| |
| |
| |
Inhoud van tijdschriften
ONZE KUNST, Juni 1908. - De Collectie Six en de aanwinst eruit door het Rijksmuseum (W. Steenhoff). - K.P.C. de Bazel (C.W. Nijhoff). - Elberfelder Batiks (J.A. Loeber Jr.). - Kunstberichten uit Amsterdam, uit Rotterdam, enz. - Kunstveilingen.
VERSLAGEN EN MEDEDEELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE, April 1908. Verslag der April-vergadering. - De Germaansche Ballade (Om. Wattez), zeer merkwaardige studie over haar ontstaan en hare beteekenis, en nadere beschouwingen bij enkele Nederlandsche, Engelsche, Duitsche, Scandinaafsche modellen; ten slotte een overvloed van biografische aanduidingen.
DE GIDS, Mei 1908. - Een Huis vol menschen (C. en M. Scharten-Antink): dat wordt zeker een van de heel merkwaardige romans uit dezen laatsten tijd. - De persoonlijke dienstplicht der vrouw (H.P. Staal): nevens de nieuwe rechten der vrouw nu deze plicht, niet om te helpen dooden, maar om gewonden en zieken te helpen verplegen. - Hedendaagsche Engelsche Dichters (Edw. B. Koster): ditmaal over Th. Watts-Dunton en Robert Bridges. - Aulard tegen Taine (H.T. Colenbrander): Aulard die zich volstrekt wil beroemd maken ten koste van Taine, wordt hier toegeduwd: ‘Een Taine wordt geoordeeld door grooter geesten dan hij’. - Lenteverzen (H. Lapidoth-Swarth): niet bijzonder ditmaal. - Taalpsychologie (N. Van Wijk), ten slotte een compliment voor J. Van Ginniken. met zijn ‘Principes de Linguistique psychologique’. - Een kwarteeuw constitutionneel Koningschap (H.T. Colenbrander): korte bespreking der ‘Brieven van Koningin Victoria’. - Aubrey Beardsley (G.H. Marius): waardeerende bladzijden over dien katholiek-geworden teekenaar. - Een centraal tijdschrift voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis! (Jan Veth): Zoo schoon dat het denkbeeld wel een droombeeld zou kunnen blijven. - Dramatisch Overzicht (J.N. Van Hall): o.a. zaakrijke bespreking van ‘L'Evolution du théâtre contemporain’ 't boek van Seché en Bertrant. - Parlementaire Kroniek. - Buitenlandsch Overzicht.
DE XXe EEUW, Mei 1908. - Over de Geschiedenis der Academie van beeldende Kunsten te Amsterdam en hare beteekenis voor onzen tijd. (Prof. A.J. Derkinderen) van 1650 tot nu: eerst stads-teekenacademie, tot op 't einde der 18e eeuw, de Koninklijke Academie van beeldende Kunsten na 1817 en eindelijk de Rijks-Academie sedert 1870. Veel werd gedaan, veel moet nog worden gedaan niet alleen voor het kunst- maar ook voor het ambachts-onderwijs. - Gemma Bellincioni (Frans Mijnssen) een ‘kunstenares die ons tot een zeldzame hoogte der tooneelkunst heeft opgevoerd’; schrijver bestudeert haar meest in verschillende groote rollen en vindt de Italiaansche kunstenares grooter dan Eleonora Duse,
| |
| |
Louis Bouwmeester, Mounet Sully. - Het ivoren Aapje (H. Teirlinck), 3e gedeelte van den roman: begint met een schitterend avondfeest bij Milly d'Orval. - Moewe Jaren (A. Aletrino). - Nederlandsche Letterkunde van den tegenwoordigen tijd (L. Van Deyssel) een fijn complimentje voor Top Naeff met een tikje ongunstige critiek. - Over Katholicisme (F. Erens). Weerom een paar edelstevige bladzijden levensleer van dien schranderen geest; bij zijn laatste drie uitspraken kunnen we ons echter niet neerleggen. - Gedichten (S. Bonn): enkele flikkeringen tusschen veel matheid. - De Louteringsberg van Dante Alighieri (proza-vertaling van Dr Boeken) onder die prachtvertaling een kemel-nota van belang: ‘de regenboog, die op aarde steeds tusschen zon en toeschouwer staat’! - Staatkundige Kroniek.
