| |
| |
| |
Boekennieuws
Die Lehre von der Kirche nach dem H. Augustin von Dr Thomas Specht. Paderborn, Ferdinand Schöningh.
De bijna onoverzienbare omvang van het gebied der theologische wetenschap maakt het schier onmogelijk een werk te leveren dat volledig is, en aan degelijkheid en de gewenschte duidelijkheid niets te wenschen overlaat. Weshalve de gewone hand- en leerboeken of wel aan onvolledigheid, of aan gebrek van wetenschappelijke behandeling lijden.
Gaarne maken wij daarom kennis met de zoogenoemde ‘monographie's’ of verhandelingen over een bijzonder en bepaald onderwerp uit de theologie. Zij verschaffen ons het voordeel van de verdeeling van arbeid op het dogmatisch of exegetisch gebied, en stellen den schrijver in staat de gestelde vraag met de meeste zorg en al de mogelijke hulpmiddelen nauwkeurig te onderzoeken, en op te lossen.
Dr. Specht, professor der Theologie in Dillingen gaf in bovenstaand werk eene dergelijke monographie in het licht. De keus van het onderwerp moet uiterst gelukkig heeten. Wie de Katholieke leer omtrent de Kerk ook maar oppervlakkig heeft ingezien, begrijpt dat de naam van Augustinus in dit onderwerp eene niet minder belangrijke rol speelt, als in de leer over de genade.
De Protestanten hebben wegens het groote aandeel dat Augustinus toekomt in de ontwikkeling van dit dogma, hem niet zonder overdrijving den ‘Vader van het Katholicisme’ genoemd.
Möhler echter zegt, nadat hij de Katholieke leering over de Kerk in groote trekken geschetst en uit de H. Schrift betoogd heeft, ‘Uit deze bronnen vormde Augustinus zijne begrippen over de Kerk, welke door gemoeds- en denkkracht het heerlijkste bevatten, dat na de apostolische tijden over dit onderwerp werd geschreven.’
Terwijl de leer omtrent de genade van den Heilige, in den loop der tijden veelvuldig besproken, onderzocht en uitgepluisd werd, trok zijne leer over de Kerk minder de aandacht. Enkele leerpunten betreffende de stichting der Kerk werden, wel is waar, in de laatste eeuwen nauwkeurig bepaald, maar eene volledige het onderwerp in zijn samenhang omvattende studie ontbreekt tot heden.
Deze tracht de schrijver te leveren, en kiest daartoe niet de historische-genetische, maar de systematische methode.
Hij kon, volgens de eerste, zich aan de chronologische orde der werken houden, de gedachten over de Kerk aangeduid of ontwikkeld ontvouwen en beurtelings ophelderen. Maar hieruit zou het nadeel eener onaangename herhaling derzelfde denkbeel- | |
| |
den ontstaan, het dieper inzicht in den gedachtengang verhinderd worden, te meer omdat de leer van Augustinus over de Kerk zich steeds in de hoofdzaken gelijk blijft, hoewel hij naar gelang van tijd en behoefte, nu eens op eene vraag, dan op eene andere meer den klemtoon legt.
Hij geeft de voorkeur aan de systematische methode, die wel moeilijker, maar ook vruchtbarer is.
Het dogmatisch schema over de Kerk dient tot grondslag van het onderzoek waarin de volmaakte overeenstemming der leer van Augustinus met de geopenbaarde waarheid duidelijk blijkt, en tevens met zijne eigenaardige voorstelling- en leerwijze en de theologische ontwikkeling van het dogma rekening wordt gehouden.
Het boek bevat zeven hoofdstukken: Instelling der Kerk (bl. 29). - Wezen der Kerk. a) Het metaphysiek Wezen. b) De ledematen der Kerk (bl. 94). - Inrichting der Kerk. a) Uiterlijke. b) Innerlijke (bl. 187). - Verhouding van Christus en den H. Geest met de Kerk (bl. 220). - Eigenschappen en Merkmalen der Kerk. (bl. 294). - Buitengewoon leerambt der Kerk. (bl. 317). - Verband tusschen de strijdende en zegevierende Kerk (bl. 340).
