Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908
(1908)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BoekennieuwsHerders Konversations Lexikon, 3e Auflage, reich illustriert durch Textabbildungen, Tafeln und Karten. Herdersche Verlagshandlung, Freiburg in Breisgau, 1907. Pr. M. 100.We zijn thans aan den 6en band. Recto tono lofspreken moet op den duur vervelend klinken. Maar men zal wel toegeven dat het niet aangaat dien toon te laten zakken als 't voorwerp zich langs om waardiger toont van dien lof, en ter meerdere afwisseling veelkleurige vuurpijlen van lyrisme afschieten waar het geldt een zeer positief wetenschappelijk compilatiewerk, dat zou toch ook wat mal staan. Dus op 't saaie af een relaas van ons kuier-kiekje in dit 6e deel. Om hun stoffelijke uitbreiding die bij Herder altijd een waarborg is van wetenschappelijke verdieping door meesters in 't vak, vallen op, bij 't eerste gezicht, de artikelen: Moral, Musik, Mythologie, Pädagogik, Pastoraltheologie, Patrologie, Philologie, Philosophie, Paläogeographie, Paläographie, Paläontologie, Petrographie, Physik, Physiologie. Zorgvuldige overzichten van geschiedenis, taal- en letterkunde en kunst krijgen we bij de artikelen Neugriechische, Niederländische, Norwegische, Persische, Polnische Literatur u. Sprache; Nordische Sprache, Orientalische Sprachen, Nordische u. Persische Kunst, Phönikische Kunst. Op zich zelf heel leerrijke en prachtig uitgevoerde verluchtingen illustreeren de bijdragen Mond, Mosaïk, Mühle, Müllerei, Molche, Moose, Muscheln, Münzwesen, Muskel, Musikwerke, Motorwagen, Nähmaschine, Nase, Nahrung, Nerven, Niere, Olympia, Ornament, Ohr, Olkraftmaschinen, Obst, Orchideën, Okapi, Orgel, Pantheon, Panzer, Palmen, Papier Pflanze, Pflanzenverbreitung, Pfauen, Pergamon, Perpendikularstil, Perspektive, Peterskirche, Pfallbauten, Pferde, Pilze, Photographie, Phototherapie, Polarisation, Pompeï, Planeten. Betrekkelijk breedvoerige biografische bijzonderheden vinden we bij: Mirabeau, Mohammed, Molière, Molkte, Mommsen, Montalembert, Mörike, Th. Morus, Mozart, Murillo, Napoleon, Newman, Nietzche, O'Connell, Otto, Overbeck, Pascal, Peabody, Perfall, Perthes, Pestalozzi, Peter, Petrarca, Pius, Platen, Pombal, Pompadour. Voor de verschillende vertakkingen der rechtswetenschappen vinden we hoofdzakelijk: Namen, Patentrecht, Person, Pfand, Pflehschaft, Pflichtteil, Mitteleuropäischer Wirtschaftsverein, Mittelstand, Musterschutz, Mutterschutz, Norddeutscher Lloyd, Notenbanken, Notstandarbeiten, Obdachlosenfürsorge, Offene Handelsgesellschaft, Pacht, Panamerikanismus, Pangermanismus, Panslavismus, Papiergeld, Parlament, Patronage, Patronat, Pension, Politik, Polizei. De aardrijkskunde prijkt weeral met een luister van kaarten: München, Nord-Amerika, Neuyork, Osterreich, Ozeanien, Paris, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Palästina, Persien, Platastaaten und Chili, Polarländer, Polarforschung. Me dunkt, men moet geen optimist wezen om dèn tijd te zegenen waarin wij leven, al ware 't maar o.a. hierom dat hij zooveel van het utile en dulce weet samen te schenken voor weinig kosten. J.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde, Prof. Dr Jan te Winkel.Met de 4e aflevering van dit werk, waarover een breedvoerige bespreking in 't Februari-nummer van Dietsche Warande, is het eerste deel thans volledig. 't Verscheen bij de Erven J. Bohn, te Haarlem, pr. fl. 7.50, geb. fl. 8.50. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog slaven, I. de Vreese, Gent, A. Siffer, 1908, 158 blz.Nog een reeks ‘Slaven’ na die van verleden jaar. De ondertitel zegt dat ze ‘naar 't leven geteekend zijn’; en die ondertitel liegt niet: met een kloeke pen, die breede strepen maakt, zonder verfijnde stijlkronkeltjes, maar ook zonder spatten, zijn ze getrokken, die lijnen ‘teekenend’ de silhouetten van zooveel Vlaamsche jongens ‘naar het leven’ helaas, hun leven verslaafd aan den drank. Wat ons vooral in deze korte verhalen bevalt: 't is dat de schrijver telkens ontsnapt aan het recto tono der preek, met op 't gepast oogenblik nu eens de stem te laten zakken in een trilling van ontroering, dan weer ze schel te laten opklinken in een humoristischen zet. Wat anders voor de letterkunde verloren zou gaan als eenvoudige lesjes-spellerij, wordt zóó bepaald geadeld tot kunst, wel van een bescheiden soort, maar eerlijk-echt genoeg om er duidelijk een hart in te hooren kloppen, een echt goed menschenhart, dat zijn volk, zijn arm verslaafde volk innig liefheeft, en dat, met een krachtigen wil ter verbetering van 't lot der alcohol-ellendigen, zijn misereor super turbam slaakt. Wel ontsnapt den h. de Vreese in zijn schrijven hier en daar een beeldspraak-haastigheidje: zoo spreekt hij in éen adem van ‘gewoonten die diep in de menschelijke natuur zijn ingeroest en moeilijk tot den wortel uit te roeien’; en even daarna nog van: ‘wetenschap en ondervinding geven elkander de hand om de schrikbarende gevolgen van het drankmisbruik te doen zien.’ Maar dat gebeurt den nauwgezetten, eenvoudigen volkschrijver zeer zelden. Overigens was 't hem ook ditmaal niet in de eerste plaats te doen om iets schoons te geven, maar wel iets goeds. Zij die vergeten boeken als dit den weg naar de openbare Vlaamsche boekerijen te openen, of zij die nalaten het onze jongens als prijsboek mee te geven naar huis, verzuimen, me dunkt, een zeer ernstigen plicht. J.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De navolging Christi van Thomas à Kempis uit het Latijn door Mr Frans Erens. Amsterdam, S. Van Looy, C.L. Van Langenhuysen, 1907.Er bestaat een ware drang om dit oude eenvoudige boekje van Thomas à Kempis aan onze moderne menschen diets te maken. Twee, drie jaar geleden was het de vertaling van Pater | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouman, nu is het die prachtuitgave, vertaling van Frans Erens. Eenige weken geleden was het de vertaling van den ongeloovigen Kloos in de Wereldbibliotheek. Erens is een modern katholiek letterkundige en deze zinsneden uit zijne voorrede schetsen wel den geest van zijn werk: ‘Alhoewel het boek niet kan gerekend worden tot de eigenlijke mystieke litteratuur, waarin de woorden naar ons toe in de diepte nedervallen als balast geworpen uit een luchtballon, zoo beweert toch de auteur dat hij de toestanden van het hoogere leven gekend heeft.... De mystieke litteratuur is zeker de hoogststaande van alle soort van letterkunde indien men ze tot de letterkunde mag rekenen. Zoo staat ook een dialoog van Catharina van Genua of Catharina van Siena boven een drama van Shakspeare en bij ons Ruysbroek boven Vondel en Van Deyssel; alhoewel deze laatste, buiten de mystiek om, in sommige van zijne bladzijden met bloot menschelijke en natuurlijke middelen eene hoogte bereikt heeft die der mystiek zeer nabij komt, maar die toch, geloof ik, essentieel verschilt van den met goddelijk genadelicht doordrenkten mystieken toestand. Dit licht is dat van een andere orde... Het alleenig streven naar zuivere schoonheid, menschelijk bereikbare schoonheid, kan niet bereiken, wat God geeft aan de zijnen die hem alleen dienen en zoeken, dat met de abdicatie van het eigen ik beginnend wordt gedragen naar voor den normalen mensch hier op aarde niet denkbare toestanden. Men wachte zich dus bij de groote mystieken in de Imitatie, zooals de heer Acket, hoofdzakelijk schoonheid te zoeken, den wereldschen klank van het mooie, de wereldsche muziek der welluidende phrase... Schoonheid houdt gevangen en kortwiekt de vlucht naar God in den hooge. Dat was het princiep der vaders in de woestijn en later van Franciscus van Assise. De auteur der Imitatie versmaadt dan ook den schoonen volzin, maar bereikt hem somtijds tegen zijnen dank omdat ook hij het beginsel volgt van die heiligen.’ Over het uiterlijke van het boek zullen we zeggen dat het een prachtwerk is: Schoon papier en wonderschoone druk, en over de vertaling zal de lezer best oordeelen uit de volgende vertaling van het IVe hoofdstuk van het eerste boek die we hier overschrijven: ‘Men moet niet gelooven ieder woord of opwelling des gemoeds, maar omzichtig en langzaam moet een ding worden gewogen, volgens God. Ongelukkig! Dikwijls wordt gemakkelijker kwaad dan goed van een ander gedacht en gezegd. Zoo zwak zijn wij. Maar volmaakte mannen gelooven niet licht iederen verteller, omdat zij kennen de menschelijke zwakheid, geneigd tot het kwaad en licht struikelend in woorden. Een groote wijsheid is het, niet voorbarig te zijn in zijn daden, en niet hardnekkig te volharden bij het eigen gevoelen. Daarbij behoort ook, niet alle woorden der menschen te gelooven en het gehoorde of het geloofde niet terstond aan anderen over te brengen. Beraad u met een wijs en gewetensvol man; en tracht u eerder door een beteren te laten onderrichten dan uw eigene bevindingen te volgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een goed leven maakt een mensch wijs volgens God en bedreven in veel. Hoe meer iemand nederig is in zich zelven en meer aan God onderworpen des te meer zal hij in alles zijn wijzer en rustiger.’ E.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beknopt leerboek der staathuishoudkunde door Ch. Gide voor Nederland bewerkt door C.R.C. Herckenrath, Wolters, Groningen, 1907. Pr. fl. 3,90.Het leerboek van staathuishoudkunde van Ch. Gide is overbekend. Men kan wel opwerpen dat het niet altijd diep genoeg ingaat op sommige vragen der staathuishoudkunde, en ze niet altijd oplost in een katholieken zin, doch het is ook maar een beknopt leerboek van 670 bladzijden en het heeft de groote gave van zeer klaar te zijn. Wij kennen geen handboek van algemeene staathuishondkunde dat zoo helder is en methodisch; als handboek voor beginnelingen is dit natuurlijk een allerbeste hoedanigheid. De bewerking van Herckenrath is naar de 10e Fransche uitgave. Is dit voor het werk van Gide niet de beste aanbeveling? En als we er nu bijvoegen dat die bewerking voor Nederland van Herckenrath reeds aan de 3e uitgave is, dan zal men ook moeten besluiten dat ze verkocht wordt. Ze verdient dat ten andere en wij zouden gaarne zien dat die bewerking ook in Belgie meer ingang vond. Over het algemeen zijn wij, Belgen, met de Fransche toestanden beter bekend dan met de Nederlandsche en daarom reeds alleen is eene bewerking voor Nederland met inlichtingen over Nederlandsche wetten en toestanden hier van groot gewicht. We mogen erbij voegen dat de bewerker meer dan eens in nota zegt waar hij in meening verschilt met Gide en we bekennen het graag, meest altijd moeten wij den bewerker gelijk geven. Kortom, een zeer goed boek, allerbest geschikt voor de Vlamingen die zich willen inwijden in de staathuishoudkunde en voor de studenten aan de hoogeschool die in het Vlaamsch die hoogst praktische kennis willen opdoen. E. Vl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijzondere plantenteelt door J.Z. Ten Rodengate Marissen, leeraar aan de Rijkslandbouwschool te Wageningen. Groningen, J.B. Wolters. 