DE KATHOLIEK, Mei-Juni 1908. - Francis Thompson (H. Wismans): cfr. ‘Over Letterkunde’ in dit nr. - De bronnen over den moord op Hypatia (Dr L. Sicking): de voornaamste zijn Socrates en Suidas. ‘Socrates beschuldigt Cyrillus niet als aanlegger en opstoker van den moord; hoogstens verwijt hij den bisschop het niet uitroeien van onchristelijke neiging tot geweld bij zijn onderhoorigen’. - Maria Beatrice van Modena (slot) M.S. - Cyrillo-Methodiana (Jos. Schrijnen), zeer merkwaardige studie over die beide heiligen die nog steeds het middelpunt vormen der Oudslavische filologie en geschiedenis. - Het vraagstuk der menschelijke zekerheid: ter inleiding een polemiek tusschen J. Beysens en P. Ermers. Verder een onderzoek over de betrouwbaarheid van het verstand in het vormen der begripsoordeelen: namelijk of die betrouwbaarheid a priori moet worden aanvaard, dan wel moet bewezen worden (Dr J. Van Beurden). - Over het wezen van het gezag (Th. Ten Have): om uit Pascendi dominici gregis de weerlegging te halen van de bewering der modernisten, als zou het gezag met het streven naar vooruitgang niet vereenigbaar zijn. - Paschen, verzen van L.R. - Geschiedkundig nieuws. - Sociologisch Overzicht.
ONZE EEUW, Mei 1908. - Ida Westerman (Ger. Van Eckeren): daar komt bepaald spanning in van gezonde soort. - De beteekenis van de tweede Vredesconferentie (Jhr. J. den Beer Poortugael): het internationaal Prijzenhof, de Oorlogsverklaring, de dwang tot landverraad en om den vijand tot gids te dienen, de oorlog ter zee, rechten en plichten der neutralen, het bombardement van den Haag. - Meester Maarten Vroeg (J.M. Acket), studie over Jacob Vosmaer's bekend boekje. - De nieuw-geïllustreerde Bijbel (Just Havelaar): de Statenbijbel, in drie folio-deelen, versierd met 100 platen en koperdruk naar teekeningen van de bekendste hedendaagsche schilders en met bladversiering van Walter Crane (pr. fl. 200 en fl. 260, bij Van Holkema en Warendorf). Schrijver vindt het werk zoo rijk aan verscheidenheid dat het een chaos wordt. - Het Pelgrimsleven in Japan (Dr M. De Visser): bestudeering van dien zonderlingen vorm van 't Sintoïsme aan de hand van Percival Lowell's werken en na eigen waarneming. - Het Sprookje van de booze Fee (J. Van der Waals). - Verzen (H.E.V.).
STUDIEN, Deel 69, Aflev. 4. - I.F. de Bruyn, Het Ombilin-Kolenveld: te Sumatra nl., en zóó geheeten naar den naam
| |
| |
eener rivier. Ten minste 200 millioen ton kolen van uitstekende hoedanigheid liggen daar voor 't grijpen niet diep onder den grond. Maar de vervoermiddelen?... - II. R. de Grave, Een Roman over Katholieke sociale actie: schrijver bedoelt le Blé qui lève den jongsten roman van Bazin, zegt er niets dan goed van, en laat ons verwachtend uitzien naar eene studie van hem over Bazin zelf, - III. F. Sträter, De ontwikkeling der Stelkunde II: bewonderend en dankbaar wordt hier van de Stelkunde en hare beoefenaars afscheid genomen met de beamenswaardige bemerking: ‘Hoeveel zaken zijn nu voor ons eenvoudig van begrip, gemakkelijk in de behandeling, die onze voorvaderen met veel moeite hebben gevonden!’ - IV. H. Bolsius, Sober en kristalhelder Betoog: we meenden dat het gedaan was, en 't gaat nog altijd voort over De Rudder's genezing en een paar misvattingen van de opponeerende katholieke artsen. - Ch. Raaymakers, Het R.K. Kiesrechtrapport: een flinke rede uitgesproken te Amsterdam, den 19 Maart ll., bij de bespreking van het rapport, dat door de R.K. Kiesrechtcommissie werd uitgebracht. Spreker had het over de hoofdbeginselen der meest wenschelijke regeling voor de Tweede Kamer. Te inhoudsrijk om in een paar regelen te worden samengevat.