Daar het onmogelijk is de degelijkheid van dit werk aan te toonen door eene lange reeks van aanhalingen, welke talrijke bladzijden in beslag zouden nemen, bepalen wij ons met de aandacht van den lezer op enkele leerpunten te vestigen.
Wij wijzen vooreerst op het belangrijk derde hoofdstuk, waarin Augustinus de leer van het primaatschap van den Paus leert en krachtig verdedigt. Een enkel blik op deze bladzijden genoegt om ons te overtuigen dat de opwerpingen der ketters en ongeloovigen van onze eeuw (Janus, Langen, Ribbek, Reinkens) op eene verkeerde uitlegging van Augustinus woorden berusten.
Waar is het, dat de Heilige bij de verklaring van Matth. 16 18 het woord Petra niet in den onmiddelijken zin van Petrus, die door de wetten der taal- en redekunde gevorderd wordt, maar in den middelbaren en afgeleiden zin van Christus uitlegt.
Maar vooreerst staan beide verklaringen in volle overeenkomst omdat het verband tusschen Petrus en Christus allerinnigst is. Want Petrus is Christen, Apostel, Primaat door de genade van Christus; Hij is, wat zijn naam beteekent (Primaat) door Petra, Christus, zooals de geheele Kerk, alle geloovingen, alle ledematen van het lijf van Christus.
Trouwens Augustinus uitlegging heeft eene drievoudige reden: Vooreerst een exegetische misslag. Christus heeft niet gezegd tot Petrus, tu es petra, maar tu es Petrus, hieruit leidde hij af dat even als de naam, ook het onderwerp verschilt.
De Heilige dwaalt hier, is in een exegetische fout bevangen, zooals blijkt onder meer uit de Syrische vertaling, uit de Aramaische taal door Christus gebruikt, welke hetzelfde woord bezigt (Kepha), zooals wij in het Fransch zeggen: tu es Pierre, et sur cette pierre...
De dogmatische reden ligt in de teksten door Augustinus als parallelle teksten beschouwd, waarin Christus als hoofdfundament der Kerk wordt voorgesteld.
Het is duidelijk dat deze teksten niet formeel, maar alleen zakelijk parallelle zijn met Matth. XVI, 18.
| |
| |
Het gaat echter niet aan het zakelijk verband in een verbaal of woordelijk te veranderen, om den letterlijken en onmiddelijken zin der woorden tot Petrus gericht te ontkennen.
De derde reden ontspringt uit den strijd door Augustinus gevoerd tegen de Donatisten.
Deze leerden dat de kracht en werkzaamheid der Sacramenten afhangt van de persoonlijke heiligheid der bedienaren; zij moesten bijgevolg tot de conclusie komen, dat ons heil niet op Christus, de hoofdbron der genade, maar op de menschen berust, en het gebouw van het christelijk leven, geen goddelijken, maar een' zuiver menschelijken grondslag heeft.
Om hen te wederleggen scheen Augustinus geen middel geschikter dan telkens in het volle licht te plaatsen Christus als steenrots, als grondslag der Kerk, weshalve hij in den bewusten tekst Petra met Christus vertaalt.
Niet minder duidelijk is de leer van den H. Augustinus omtrent de onfeilbaarheid van den Paus in geloofs- en zedenbelangen.
Dit wil niet zeggen, dat hij deze in de thans gebruikte theologische formule voordraagt, maar eensdeels spreekt hij zekere grondgedachten uit, waaruit de onfeilbaarheid onmiddelijk volgt; en anderdeels beoordeelt hij de tusschenkomst van den Paus in den strijd tegen het Pelagianisme op eene wijze, welke stilzwijgend gezegde onfeilbaarheid onderstelt.
Hij hecht het grootste gewicht aan de nooit onderbroken opvolging der Roomsche Bisschoppen op den Stoel van Petrus, wien de Heer zijn schapen en lammeren te weiden toevertrouwde.
Hij vereenzelvigt als het ware de Roomsche Kerk van Petrus met de Kerk in 't algemeen, welke ondanks alle ketterij het hoogste gezag heeft erlangd, dat niemand, zonder de grootste goddeloosheid en aanmatiging kan ontkennen.