4 deelen, in linnen band, elk meer of min 160 blz. Pr. per deel fl. 0,90.Dit werk bestaat uit vier boekdeelen. De schrijver handelt: in het eerste, over de meelvruchten: granen, kanariezaad, boekweit; in het tweede, over de peulvruchten: veldboon, erwt, wikke, linze, enz.; en over de groenvoedergewassen, onder andere de verschillende klavers, de serradella, de luzerne, de esparcette, de spurrie, enz. enz.; in het derde, over de hakvruehten: a) Knolgewassen (aardappel, aardpeer), - b) wortelgewassen (mangelwortel, suikerbeet, gele wortel, pastinaak, enz.), - c) bolgewassen (ajuin, sjalot), - d) andere hakvruchten (glaskoolraap, sluitkool, voederkool); in het vierde, over de handelsgewassen: oliezaden (kool-, raap, dederzaad, radijs, mosterd, maanzaad), - verfplanten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(meekrap), - specerijgewassen (karwij, koriander, venkel, dille, anijs, komijn, hop). Dit beknopt overzicht der behandelde stof doet besluiten dat wij hier te doen hebben met een zaakrijk, volledig werk, dat wezenlijk een schat van kennis bevat. Het heeft des te meer verdienste dat het volgens een onberispelijk plan, begrijpelijk voor iedereen, is opgesteld en daarbij nog door welgeslaagde gravures is opgeluisterd en verduidelijkt. Zeggen wij maar vlakaf dat het ons, in België, aan een dergelijk werk mangelt en dat het besprokene derhalve, alhoewel geschreven met het oog op Hollandsche toestanden, bij de Vlaamschsprekende landbouwers weer welkom zal zijn. Wij kunnen het hun niet genoeg aanbevelen. Zij die het zich aanschaffen kunnen alle andere werken over plantenteelt missen. Frans Hermans. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis onzer staatsregeling, een overzicht voor H.B. scholen, gymnasia, kweek- en normaalscholen en candidaat-hoofdonderwijzers door T. Pluim, hoofd eener school te Baarn. 1908. P. Noordhoff, Groningen. Prijs fl. 1.25, geb. fl. 1.50.Dit is voornamelijk een boek voor Nederland, maar ook in België, waar we toch zoo weinig over Hollandsche toestanden weten zal het boek welkom zijn. De geschiedkundige inleiding is misschien een beetje lang: 130 bldz. om te komen aan 't begin der 19e eeuw. Het tweede deel van 't werk legt de hedendaagsche Staatsinrichting uit, geeft een overzicht der grondwet, zegt wat er te zeggen valt over den Koning, de staten generaal, de provinciale staten, het bestuur der gemeenten, het rechtswezen, de godsdienst, het geldwezen, de verdediging van Nederland, de waterstaat, het onderwijs en het armbestuur. Dus werkelijk een algemeen overzicht en dat wordt allegaar klaar-weg gezeid. Er zijn natuurlijk hier en daar wel zaken, voornamelijk in het geschiedkundig overzicht, waar de lezer een andere meening kan hebben dan de schrijver, maar dit boek in handen van Vlamingen kan hun leeren wat ze over Holland dienen te weten. J.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zielkunde en algemeene onderwijsleer. - Een studieboek voor Candidaat-Hoofdonderwijzers, door B. Laarman, Hoofd eener school te Groningen. - 2de druk. P. Noordhoff, Groningen.De titel is sprekend: in dit boek, breeder van omvang dan een gewone onderwijsleer, is ook aan de zielkunde een betrekkelijk groote plaats gegund. Redematig is deze opvatting, want de onderwijsleer of ‘de stelselmatige leiding der geestelijke ontwikkeling van het kind’ zal uit de aansluiting met de zielkunde geen gering voordeel trekken. Wetenschappelijker, en dus veiliger en treffender zullen hare leermethoden wezen. En