die jonge nationaliteiten verleend, aan hunne inwoners gevoelens inboezemden van dankbaarheid en liefde jegens ‘Old England’. De vrijwilligers van Canada en Australië, tijdens den Zuid Afrikaanschen oorlog, toonden dat deze gevoelens ook tot daden overgaan.
In Engeland zelf, werd het gevoel van solidariteit en imperialisme krachtig geholpen door drie veel gelezen schrijvers, Carlyle, Ruskin en Froude, en in den jongsten tijd Kipling. De gemoederen waren bereid, zoowel in de koloniën als in 't moederland, om eene toenadering te beproeven.
In 1884 stichtte Forster de Imperial Federation League die in 1893 door het Comity for Imperial Federation vervangen werd. Een jaar later werd de Navy League gesticht. Het eerste uitwerksel was de vergadering in 1887 te Londen van de ‘Colonial Conference’, waar de militaire, politieke en economische belangen van het Britsche rijk door de ministers van Engeland en van de koloniën besproken werden.
Een politieke toenadering is onmogelijk, daarover is men het eens; doch het militaire imperialisme, een soort van Kriegsverein, heeft vele aanhangers, en heeft zijn uiting in de ‘Navy League’ en de ‘Comity for Imperial Federation’. De ex-premier Salisbury, die Gladstone in 1892 verving, is als ieder goede Tory, warm voorstander ervan.
Economisch Imperialisme is het stokpaardje van Chamberlain die geen ander redmiddel voor Engeland's nijverheid ziet dan een Zollverein tusschen koloniën en Moederland, en differentiaal-rechten op inlandsche goederen, volgens de rechten der landen van oorsprong.
Deze politiek wordt door de British Empire League gesteund, doch, gelijk wij het reeds gezegd hebben, leed ze in 1906 erbarmelijk schipbreuk.
Buiten hare beschaafde koloniën, waar er eene meer- | |
| |
derheid of een aanzienlijk aantal blanken leven, bezit Engeland nog een groot getal andere, die rechtstreeks door het moederland geregeerd worden en geen grondwet bezitten; zij heeten ‘Crown lands’. Dit is het geval voor Indië, Egypte, Oost en West Afrika, enz. Tegenover deze koloniën zijn de Engelsche staatslieden allen van het zelfde beginsel uitgegaan: die barbaarsche landen moeten willens of niet beschaafd worden, en het Engelsch volk is daarvoor door de Voorzienigheid aangesteld. Hoe meer volkeren het onderwerpt, hoe beter het dan ook zijn plicht volbrengt.
Daarvan zijn alle Engelsche staatslieden overtuigd: Gladstone zoowel als Disraëli en Salisbury. En volgens die overtuiging hebben zij gehandeld: van 1852 af is er geen jaar voorbij gegaan of Engeland voerde oorlog ergens op de wereld, 't zij om opstand te dempen, 't zij om nieuwe landen te veroveren. Ook is van 1884 tot 1900 het rijk met 4 millioen vierkante mijlen - Europa's oppervlakte - vergroot, en met 57 millioen zielen vermeerderd.
Om volledig te zijn, zouden wij nog moeten spreken van Engeland's bondgenootschappen, gelijk dat met Japan aangegaan, of de ‘Entente cordiale’ met Frankrijk. Doch dit zou ons te ver brengen en dat kan overigens herleid worden tot het beginsel van evenwicht onder de groote mogendheden: ‘L'Entente cordiale’ tegen Duitschland, en het Japaansch bondgenootschap tegen Rusland en eventueel tegen de Vereenigde Staten.
(Vervolgt.)
H. Mansion. |
|