Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908
(1908)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BoekennieuwsGa naar voetnoot(1)Evangelium und Arbeit. Apologetische Erwägungen über die wirtschäftlichen Segnungen der Lehre Jesu, von Simon Weber, Dr der Theologie, docent an der Universität Freiburg i. Br. - Freiburg, Herder.Het kan zijn nut hebben dit boek aan te bevelen, welks inhoud op het dubbel gebied der economie en apologie van 't hoogste belang is, en vooral in onze dagen aller aandacht en overweging verdient. Niet zelden wordt het Christendom beschuldigd zich ten onrechte de bron van den stoffelijken vooruitgang, van de maatschappelijke beschaving te noemen, daar het integendeel, door de verachting en bestrijding van den arbeid, tot achteruitgang verval, algemeene ellende voert, de welvaart der volkeren belemmert, de plaag der bedelarij bevordert, en de ongelukkigen, die geluk en levensvreugde zoeken, met het vooruitzicht op een eeuwig loon troost en afscheept. ‘De rijke en de arme Lazarus, zoo schrijft Ueberweg, het geven van almoezen, het aardsche lijden, de straf der rijken in het andere leven, ziedaar de grondbeginselen van den Stichter des Messiasrijks, of het zedelijk dualism in zijn duidelijkste vorm. Zich om den Mammon niet bekommeren, maar van God en de menschen geschenken aannemen, dat is de weg der deugd. Zijn echter de menschen te hardvochtig, dan vinden wij geen spoor van positieve waardeering van den arbeid in het Evangelie, maar morrend wordt de ellende gedragen en in den opiumroes der voorstellingen van de hemelsche zaligheid vergeten.’ Deze beschuldiging, met de geschiedenis en de feiten lijnrecht in strijd, wordt door den schrijver op wetenschappelijke wijze getoetst en grondig wederlegd. Hij stelt daarom de dubbele vraag: Is het Evangelie, verklaard in het licht der katholieke traditie een vijand of een vriend van den arbeid? Schittert de goddelijkheid van den Stichter der Kerk niet in vollen luister in zijne leer over den arbeid, en bevestigt deze leer niet duidelijk de historische bewijzen voor den goddelijken oorsprong der Openbaring? Om tot een helder en afdoend antwoord te geraken, is het noodig zoowel de persoonlijke betrekking van Jesus tot den arbeid, als zijne leer over dit onderwerp in den ganschen omvang der bestaande bronnen te ontwikkelen en toe te lichten. Niet alleen zijne uitdrukkelijke woorden over deze zijde van 's menschen leven moeten wij overwegen, maar tevens inzien, hoe zij met den dieperen inhoud van zijn leer, en met de grond- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en hoofdstrekking van de godsdienstige Boodschap, in het Evangelie neergelegd samenhangen. De tijdsomstandigheden, welke Jesus in zijne zedelijke voorschriften dikwijls tot uitgangspunt dienden, leveren eene gewenschte bijdrage om zijne woorden of handelwijze te begrijpen. Het verband tusschen de onmiddellijke of middelijke voorschriften van den Heer over den arbeid, en de voorwaarden van eene vruchtbare arbeidsontvouwing toont de geschiedenis als gids en leidraad. Het is trouwens niet noodig daartoe de geschiedenis van het arbeidsleven in haren geheelen omvang na te gaan. Enkele tijdperken uitmuntend door hunne bepaalde richting in de organisatie van den arbeid openbaren, als kenschetsende verschijnselen de voorwaarden eener gezonde arbeidsontwikkeling. Ten einde de arbeidsleer van het Evangelie te bevestigen en nader te verklaren, is het noodig een blik te werpen op de Kerkelijke leer omtrent den arbeid. Want ook in de Kerk moet de arbeidsgeest van Christus zich levend en vruchtbaar toonen; immers zijn werken in haar kenteekent haren goddelijken oorsprong. Hiertoe wordt echter niet eene volledige schets van de geheele arbeidsontwikkeling in de Katholieke Kerk gevorderd, het is voldoende de in de Kerk heerschende beginselen bloot te leggen en met de gemaakte opwerpingen te vergelijken. Economische en zielkundige wetten sluiten zich bij de getuigenis der historische ervaring aan. Getrouw aan deze methode behandelt de schrijver zijn onderwerp in de volgende hoofdstukken.