Hij beschouwt de gemeenschap met de Roomsche Kerk of met den Apostolischen Stoel, en wel de gemeenschap in geloof en liefde, als het zekerste teeken der aanhangers van de ware Kerk, en het gebrek van deze gemeenschap als het onfeilbaar bewijs van afscheiding en scheuring.
Deze en andere gezegden leiden in hunne logische gevolgen tot de leer der onfeilbaarheid van den Paus.
Men kent het woord van Augustinus in den strijd tegen het Pelagianisme: Roma locuta, causa finita: deze eindbeslissing, door den Paus gegeven kenschetst zijne onfeilbaarheid in geloofszaken. Immers er is geen reden om hier de toestemming der geheele Kerk als oorzaak van hare rechtskracht te onderstellen; wat meer is, er zijn positieve bewijzen voorhanden, welke ons overtuigen, dat volgens Augustinus de rechtskracht enkel en alleen van de pauselijke beslissing afhangt.
Sommige uitdrukkingen van den Heilige omtrent de claves regni coelorum, de macht te binden en te ontbinden, de zonden te vergeven of te behouden, hebben aanleiding gegeven om hem meeningen aan te dichten onbestaanbaar met de Katholieke leer.
Het is echter niet moeilijk de valschheid der redeneering te ontdekken, wanneer men de woorden, niet afgescheiden van den samenhang, maar in verband met het voorafgaande en volgende en het doel des schrijvers beschouwt.
Op enkele plaatsen wordt door Augustinus de macht te
| |
| |
binden aan Petrus persoonlijk toegekend, dikwijler echter verschijnt Petrus, op het oogenblik dat zij hem wordt beloofd, als Plaatsvervanger, als Vertegenwoordiger der Kerk: ‘in Petrus ontving de geheele Kerk de sleutels van het Hemelrijk.’
Vooreerst de duidelijke leer van Augustinus over het verschil tusschen priesters en leeken, over den rang door de Apostelen en Petrus in de Kerk bekleed, gedoogt niet hier het beginsel der Protestanden, dat alle kerkelijke macht in de handen der gemeente legt, te erkennen.
Evenmin kan men hier het stelsel van Febronius ontdekken krachtens hetwelk Petrus van Christus persoonlijk geen macht ontving, maar alle macht bezit en uitoefent in naam der Kerk als haar Vertegenwoordiger en Dienaar.
Trouwens ook volgens Augustinus is Petrus de Plaatsvervanger der Kerk, maar niet zoo als de knecht van zijn meester, de gezant van zijn Koning, de afgevaardigde van zijne kiezers; maar op de wijze als de vader de plaats vervangt van de familie. de Koning van zijn rijk, het algemeen Concilie van de Kerk. Petrus vertegenwoordigt de Kerk als haar hoofd en grondslag, niet op eene symbolische, maar op eene juridische en ambtelijke manier. Ecclesiae Petrus Apostolus, propter apostolatus sui primatum, gerebat figurali generalitate personam. (In Joan. tract. 124 n. 5). Als primaat, als drager der hoogste kerkelijke macht heeft derhalve Petrus zelf onmiddelbaar van Christus de sleutels ontvangen.
Vraagt men nu waarom Augustinus herhaaldelijk en met grooten nadruk den H. Petrus als Vertegenwoordiger der Kerk voorstelt, dan luidt het antwoord: hij wil zijne lezers overtuigen dat de sleutelmacht geene doode macht of een rein persoonlijk met den dood vervallend voorrecht is, maar verleend werd tot het heil der Kerk, ten beste der geloovigen, en na zijn dood op zijne opvolgers en door hen op de geheele Kerk ook in de toekomst overgaat.
In korte woorden: den H. Petrus werd de macht onmiddelijk verleend; aan de Kerk middelijk; Petrus bezit de macht instrumentaliter, de Kerk finaliter, want Petrus bezit de macht ten beste der Kerk.