JONG DIETSCHLAND, Paaschnummer 1908. - Vondel en het Gezelschap Jesu: een bijdrage tot de geschiedenis onzer letterkunde (J. Salsmans, S.J.). Deze jonge geleerde heeft van nu af stellig zijn plaats onder onze beste Vondelkenners. Bij de bewijzen van Allard voegt hij er thans nieuwe om de rol in 't licht te stellen die de Jezuieten bij Vondel's bekeering hebben gespeeld. - Goede verzen van Fleerackers en V. Voorde. - Uren bewondering voor goede kunstwerken (J.V.H.): lofzangen in proza voor St. Pieters-koepel, voor de Sistina-kapel, voor Mozes en voor St. Pieters-zuilengang. - Aan mijn gedachten (Aug. Van Cauwelaert): een zwiering van gevoelvolle rhythmen. - Het Kruiske (H. Broeckaert): een diep ernstig vers van den liefspeelschen dichter. Muzieknieuws (L. Lambrechts). - Verzen van Jef van Woude en Jef Van Lindeghem. - Degelijk boekennieuws en overzicht van tijdschriften.
DE BEWEGING, Mei 1908. - Amerikaansche Filosofie (T.J. De Boer): het pragmatisme, zooals James het nu predikt. - De Encycliek (Dr Frank Weber): een die zich katholiek noemt, maar den Paus verkettert. Men moet een sul zijn of een ploert om 't volgende te schrijven: ‘Zo heeft de Roomsche kurie voor kort nog het ongelofelike dekreet uitgegeven dat men, om zich Maria's schutse te verzekeren, Mariaprentjes, die in water geweekt zijn, inslikken mag. En zo 'n dekreet wordt dan uitgegeven met de hoogplechtige beginwoorden: ‘Statuimus et declaramus auctoritate apostolica....’ - Amanië en Brodo (Nine van der Schaaf): 't Slot van dezen merkwaardigen vreemdsoortigen roman. Op de groote verbeeldingskracht, die zich hier uit, wezen we vroeger al. Wat verder de bedoeling is van de schrijfster - want ze heeft er bepaald eene buiten het zuiver letterkundig verbeeldingspel om - komt vooralsnog niet duidelijk voor: zulke romans laat men best wat bezinken. - De zestig Minuten van het Geluk (M. Uyldert): Uyldert is voorzeker een der beste jongeren in Holland, maar in zijn langere stukken als deze
| |
| |
is 't wel wat intermitteerende poëzie. - Eenheid en verandering in de sociaal democratie (Is. P. De Vooys): zeer degelijk overzicht van wat er in de laatste maanden over socialisme verscheen. - Boeken, Menschen en Stroomingen (Alb. Verwey) over schilder Jan Edw. Karsen; onbeholpen lijnen, maar zeer suggestieve gevoelskunst. - Boekbeoordeelingen.