Wie de verhandeling ook slechts oppervlakkig doorloopt, de bijgebrachte argumenten zonder vooroordeel wikt en weegt zal besluiten, dat de schrijver de opgenomen taak op schitterende wijze heeft uitgevoerd, en de aantijgingen van verschillende zijden tegen de Kerk gericht uitstekend heeft ontzenuwd. Hij is op de hoogte van den tegenwoordigen stand der wetenschap, beheerscht wonderwel de uitgebreide stof, paart degelijkheid aan heldere beknoptheid en zoekt in eene voorname polemiek den tegenstander niet te beleedigen, maar te overtuigen. Hij handhaaft met afdoende bewijzen tegen de socialisten het recht van eigendom volgens de christelijke leer. Deze laakt en verbiedt niet het bezit, maar het misbruik van aardsche goederen. Zij keurt het bezit van rijkdommen niet af, maar vordert dat de ziel dezelve niet beschouwe als het hoogste en eenige goed. Het Evangelie beveelt afstand te doen van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigendom, wanneer het de ziel in hare verbinding met God hindert. De in Gods liefde bevestigde Christen daarentegen bekomt de belofte ook van tijdelijke goederen. Ieder is gehouden den rijkdom slechts als middel aan te zien en te gebruiken om door goede werken een schat in den Hemel te verkrijgen. De aardsche goederen hebben alleen waarde, wanneer zij niet om zich zelven, maar wegens een godsdienstig of zedelijk doel gewenscht worden. Dit bedoelde Jesus wanneer hij leert: Zoekt eerst het rijk Gods en zijne gerechtigheid en al het overige zal u toegegeven worden. Het wordt den rechtschapene geschonken als eene belooning voor zijne daden, maar ook ten gevolge der innige verbinding met de gerechtigheid. Want deze leert en beschermt den arbeid en bevat zulke machtige spoorslagen tot arbeiden, dat de ontplooing van den christelijken geest met innerlijke noodwendigheid tot buitengewone beschavende werkzaamheid voert. De geschiedenis der christelijke missiën bevestigt deze waarheid op ieder van hare bladzijden. Met andere woorden, de christelijke leer is de overvloedige onuitputbare bron van stoffelijke goederen zoowel voor het individu als voor de gemeenschap. Zij adelt, zegent, heiligt den arbeid, verdoemt den rijkdom niet om zich zelven, maar wegens het misbruik; raadt de vrijwillige armoede als middel tot hoogere volmaaktheid aan; troost de onterfden van aardsche goederen met de belofte eener eeuwige belooning; verbindt arm en rijk in vrede en eendracht door wederzijdsche rechten en plichten; alle menschen, hoezeer door rang en stand gescheiden brengt zij samen niet door klassenhaat, maar door vriendschap en rustig samenwerken. Kan het anders of deze leer moet den weg banen tot den stoffelijken vooruitgang en de maatschappelijke welvaart, zoo als trouwens de geschiedenis met treffende en tastbare feiten toont. Niet alleen wederlegt de arbeidsleer van Jezus de tegenwerpingen der tegenstanders, zij schittert in hare bescheidene grootheid en economische vruchtbaarheid als een inwendig teeken van de geloofwaardigheid van het Evangelie. Men zegt met recht dat een godsdienst niet waar en goed kan zijn, die den arbeid, de onontbeerlijke bron der beschaving verwaarloost, onteert, bestrijdt, dat het christendom met zijne bedelorden en zijne verachting der aardsche goederen niet de eeredienst der volken kan blijven, wanneer het slechts door de hoogste krachtinspanning mogelijk is, de menschheid op de hoogte van haren beschaafden toestand te handhaven. Nu echter uit een naarstig onderzoek blijkt dat van een verzet tegen den arbeid in Jezus leer geen spoor bestaat, dat zij integendeel, den arbeid op de krachtigste en doelmatigste wijze aanbeveelt en voorschrijft, besluit de apologeet dat het arbeidsevangelie eene verhevene grootheid op de leer van Jezus werpt. De waarheid der leer, hare overeenstemming met de natuurwet, de groote moeilijkheid deze regels te ontdekken en vruchtbaar te maken verheffen de arbeidsleer boven den rang van een negatief criterium tot een positief kenteeken, dat de historische uitwendige bewijzen van den goddelijken oorsprong der Openbaring bevestigt en bekrachtigt. Dr A. Dupont. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herders Konversations-Lexikon, 3e Auflage, reich illustriert durch Textabbildungen. Tafeln und Karten. 