Men denke tevens aan den strijd tegen de Donatisten, welke hunne afgescheiden en particuliere gemeente als de ware Kerk beschouwden. Daarentegen toont de H. Augustinus, dat het beslissend merkmaal der ware Kerk de een- en algemeenheid is. Daartoe de bewering dat Petrus de eene en algemeene Kerk vertegenwoordigt en derhalve niemand, wie zich buiten Petrus en de door hem (en zijne opvolgers) vertegenwoordigde bevindt. tot de ware Kerk behoort.
Ten slotte zij het nuttige boek den Theologen met aandrang aanbevolen.
Roermond.
Dr A. Dupont.
| |
Herders Konversations Lexikon, 3e Auflage, reich illustriert durch Textabbildungen, Tafeln und Karten 8 Bände geb. in Halbfranz zu M. 100. Freiburg i.Br., Herdersche Verlagshandlung.
Thans even een overzicht van den 5en band van deze merkwaardige katholieke encyclopedie.
| |
| |
Dit deel gaat van ‘Kombination’ tot ‘Mira’.
Weeral een onafzienbare reeks van artikelen, die zich aan onze nieuwsgierigheid opdringen en waarin we alle mogelijke wetenswaardigheden vernemen, terwijl wij ook telkens met genoegen kunnen nagaan hoe 't multum hier het multa der bladzijden van breeder-aangelegde werken uitstekend vervangt.
Voordurend blijven alle rubrieken met evenveel zorg bewerkt. Wij hebben al genoeg gesteund op de model-bewerking van taal- en letterkunde, en wijsbegeerte. Ditmaal sommen wij op de andere om haar uitgebreidheid meest opvallende bijdragen, ze rangschikkend naar 't vak waarbij ze behooren.
Aardrijkskunde: Kongostaat, Königsberg, Konstantinopel, Kopenhagen, Korea, Kreta, Kuba, Leipzig, Lissabon, London, Lubeck, Luzern, Lyon, Madagaskar, Madras, Madrid, Magdeburg, Mailand, Mainz, Makedoniën, Manchester, Mandschurei, Marokko, Marseille, Metz.
Aardkunde: Korallen, Kreideformation, Kristall, Marmer, Metallzeit, Meteoriten.
Anthropologie: Mensch, Menschenkunde.
Geneeskunde: Krebs, Leber, Lunge, Lungentuberkulose, Lymphe, Magen, Massage.
Kunstleer: Kunst, Kunstgewerbe, Kunstgeschichte, Kupferstechkunst, Malerei.
Natuurkunde: Kraft, Kran, Lampen, Licht, Luft, Luftschipfahrt, Magnetismus, Mähemaschine, Meer, Metalle, Meteorologie, Mikroskop, Mineralien.
Opvoedkunde: Lehrlingswesen, Mädchengymnasiën.
Staathuishoudkunde: Kommanditgesellschaft, Kommunismus, Konfektion, Konkurrenz, Konkurz, Konsumverein, Kolonialgeschichte, Kriminalität, Landwirtschaft, Liberalismus, Lotterie, Mädchenhandel, Mädchenschutzvereine.
Al te talrijk om ze op te sommen zijn de groote artikels over geschiedenis. 'k Wijs vooral op ‘Kirchengeschichte’, een kapitaal stuk.
Als naar gewoonte, zijn letter- en taalkunde zorgvuldig bewerkt. Voor Vlaanderen missen we echter Lod. De Koninck en De Loveling's. Maar op het woord ‘Literatur’ geeft Herder een prachtig overzicht der wereld-letterkunde.
J.P.
| |
Bibliotheek van Russische literatuur, nrs 5, 6-7. - Nr 5 Toergenjef: ‘Klop, Klop, Klop.’ - Nrs 6-7 Maxim Gorkij ‘Zonnekinderen’. Pr. per nr fl. 0.35, Maas en Van Suchtelen, Amsterdam.
Van de laatste uitgaven dier bibliotheek komt me nummer 5 voor als tamelijk onbeduidend. Er kunnen nu lieden zijn die gaarne zoo'n geschiedenisje lezen van een ‘fatale’ mensch zooals de held(!) uit ‘Klop, Klop, Klop.’ Maar wat menschenkennis men kan opdoen bij 't instudeeren der psychologie van een officier als Tjiglef die menschenschuw en kinderachtigbijgeloovig is, hoegenaamd geen geleerdheid heeft, wilskracht beweert te bezitten in overvloed en halsstarrig dweept met een roeping zoo mistig-vaag dat er niets van te maken valt, blijft mij een onmogelijk-op-te-lossen raadsel. Abnormale kleine menschen
| |
| |
kunnen voorwerp worden van liefhebberijtjes, niet van groote kunst.