de h. Laarman brengt den onderwijzer duidelijk in aanraking met de veelzijdige en ingewikkelde zielsbedrijvigheid. Uitgaande van het eenvoudigste element onzer zinnelijke kennis: de gewaarwordingen, klimt hij op tot de waarnemingen en voorstellingen, tot het phantaseeren en denken, en sluit zijn eerste deel met een kort overzicht over het gevoel en de wilsakten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De andere helft van het boek wordt door de uiteenzetting der algemeene onderwijsleer in beslag genomen. Onwillekeurig zal menigeen zich de vraag stellen: welk is de wijsgeerige en godsdienstige strekking van het werk? Trachten wij deze in het boek zelf op te sporen. In zijn inhoud noemt de schrijver het verstand: ‘een zielkundige term’. Blijkbaar schrikt de naam van zielsvermogen hem af, en klinkt het woord hem in de ooren als een scholastische entiteit of als een ledig concept waaraan niets in de werkelijkheid beantwoordt. Anders verstaan wij niet hoe de h. Laarman in zijn critisch overzicht der ‘oude’ psychologie tegen de deugdelijke opvatting der zielvermogens verzet aanteekent; en hoe hij uit diezelfde leer antipedagogische gevolgstrekkingen tracht te trekken, die er niet uit te trekken of aan heel andere oorzaken te wijten zijn. Zoo b.v. volgt uit ‘de vermogenstheorie’ om dit woord van den h. Laarman over te nemen, dat de keus der leerstoffen onverschillig is? In het geheel niet; elke leerstof heeft haar eigene waarde en dus ook haar eigene ontwikkelingskracht, evenals de verschillende lichaamsoefeningen op verschillende wijze onze physische krachten ontwikkelen. Daarbij hindert het ons dat de h. Laarman van het essentieel onderscheid tusschen zinnelijke en afgetrokken kennis, geen gebruik maakt, om de geestelijke natuur en het hooger wezen onzer ziel in het licht te stellen. Ook het objectief element van het essentieel verschil tusschen goed en kwaad brengt de h. Laarman niet aan; en de metafyzische godsdienstige grondslag der zedenleer blijft te veel in de schaduw. Godsdienst en Zedenleer zijn zoo nauw aan elkaar verbonden dat ze niet te scheiden zijn. Wat is goed en kwaad? Dat is geen ‘gedetailleerde vraag’, zooals de h. Laarman dat noemt, maar wel eene hoofdvraag, waarop elk die goed te doen en kwaad te vermijden heeft, een beslist antwoord eischt. De wil, blind vermogen, moet door de rede voorgelicht worden; en het goed is voor ons hetgeen in overeenstemming is met den wil van God, hetgeen ons, hetzij rechtstreeks of onrechtstreeks, tot het eeuwig geluk brengt. Men ziet het dadelijk in, schrijvers standpunten liggen in geen metafysische wijsbegeerte; en voor hem is de zielkunde een loutere techniek of om een barbaarsch woord neer te schrijven eene ‘phenomenologie’. En niet christelijk genoeg is de opvoeding die hij aanbeveelt; hetgeen nog bevestigd wordt door zijn pleidooi ten voordeele eener voor allen gemeenschappelijke school. Nochtans goed geslaagde ontledingen en op ervaring steunende aanwijzingen en ophelderingen ontbreken niet. Belangrijk is de uiteenzetting der voorstellingsleer van Herbart; uiterst leerzaam de ontleding der apperceptieleer, ‘waardoor, gelijk de h. Laarman zich uitdrukt, ‘de oude eisch: sluit aan bij het bekende - meer klem (heeft) gekregen’. Wel is waar ook de theorie der apperceptie is doordrongen ‘van Herbart's onjuiste zienswijze over de vermogens der menschelijke ziel. Derhalve is de grondslag zelf der theorie valsch, maar zijn praktische raadgevingen berusten op gewisse ervaring, en verdienen dus in aanmerking genomen te worden’.