8 Bände geb. in Halbfranz zu M. 100. Freiburg i. Br. Herdersche Verlagshandlung.Wij moeten niet langer water naar de zee of uilen naar Athene dragen en gedurig heropdeunen van Herder's voortreffelijkheid. Na de vroegere uitweidingen over de schoone deugdelijkheid van deze encyclopedie zal 't voor bundel 7 volstaan even de namen te noemen van de bijdragen die 't meest opvallend zijn. Voor natuurwetenschappen en techniek: Pressen, Projektion, Pumpen, Pyrometer, Quecksilber, Ramme, Radium, Regulator, Rinder, Reibung, Riementrieb, Rohre, Rolläden, Rosen, Säge, Salz, Schäfe, Schlosz, Schraube, Schreibmaschinen, Schietterlinge, Schrift, Schriftgieszerei, Seide, Seife, Setzmaschinen, Soda, Sonne, Schweine, Spektralanalyse. Enkele van die artikels zijn met prachtige kleurplaten opgeluisterd. Aardrijkskunde en geschiedenis brengen bijdragen over Preuszen, Rom, Ruszland, Sahara und Sudan, Schweden und Norwegen, Schweiz, Spanien und Portugal enz. Voor de kunst vinden we heerlijke afdrukken uit Raffaël, Rembrandt en Rubens; terwijl bij ‘Renaissance’, ‘Romanische Kunst’ en ‘Römische Kunst’, een beeldental is gevoegd dat op zichzelf een illustratie-atlas vormt. Nevens de nauwkeurige levens- schetsen van beroemde mannen op elk gebied, prijken de zeer degelijke bijdragen over Portugiesische, Provenzalische, Römische, Rumänische, Russische, Ruthenische, Schottische, Schwedische, Serbische, Serbokroatische, Slowenische und Spanische letterkunde. Verder dient er gewezen op de uitgebreide artikels: Postwesen, Presse, Reichsrat, Reichstag, Reisen, Reikkunst, Reitsport, Rettungsverein, Reklame, Ring, Ritterwesen, Roland, Rüstung, Sanitätswesen, Scheck, Schiffahrt, Schiffbau, Seekarten, Seewesen, Selbstmord, Siegel, Sklaverei, Spiel. Schulwesen, Schlafkrankheit, Scientismus, Sonntagstube, Sozialdemocratie, Sozialismus, Sozialpolitik, Rotes Kreuz, Schifferfürsorge, Schulvereine, Seewarte, Soziale Vereine. Weer een onafzienbare massa merkwaardige dingen, weer een prachtig-uitgevoerd stuk werk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een huwelijk, door J. de Meester. C.A.J. Van Dishoeck, Bussum, 2e druk, 212 blz.'t Is als een wedspel tusschen die beiden: De Meester en Van Hulzen. Ze wippen alle twee over en weer van den kasteelroman naar den krotjes-roman. En ik zal niet beslissen wie van beiden in kunst en in knapheid het haalt bij den ander. Allicht wil de trouwe Warande-lezer uit hetgeen in ons tijdschrift over die zeer talentvolle vertellers al werd gezegd, beproeven voor zichzelf een vergelijking te trekken; en misschien zal hij bij Van Hulzen meer taalzorg, en meer zichzelf gelijk blijvende verwerking van indrukken vinden, bij De Meester diepgaander menschenkennis, hartiger verzoening met het leven, langer verhaaladem en merkelijk meer geestigheid ontdekken. Maar even zeer zijn beide kunstenaars op hun gemak met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meneers van den adel als met voddenrapers. Evengoed als Van Hulzen Keesie en Van der Velde met éen zelfde hand in de kunst heeft binnengeleid, even zoo groot was de bijval van De Meester toen hij verscheen met Bettie of met Geertje aan den arm. In ‘Een Huwelijk’ gaan we Frans Koene zien trouwen; of liever het hem zien aanleggen van ver bij zijn nichtje, en hem ten slotte om een ander zien gaan. De Meester vertelt u dat weer, gelijk altijd, zoo maar voor de leus zou men zeggen; en eerst als ge 't boek uit hebt dat u zoo boeide om 't verhaaltje, krijgt ge 't eerbiedig besef wat voor zielstudie ge met dien schrijver hebt doorgemaakt. Een echt moderne zenuwjongen die Frans: zenuwen alle uitkomende in zijn aarzelende hersens. Een Hamlet in miniatuur: geen Shakesperiaansch-machtige structuur natuurlijk, geen geniaal-eenige dubber, maar een van die duizenden rondom ons in welke de gruizels van Hamlet's geest zijn verstoven. Natuurlijk is Frans een zeer wijze jongen, vol medelijden voor zijns vaders en voor 's werelds domheid; maar hij zal nooit verstand genoeg hebben om te weten dat de eerste voorwaarde van geluk in 't leven heet werkzaam te zijn. In zijn beste oogenblikken noemt hij zich zelf een gemankeerd Boeddhist; aan elken stap verder in zijn liefhebberijtjes-leven hecht hij 't gewicht van een Haupt- und Staatsaktion. En telkens als 't er op aan zou komen een beslissing te nemen, ontsnapt hij, de held: is hij thuis, dan vertrekt hij naar zijn studenten-kamer te Utrecht, en vice-versa. De samenspraken, zooveel als ze zijn, van dien idealen kissevisser-leuteraar met