DE NIEUWE GIDS, Mei 1908. - Spreuken (G. enz. Bolland) nr 5: ‘Zuivere vroomheid is gezuiverde domheid’; nr 68-69: ‘Een echt Roomsche wordt alleen voor de leus meerderjarig, hij denkt niet voor en handelt niet uit zichzelven; als lid van de middeleeuwsche gezag- en gehoorzaamheidskerk begeert hij eigenlijk niet eens te weten, wat er werkelijk voorvalt’. Geen centenbladjespraat, a.u.b. maar dixit philosophus. Waarom gaan mijn oogen nu eventjes terug naar nr 65? ‘Honderd duizend schapen laten te zamen nooit iets anders hooren dan een overweldigend Bê!’ - De Ahasverieden (Alfr. Verreyn) een ferme stylist, maar geen kinderspel om schrijvers ideeën te achterhalen. Afschrikkend luidt het in nota: ‘Wat hier volgt, vormt 'n tweetal hoofdstukken van 'n roman, die door de eischen welke hier worden gesteld aan kunstige-stichtelijkewijsgeerige zegging, eerst veel later kan verschijnen. - Over Pieter Bruegel den Ouden (P.H. Van Moerkerken Jr) merkwaardig, een samenvatting van Van Bastelaer's boek onlangs bij Van Oest te Brussel verschenen: Peter Bruegel l'Ancien, son oeuvre et son temps. - Verzen (Marie Metz-Koning) zeer zangerig. - Iets over Nevrose in de Letteren (J. De Meester), ditmaal over Zola's ‘l'OEuvre’. - De ware God (W. Kloos). Kloos' godsdienstiger stemming brengt in zijn poëzie een nieuwe lente en een nieuw geluid. - Boekbespreking (Dr H. Réthy) over ‘De Natuur’ een nieuwe lichtbaak in papier door G. enz. Bolland gebouwd. - De Watermeulen van Deurne (Karel Van den Oever) zeer eigenaardige, antiek-kunstige novelle. - Literaire Kroniek
(W. Kloos) weer een eitje te pellen met hem die in 1886 was ‘onze grootste Nederlandsche poëet’ en die in 1897 was ‘een ellendig knoeier met Hollands taal’. Nu is hij voor Kloos een respectabel dichter, maar met Machiavelistische streken in zijn mouw. Deze kroniek is toch weer een schoone brok proza van Kloos, wiens prachtige gaven zich overigens in zijn kronieken maar zelden verloochenen.
DE NIEUWE TAALGIDS, 3e aflev. 1908. - Een ‘kleine Zuiveraar’ (J.J. Salverda de Grave): Schrijver laakt de overdreven taalzuiveringsijver van dit boekje dat tegen de vreemde woorden te velde trekt. - Het wezen van de ‘Aufklärung’ (J. Koopmans): onze letterkunde omstreeks 1800. - Nieuwe wegen? (Dr C. De Vooys): vervolg van de merkwaardige taal-paedagogische bijdrage. - Boekbeoordeelingen.
VRAGEN VAN DEN DAG, Mei 1908. - De economische Beteekenis van de heideontginning (H. Werkman): o.a. het aanleggen van weilanden, groenbemesting, boschbouw. - Haringvisscherij (P. Hoogland). - Theorieën over het ontstaan der eigenaardige bodemformaties der maan (J.J.V.): hypothesen van Alsdorf en Gilbert, van Laplace, van Darwin, de botsing-hypothese. - Toestanden in den Kaukasus (F.H. van der Kop). - Mauthner over
| |
| |
taal (P.L. Van Eck): verband tusschen taal en zeden, waarom een wereldtaal onmogelijk is. - De Nederlandsche taal op de benedenwindsche eilanden (F. Agterberg) - Bibliographie.
DE NATUUR, 15 Mei 1908. Een vreemde Plant (J. Sturing): een appelboom met bossen mistletoe erin. - Misthoorn aan den Hoek van Holland (J.M. Kleiboer). - Onze Hand (J.C.C.): wat men van de hand al zeggen kan zonder in cheiromantie te vervallen. - Iets over centrale verwarming (J. van der Breggen). - Kunnen wij de aantrekkende hracht der zon rechtstreeks meten? (J.A. Kerkhoven): Ontkennend antwoord. - Onze arbeid als fietsrijder (Dr Z. Bauman). - Nieuwe banen in de metallurgie (Dr A. Snijders): de electrische gewinning van ijzer en staal. - De Fotografie in natuurlijke kleuren (F. Ternicke): de methode Joly-Lumière. - De Trinil-expeditie (W. Oppenoorth): de fossiel-opgravingen in Java. - Siderische, tropische en burgerlijke jaren (Dr H. Onnen). - Het optisch vermogen van den verrekijker (Dr R. Rijkens).