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fijn en scherp is ook het critisch oordeel van den h. Laarman over het concentratiesysteem. ‘Breng ter juiste plaatse, - tusschen de verschillende leervakken - dwarspaadjes aan’, zegt hij. ‘Daardoor toch wordt de natuurlijke samenhang der leerstof ten zeerste bevorderd.’ Hier willen we ook het volgend eigenaardig uittreksel meêdeelen dat betrekking heeft op de ontwikkeling van het zedelijk bewustzijn. Niet dat wij zoo hevig tegen belooningen en straffen ten velde willen trekken, gelijk de h. Laarman het schijnt te doen, maar deze regels kunnen toch met vrucht overwogen worden: ‘Bij de opvoeding hebben we op het... lust- en leedgevoel uitdrukkelijk de aandacht te vestigen. Is het eerste overheerschend (of alleen reeds bij het ontbreken van het tweede), dan hebben we een toestand van gemoedsrust of zielevrede en dezen hebben we den leerling voor te houden als de belooning voor het willen het doen van het goede. Overheerscht in den doorloopenden toestand van iemand het leedgevoel, dan spreekt men van wroeging of zielekwelling en deze moeten we leeren beschouwen als de straf voor het willen en het doen van het kwade. Deze belooning en straf zijn geheel iets anders dan de bekende belooningen en straffen, waarvan de opvoeding in huis en school nog al gebruik maakt, en die door Jan Ligthart in School en Leven VI, nr 36, zoo teekenend speculaties worden genoemd op de lusten en neigingen die we moeten bestrijden. Beloont men b.v. de vlijt met lekkernijen, dan voedt men de neiging tot zinnelijk genot, en - in dienst van het goede wordt dus een slechte neiging aangekweekt.’ Het boek van den h. Laarman is in menig opzicht goed bestudeerd, getuigt van veelzijdige kennis en van rijpe ondervinding. Daarom ook hebben wij het met aandacht gelezen, en hebben wij niet geaarzeld eenige bedenkingen tegen zijne te ver gaande onzijdigheidsstrekking in te brengen, en de behoefte aan een vasten metafysischen grondslag te doen gevoelen. In sommige kringen zal men het boek heel en al welkom heeten; ons kan het slechts ten deele voldoen. En de reden? - Onze grondbeginselen verschillen nog te veel, en zoo ook liggen onze standpunten te ver van elkander. D.S., S.J. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schoolboeken
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zee, de diepte der zeeën, de golfbewegingen, de zeestroomingen enz. Ook met de nuttigste planten en dieren zullen zij kennis maken, en evenzeer met de delfstoffen. Werkelijk een boek waar voor onze jongens zeer veel uit te leeren is: in België hebben wij niets van dit slag... Elke gevorderde Vlaamsche leerling moest dit werk onder handen hebben en geen enkel man van beschaving mag het missen in zijn boekerij. 't Is een kostelijk boek voor ernstige studie, en 't is een pret voor 't prentjeskijken in 't luieruurtje. J.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beknopt handboekje der classieke mythologie. De voornaamste sagen der Grieken en Romeinen door Dr. C.L. Jungius, leeraar aan het Gymnasium te Goringhem. Groningen, J.B. Wolters, 1908.‘Daar dit handboekje bestemd is om uit te leeren, evengoed als om uit te lezen, heeft de schrijver getracht een beknopten vorm te vinden zonder aan de leesbaarheid te kort te doen.’ Zoo begint de schrijver het voorbericht van zijn 35 bladzijden groot werkje en werkelijk het zal nut stichten bij onze studenten uit de humaniora. Het is zeer leesbaar en geeft een goed algemeen overzicht. J.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ingekomen boeken ter bespreking:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.B. Wolters' Serie kinderboeken voor de lagere school:
|