zijn vader, met mevrouw De Loever, moeder van Annie (zijn kalverliefde), met de schooljuffrouw Helene, die hij eindelijk huwen zal, met zijn heerlijken neef den schilder: allemaal meesterstukken. Vader is gulle parvenu, luidruchtig, hardhandig-vroolijk. Mevrouw de Loever is een burgerdame van porselein, met een mekaniekje daarin dat praten kan; Annie zelf is een leeg-pronkerig bakvischje; zijn schilder is een cosmopolietische in plaats van een Hollandsche Hildebrand; en Helene is een heel bloo, maar gemoedelijk juffertje, dat kinderen gewoon is en dus.... ‘'t Kan zijn, zegt neef de schilder, dat het haar lukt; maar als ze hem er onder krijgt, is 't een kranige meid!’ 't Meest eigenaardige in 't kunstenaarschap van dezen zeer gewetensvollen schrijver dunkt mij te zijn dat vlak nevens elkaar zetten van groote en kleine dingen, en het opteekenen van uiterlijke nietigheidjes om daarmee, zonder verder air, een heelen zielsgezichteinder op te hangen. Zoo b.v. zijn er onder de bruiloftgasten in 't schooljuffershuisje eenige neven en nichten van 's keizers kat: ‘Gunst, Mama - vernemen we - u is heelemaal wit op uw arm, zei Piet Van Dyck tot zijn moeder. - O hemel... Och, dat is hier uit het gangetje; 't is er ook zoo nauw!’ Bedenk ook wat de Meester suggereert met de wandelstokkringeltjes die Frans tweemaal in gelijke omstandigheden gaat krassen in 't harde zand van 't Park, met zijn ellebogen op zijn knieën. Een allerflinkste psychologische roman, en leesbaar tot in onze meisjes-pensionaten. J.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wording der hedendaagsche beschaving van Godfr. Kurth, hoogleeraar. In het Nederlandsch bewerkt door Osw. Robijns, priester; 2 dln. Iste deel XLI, 333 blz. IIde deel 359 blz. - Jules De Meester, Rousselare.Over het prachtig boek van Prof. Kurth heb ik het niet, maar wel over de vertaling er van. Dat het noodig was ‘Les Origines de la civilisation moderne’ voor Vlaamsch-België in het Nederlandsch te vertalen, denk ik niet. Voor ontwikkelden werd dit boek geschreven, door ontwikkelden wordt het gelezen en genoten. Welnu bij ons zijn dezulken het Fransch meer dan voldoende machtig om dat boek in de oorspronkelijke taal te verstaan. Een vertaling leveren voor Holland? Dat is vermetel voor een Vlaming. Hij, die uit het Fransch in het Nederlandsch vertaalt, moet met beide talen zeer vertrouwd zijn; hij moet zijn taal gebruiken met volle bewustheid, zich rekenschap kunnen geven van dit gebruik om bij 't vertalen zijn taaleigen door het vreemde taaleigen niet te schenden. De taak wordt nog moeilijker wanneer in het oorspronkelijke Fransch werk, als hier het geval is, krachtige zinsbouw gepaard gaat met een pracht van woorden en beelden. Welnu het is een spijtig feit dat de meeste Vlamingen door hun uitsluitend Fransch middelbaar en hooger onderwijs, door hun Franschen omgang met elkander, door hun lezen van Fransche dagbladen, tijdschriften en boeken alle gedachte van Nederlandsch taaleigen verloren hebben. Zet zoo 'n Vlaming aan 't vertalen van een Fransch boek. Zal hij geven wat een Hollander vergt van een vertaling in 't Nederlandsch? Zal hij ons keurige, zuivere, schoone taal bieden? Neen, Fransch zal het zijn, Fransch in een Vlaamsch kleed. We hebben hier met een vertaler te doen die al de gebreken der Vlamingen heeft. Het idiomatische onzer taal zit hem zoo weinig in het hoofd en in de pen dat hij door schier iederen Franschen zin uit ons taalspoor gedreven wordt. Wat de E.H. Robijns zegt in zijn voorbericht ‘zoo trouw mogelijk de gedachten van den schrijver weergeven’ wordt dan den Nederlandschen zin bouwen zooals den Franschen, Fransche woorden en uitdrukkingen letterlijk maar verkeerd weergeven, en ‘tevens zorg dragende het Nederduitsche (?) taaleigen niet te verkrachten’ zegt zooveel als: en tóch vertaal ik in zuiver Nederlandsch. 