ÉTUDES, 20 avril. - I. Deux orateurs politiques: Mgr. Freppel et le Comte Albert de Mun. (Georges Longhaye): een kloeke redenaar, de eerste, een sterke kop, een sterk karakter, van wien Mgr. Baunard terecht zegde: ‘Celui-là, c'est l'homme fort.’ De tweede wordt genoemd: ‘champion aussi généreux qu'un Freppel et un Montalembert, orateur plus complet que le premier et, si je ne me trompe, égal au second.’ - II. Expérience et Foi. A propos de la récente Encyclique (Stéphane Harent): over katholieke en modernistische opvatting der Openbaring. - III. Les Ecoles d'Orient et M. Aulard (Henri Riondel): een verdedigingsartikel tegen den partijgeest, de moedwillige verblindheid en den laster van hem, die van staatswege met een onderzoek gelast, durfde besluiten: ‘Mieux vaut pas d'école du tout qu'une école où on apprend aux jeunes Orientaux à haïr nos institutions’, versta: die geen haat inboezemt tegen den godsdienst. - IV. Les Diamantaires d'Amsterdam (A. Malet): over de werking eeniger vakvereenigingen, in 't bijzonder De Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (8670 leden) en 't katholiek syndicaat Sint Eduardus, dat 259 leden telt. - V. Bulletin de Morale (Lucien Roure). - VI. Mélanges: 1. Les Tribulations d'un vieux chanoine (Alexandre Brou): een antwoord aan Kanunnik Léon Joly, die een lijvig boek schreef (316 blz.) om drie artikels van P. Brou te weerleggen. Hij verwijt aan de missionarissen dat ze geen inlandsche priesters genoeg gevormd hebben in Japan. - 2. La Science séismologique (B. Berloty).
- 5 mai, 1908. - I. Qu'est-ce que le Modernisme? (Xavier Moisant): de vraag is niet nieuw en evenmin het antwoord. 't Komt hierop neer: dat de Modernisten het Credo blijven meêzingen, maar het valsch zingen; dat ze onder dezelfde woorden niet meer hetzelfde verstaan. - II. - Madagascar. La Laïcisation (Pierre Suau): 10e artikel en 't is 't laatste niet. - III. Le vénérable P. Jean Eudes et la dévotion au saint Caeur de Marie (Jean-V. Bainvel): binnen kort wordt hij waarschijnlijk gelukzalig verklaard, en 't verspreiden dier godsvrucht is zijn eeretitel. - IV. Les saintes Hosties de Faverney (H. Prélot): eerstdaags viert men de 300e verjaring van dat wonder, dat in zijn soort wellicht het best voldoet aan al de eischen der kritiek. - V. Le troisième Centenaire de la Fondation de Québec, 3 juillet 1608- | |
| |
1908 (J. Lionnet) pleit voor het goed recht van Frankrijk - het eerste moederland - in de aanstaande herinneringsfeesten. - VI. Gerbe mariale (Adhémar d'Alès): 't bekijken overwaard, die bloemen, door een geleerde geplukt, in een aantal jongst verschenen boeken over de H. Maagd. Een wijs woord o.a. over de Lorettovraag.
STIMMEN AUS MARIA-LAACH, April 1908. - P. Rudolf Cornely, S.J. † (A. Baumgartner), een laatste hulde aan den wijzen werker, den hoogleeraar der ‘Stimmen’, den stichter van het tijdschrift ‘Die katholische Missionen’, den vermaarden schrijver-stichter van het reusachtig ‘Cursus Sacrae Scripturae’. - Jesus Christus, Gottes Sohn und Erlöser (Jul. Beszmer) eeuwig en ervig de weerlegging der moderne stellingen, hoofdzakelijk zooals ze te vinden zijn in Loisy's ‘Autour d'un petit livre’. - Die sozialen Klassen (H. Pesch): een stukje vulgarisatie daarover aan de hand van Schmoller en Van Overbergh. - Methoden der chemischen Forschung (H. Kemp): namelijk de proefondervindelijke en de onderstellende; en onder deze laatste als typen: a) de onderstelling der electrolytische ontbinding; b) de arbeidshypothese; c) de ontwikkeling der onderstelling tot wet der massa-werking. - Zur Schulaufsichtsfrage in Preuszen (V. Cathrein): ‘Die Kirche musz eine wirksame Beaufsichtigung der Volksschule als ihr unverauszerliches Recht fordern.’ |
|