't Is droef, dat bekwame en ijverige mannen onze taal zoo schrijven. Neen, wij Vlamingen, we kennen onze taal niet, als ze ons niet aangeleerd wordt, als we ze niet bestudeeren. Het deuntje, waarmee we in 't slaap gewiegd worden, als zouden we onze taal kennen doordien we Vlamingen zijn, diende uitgezongen te zijn. Het verwondert me dan niet, dat deze vertaling veel, oneindig veel te wenschen over laat; het verwondert me wel dat E.H. Robijns zulk werk heeft aangedurfd. Tot staving van mijn beweren, laat ik hierop een lijst volgen van verkeerde zinswendingen, verkeerde woorden en uitdrukkingen. De aangehaalde voorbeelden komen vooral uit het eerste deel, omdat het mij aan moed en tijd ontbrak om het geheele tweede deel even zorgvuldig na te lezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. ZinsbouwGelijk ons lichaam geen zintuig bezit, niet ondergeschikt aan het doeleinde van het geheel, dat zelf, op zijne beurt, bestaat voor het geestelijk beginsel, dat aan het lichaam het leven schenkt, zoo ook beschikt dit geestelijk beginsel, dat is: onze ziel, over geene enkele begaafdheid, die haar niet gegeven is met het oog op de hoogere zending, welke zij geroepen is te vervullen. (Inl. xvii.) Eindelijk, als om de waarheid te bevestigen, dat men nooit de uiterste grens der menschelijke dwaasheid zal kennen, het is ook daar dat men de wijsgeeren aantreft, die de Menschheid willen vergoden en hare vereering in de plaats van die van God stellen, naast degenen die haar voorstellen dat zij zich zelve doe verdwijnen door den zelfmoord in massa, en naast de omwentelaars, die zich beijveren om dat afschuwelijk droombeeld te verwezenlijken, en daarom op hun vaandel schreven het akelige woord Nihil. (Inl. xxxix.) Al wat men met eenige kans kon beproeven, was van eene christelijke tint te geven aan eerediensten die, gelijk het christendom herkomstig uit het Oosten, met dit eenige uiterlijke overeenkomst hadden, welke de volgelingen ervan zorg droegen vooral doen uit te schijnen. (I, bl. 143.) Den vijand, dien het niet bij machte was geweest uit te roeien ten tijde toen het nog in volle levenskracht was, moest het niet verwachten te zullen aan kluisters leggen, nu dat het zich verzwakt gevoelde en het slechts achter een masker vocht. (I, bl. 178.) Men stak den draak met dien slagersknecht die, met een bebloeden voorschoot aan, de ingewanden der dieren doorwroette, en men lacht met zijne muntstukken waarin een altaar geprent stond waarop een op den rug liggende stier lag, afbeelding, zegde men, der wereld overhoop gezet door den heidenschen ijver des Keizers. (I, bl. 180.) Meer dan eens verloren de missionarissen den moed, en de tusschenkomst van den paus was noodig om hen op te beuren of gelijk jonge soldaten, hen aan te wakkeren tot een nieuwen stormloop, of om hun den weg te banen door hen aan de koningen en bisschoppen der landen waar zij moesten doortrekken aan te bevelen, tot dat zij eindelijk, in 't jaar 597, aanlandden op de kusten van Kent, op dezelfde plaats, waar, naar luid der legende, anderhalve eeuw geleden, de woeste veroveraars, wier verovering zij gingen ondernemen, aan wal gekomen waren. (II, bl. 14.) Een bisschop, wiens plichten hem gebonden hielden aan zijnen bisschoppelijken stoel, aan zijnen persoon willende hechten als huiskapelaan, deed hij dit slechts na eerst de toelating er voor bekomen te hebben van paus Adrianus I. (II, 282.)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op schier elke bladzijde vind ik voorbeelden van verkeerde zinswending; laten we ons bij deze bepalen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Woordorde
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Woorden en Uitdrukkingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarbij komen een groot aantal oude genitiefsvormen die den zwier van den zin belemmeren. Eenige voorbeelden: de vertrekken zijns paleizes (I. 13); zij maakten het grootste gedeelte uit des legers van 't genot, welks geluk.. (I. 30); des menschdoms (I. 33); des eigendoms (I. 39); de onthouding des wijzen (I. 43); de plichten des maatschappelijken levens (I. 43); des openbaren vredes (I. 53); des slapenden geestes (I. 86); des ouden heldenmoeds | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(I. 138); des eersten christendoms (I. 145): de waarheidsbronnen des geloovigen (I. 173); het bloed des diers (I. 181); een lid des gezantschaps (I. 189); het zwaard des beuls (I 263); ijver des orthodoxen prelaats (I. 208); de heuvels des amphitheaters (I. 220); de ziel des luiaards (I. 224); de muren des gestichts (230); de diepte des kerkers (I. 247); des oosterschen keizerrijks (I. 262); de afgoden des vermaaks (I. 280); des wingewestelijken gronds (I. 297); des westgotischen keizerrijks (I. 315); de smet des oorlogs (I. 328); de schaal des noodlots (I. 330). 't erfgoed zijns kleinzoons (II. 9); het treurspel der wederwaardigheden des menschdoms (II. 9) de provinciën des eilands (II. 11); de bedrijvigheid des verstands (II. 18); de fakkel des apostels (II. 21); de vereering des verminkten Woords (II 28); de toekomst des pausdoms (II. 39); de valleien des Caucasus (II. 41); de verantwoordelijkheid des priesterambts (II. 154); aan de voeten des oppergezags (II. 204); verbrokkeling des gezags (II. 245). Eindelijk komt in deze vertaling herhaalde malen de accusatief voor, waar de nominatief vereischt wordt, en omgekeerd bij vb.: hun gemeenschappelijken godsdienst (I, 5); kan als den sluitsteen beschouwd worden (I. 10); ten einde de ontaarde vader te beletten (I. 167): doorgrond welken geest heerscht in... (I 169); waarop een op den rugliggenden stier lag (I, 180); en indien soms zijnen luister scheen te verduisteren (I. 232); den genadeslag ging toegebracht worden (I. 251); of er nog wel eenen afstammeling der Hellenen overgebleven is (I. 283); er ging een verpestenden adem uit (I. 287); doch hun barbaarschen trots week (I. 299); waarbij tusschen de verwondering den spot doorstraalde (I. 303); dat den levensstaat... zoude beschouwd worden als (I. 319. de gebeurtenissen waren sterker dan hunnen weerstand (II. 39); veld waarop hunnen regel toegepast worden; hij begroette dezes volk, als de degen Gods (II. 6); hij verloor den hoogen invloed, welke hij... uitgeoefend had. (II. 74). Mag ik niet zeggen dat Kurth's meesterstuk door den vertaler geradbraakt werd? K. De Wals. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het jongelingsleven, door Lod. Janssen. - De Nederlandsche Boekhandel.Een bundeltje schetsen uit een gewoon jongelingsleven gaande van de geboorte tot de loting, over kermis, en begraving der ouders, en eerste Communie. Niets pakkends, niets verrassends; toch zijn die bladzijden netjes geschreven en opperbeste volkslezing. Aanbevolen dus voor volksbibliotheken, patroonschappen en voor de prijsuitdeelingen in de volksscholen. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Papieren kinderen, door Justus Van Maurik. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen.De novelletjes onder dien titel verzameld geven ons geen nieuw kijkje op het talent van Van Maurik Men kan ze bijna alle tot vroegere novellen herleiden: uit tooneel- en geneesheerenwereld. Toch zijn 'n paar typen uiterst raak geschetst namelijk ‘Henri De Snoeper’ en de ‘Fashionabele dineur’. ‘Hoe Jetje gezoend werd’ is een smakelijk schetsje en herinnert ons aan het eerste optreden van vriend Persyn in ‘Met Tijd en Vlijt’ met eene lezing over J. Van Maurik. ‘Haec olim meminisse juvabit’ dat was een lekkere avond. L.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Katholische Arbeitervereine, door Dr. Otto Müller. Diözesan-Präses des Verbandes der Kath. Arbeitervereine der Erzdiözese Köln. Dritte vermehrte Auflage, Preis 60 Pfg. M. Gladbach 1907. Zentralstelle des Voksvereins. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de inrichting, over wenschelijke verandering of verbetering der humaniora werd er heel-wat gekibbeld; en ieder kramer stond voor zijn berd. Met die betwistingen zullen wij ons niet inlaten; wij beschouwen een voldongen feit. De meening heeft veld gewonnen, dat Engelsch en Duitsch niet onverstaan mogen blijven voor ontwikkelde personen. In de gestichten van het Aartsbisdom heeft Z. Em. de Kardinaal Mercier een afdoenden maatregel genomen. Op de algemeene uurtabel staan Engelsch en Duitsch ingeschreven als verplichte vakken. De leergang van de Duitsche taal bekomt 2 uren in de vierde Latijnsche, 2 uren in de derde, 1 uur in de Poësis en 1 uur in de Rethorika. Daarmee kunnen de studenten al heel-wat kennis van de taal opdoen. Als merkwaardige verbetering mag hier gelden het dubbel urental in de eerste twee jaren. Over programma of methodeleer zullen wij thans niet verder uitweiden; het geldt hier enkel een maatschappelijk vertoogschrift aan te bevelen, dat zeker in de noodwendigheden van den tijdgeest een gepaste opleiding kan bezorgen. Zooals er een neo-scholastiek bestaat voor de wijsbegeerte, zoo moeten ook de humaniteiten rekening houden met de levensvragen van den dag. De geestelijke overheid heeft deze noodzakelijkheid lang ingezien en daarom nog wordt jaarlijks de studie voorgeschreven van Leo's wereldbrief ‘Rerum novarum’. Daarnevens zou ik een Duitsch leesboek, - althans voor de Rethorika, - zeer nuttig achten, namelijk: Katholische Arbeitvereine, von Dr Otto Müller. Dit vlugschrift van 128 bladzijden, doet ons duidelijk de mogelijke en noodzakelijke toepassing uiteen van de pauselijke voorschriften en raadgevingen. De naam en de titel van den schrijver zijn a priori een zekere waarborg van degelijkheid. ‘De ondervinding is de beste leermeester,’ zegt het spreekwoord, en de leering van Dr Müller is voorwaar niet uit de lucht gegrepen. Wij hebben trouwens veel te leeren in Duitschland. Dr Schaepman heeft die practische waarheid niet onder stoelen of banken gestoken, en het geloovige Holland heef er voordeel bij gevonden. Maar iemand zal misschien de bedenking uiten, dat wij aan jonge studenten van Rethorika geen cursus moeten geven over maatschappijleer; wij moeten den tijd niet vooruitloopen.. Laat ons antwoorden: 1o dat er geen bijkomend studieuur gevergd wordt, 2o dat zelfs de studie van zulk doorloopend werk eenige moeilijkheden van Duitsche ingewikkelde lezing uit den weg ruimt, 3o indien Ued. vindt, dat onze studenten te jong zijn voor zulke practische levensbeschouwing, dan mag het vers van Schiller voor stoppertje dienen: ‘Früh übt sich was ein Meister werden will.’ Excelsior! Niet enkel in ons Duitsch kan verbetering worden gebracht, ook voor de lessen van Nederlandsche taal kunnen wij nog best-goed uitzien naar Oost en West en Zuid en Noord. De Futura-uitgaven zijn licht te benuttigen. ‘Zoekt en gij zult vinden.’ Om te eindigen, en beter te overtuigen, zullen wij enkel de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
indeeling overdrukken van de Katholische Arbeitervereine, zonder verder betoog.
Anhang: A. Die Geschichte der katholischen Arbeitervereine. B. Die Verbände der Arbeitervereine und ihre Organisation. A.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ein Land Der Zukunft, Ein Beitrag zur näheren Kenntnis Argentiniens mit 100 Abbildungen und 1 Karte, von einem deutschen Offizier. Verlag von ‘Südamerika’. (J. Greger), München.Dat de schrijver van dit boek een hooge officier moet zijn van het Duitsche leger dat blijkt uit de opdracht aan ‘zijn hoogvereerden vriend’ generaal der infanterie Vrijheer Colmar von der Golz. De schrijver is eigenlijk generaal Alfred Arent die verscheidene jaren in Argentinië verbleef en daar instructeur was van het leger. De titel alleen zegt wat de auteur in dit boek geven wil: hij is er van overtuigd dat Argentinië een land is van toekomst. In zijn voorwoord klaagt hij er over hoe weinig wij hier in Europa over Zuid-Amerika weten. De aardrijkskunde van het oude Griekenland, zegt hij, die kennen alle jongens na hunne middelbare studiën, maar vraagt ge hun wat nu is dan staan ze dikwijls met hunnen mond vol tanden. Het boek is ingedeeld in tien hoofdstukken waarvan we hier de titels zullen afschrijven: beste bewijs dat de schrijver, in ongeveer 300 bladzijden, een algemeen overzicht van Argentinië heeft willen geven: I. Geschiedenis; II. Aardrijkskunde en klimaat; III. Bevolking; IV. Buenos-Ayres en de groote steden; V. Het vlakke land en de landsteden; VI. Straten, spoorwegen, reizen in 't binnenland; VII. Politieke toestanden, recht- en geldwezen; VIII. Leger en vloot; IX. Economische toestanden, wat het volk er doet; X. Sociale en beschavingstoestanden; zeden en gebruiken, ontwikkeling en karakter van het volk. Een algemeen overzicht dus, en dat geeft ons ook het boek. Schrijver is een bewonderaar van Argentinië's land en klimaat; maar daarom verzwijgt hij toch de flauwe kanten niet, b.v. waar er sprake is van de politieke toestanden, van het rechtswezen, van het leger, enz. De algemeene indruk dien ge behoudt van het werk is: een ernstig boek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederland in rijp. 200 foto's van de wonderschoone natuur in de dagen van 18-25 Januari 1908. - S. Bakker, Koog-Zaandijk, 3e druk. Pr. fl. 0.50.Het zeer zeldzame natuurverschijnsel, waarbij gedurende de dagen van 18-25 Januari l.l., eene geheele week dus, in vele Nederlandsche plaatsen de boomen enz. in een masker van rijp gehuld werden, waardoor de draden van enkele millimeters er uit zagen als kabeltouwen, deed de gedachte bij den uitgever ontstaan, de herinnering aan dezen grootschen aanblik levendig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te houden door een 200tal verschillende foto's te reproduceeren en deze afdrukken te vergaderen in een album en voor geringen prijs verkrijgbaar te stellen. Alleen het feit, dat er in Holland, waar men als 't ware gewend is aan mist en rijm, ongeveer 60.000 ex. geplaatst zijn, doet vooruitzien hoeveel meer zal men in de landen tusschen de keerkringen, in de warme landen in 't algemeen, hierin belang stellen. Tegen toezending van fl. 0.75 voor gewone verpakking, aangeteekend of voor fl. 0.95 in speciale verpakking in plano, wordt dit merkwaardige en fraai uitgevoerde Album franco door den uitgever S. Bakker Jz. te Koog-Zaandijk toegezonden. Tevens maakt deze uitgever attent op zijn andere uitgaven: den bekenden kalender ‘Mooi Nederland’ en ‘Het Jaar 1909’, beide bij uitstek geschikte en boeiende uitgaven, waarvan door genoemden uitgever gaarne circulaire wordt toegezonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schoolboeken
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog bij moeder, door Jan Ligthart en H. Scheepstra. Zesde druk, te Groningen bij J.B. Wolters. 1907.Deze vertellingen en tafereelen uit het kinderleven door twee gunstig bekende schrijvers verzameld en opgesteld en door den heer Jetses fijn en prachtig geillustreerd, zullen zeker in den smaak van ‘leesgierige’ knapen vallen. Bij ‘Ol, Sien en Trui’, zullen kinderen van den zelfden leeftijd zich in heel aangenaam gezelschap bevinden; evenals leerlingen van meer gevorderden ouderdom zich kunnen verkwikken in de ‘Zonnestralen, vertellingen door H. Dietz en Kath. Leopold’. Wel is waar, van ons katholiek standpunt uit, zouden wij in de vier boekjes eenige verhalen ingelascht hebben die de ontwikkeling der godsdienstige en zedelijke gevoelens in de hand werken. Dit neemt de verdiensten van deze boekjes niet weg, en verhindert ons niet ze aan de laatste voorbereidende klassen aan te bevelen. Deze vier deeltjes zijn in de gewone en ook in de vereenvoudigde spelling uitgegeven. X., S.J. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samen op reis. Cremer, Ligthart en Noordhoff. - In 3 deelen: prijs fl. 0.40. Te Groningen bij J.B. Wolters.Het doel der schrijvers is:
Hebben de schrijvers hun doel bereikt? Mij dunkt van wel. Zij hebben gereisd per trein en per boot, en aldus de leerlingen bekend gemaakt met de voornaamste spoor- en waterwegen. Gedurende hun sporen, trammen en varen hebben ze hunne oogen wijd opengezet, zelfs hebben ze menig tochtje te voet afgelegd, om des te nauwkeuriger alles te kunnen opmerken. Na het aandachtig lezen of bestudeeren zulker boekjes heeft men zich dan ook over Nederland niet een symbolisch kaartbeeld maar wel een levende werkelijkheid gevormd. De reisjes zijn methodisch en pedagogisch ingericht. Eerst door duin en geestgrond (langs zee). Daarna door kleigrond en laagveen (bij zee of rivier). Eindelijk door binnenzandgronden, hoogveen en Limburgsche klei met rotsgronden (binnenslands). Nederland is grootendeels op de zee veroverd, daarom weiden de schrijvers iets breedvoeriger uit over de wijze, waarop land gewonnen en behouden wordt. Met één woord, dit werkje is leerrijk en aantrekkelijk: twee hoofdhoedanigheden voor een volksschoolboek. Ten slotte zij den uitgever lof toegezegd voor den netten druk en de mooie platen. Wanneer krijgen we een dergelijk ‘Samen op Reis’ door Belgie...? J.B.S.J. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beknopt leerboek der aardrijkskunde, r.p. Bos, herzien door J.F. Niermeyer. Twaalfde druk, met kaarten en platen. Te Groningen bij J.B. Wolters, 1907, 320 bl. in-8o.Dit leesboek van wijlen P.R. Bos, geheel vernieuwd door den bekwamen geograaf Niermeyer, beleefde verleden jaar zijn twaalfden druk. De tekst verschilt niet veel van de vorige uitgave; alleen zijn eenige kleine verbeteringen aangebracht. Het blijft aldus een meesterlijk boek; bij al de ernstige wetenschap die het brengt zorgt het ook voor kunstsmaak en uitspanning. Talrijke platen, die karakteristieke zaken voorstellen, maken het heel en al aantrekkelijk. Jammer dat de faam van dit werk zoo weinig in Vlaamsch België doordrong: de algemeene aardrijkskunde en de bijzondere aardrijkskunde der verschillende landen wordt er zoo in behandeld dat het ook met groot nut in onze Vlaamsche gestichten voor het onderwijs der aardrijkskunde kan gebruikt worden. Dr J. Mees. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ingekomen boeken ter bespreking:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen.
|
|