Letterkundig genot? Ja toch: er zweeft een mysterie van geheimzinnigheid over 't heele boekje en het fantastische in de beschrijving komt dien indruk nog vergrooten:
‘Tegelijk met den nacht viel er een dunne vochtige dauw, die al dichter en dichter wordend, eindelijk overging in een dichte mist. Aan den hemel verscheen de maan: de heele mist werd doordrongen en als 't ware mat verguld door haar glans. Alles onderging een vreemde verandering, alles werd omhuld, vloeide inéén. Het verre scheen nabij, het nabije-veraf; het groote-klein; het kleine-groot; alles werd licht en vaag. Wij werden als 't ware verplaatst in een sprookjesrijk, in een rijk van wit-gouden mist, van licht en droom. En hoe geheimzinnig als zilverige vonkjes flikkerden hoog de sterren...’
Al die beschrijvingen zijn mooi als prachtige dagen met weemoedige September-luchten. Maar Tjiglef's karakter? 't Is niet ernstig. Misschien zijn Russen anders dan wij...
Nrs 6-7 ‘Zonnekinderen’ een drama in 4 bedrijven. Met Maxim Gorkij nu gaan we den berg op! Een berg van licht wel niet want er blijft daarboven een zware duisterheid hangen. Een berg toch vanwaar we neerzien op het menschdom en waar we voelen iets in ons van wat leeft in deze Zonnekinderen aan zucht naar echte, ruime menschenliefde.
Och! er zijn er zooveel die droomen met Lisa van de menschen op te tillen, ‘het blinde mollengeslacht’ ‘ten hemel door hooge vlucht’ en die met haar toejuichen de verzen van Wagin, den dichter:
Wij staan als vonken in donkere wolken,
In 's levens midden - wij zullen zijn
Het koren der toekomst, het hoog oplaaiende
Vuur van de toekomst in vlammenschijn.
Den lichtenden tempel zullen wij dienen,
Waar vrijheid en waarheid en schoonheid in troont,
Opdat de blinde mollengeslachten,
Tot trotsche adelaars worden gekroond... (bl. 108)
Zoo zingen ze in trotschen hoogmoed, maar zuchten dan weer, verdrietig, met Lisa ‘Ik hoor je allen jubelen... maar mij stemt 't weemoedig, dat zooveel schoone gedachten voor éen enkel oogenblik oplaaien, als vonken in donkeren nacht, zonder een lichtend spoor na te laten aan de menschen!’ (bl. 109). Zooveel zijn er, zeg ik, die gedroomd hebben dien heerliken droom en... bij 't ontwaken een traan hebben gewischt uit hun oogen omdat de werkelijkheid zóo niet was... en bij hun droom gebleven zijn. Gorkij is van geen ander soort.
Hij heeft een kracht van typeeren die wonderbaar mag heeten: het geld, de wetenschap, de poëzie zijn vleesch geworden in de hoofdpersonen van dit drama. Geen enkel kan 't geluk der menschen bewerken omdat ze blijven staan in hunne eenzaamheid. Dat beseft Lisa. Maar zij die geroepen schijnt om nu een uitweg te vinden brengt geen licht bij: zij wijst den weg heel onduidelijk aan en zingt van liefde, maar schrikt af van het
| |
| |
leven. Haar treurnis om 't onvoldane van heur ideaal-betrachten brengt haar tot zenuwaanvallen en een soort hysterie.
Mijn God! Zooveel edels in dit drama, en zooveel ón-macht: zoo'n hooger-op willen naar zonnelanden met zonnekinderen en zoo'n pessimism! ‘Alleen bij de dooden heerscht rust. Daar, op het kerkhof is vrede’ zegt Antonofna.
Wie brengt blijheid in deze groote moderne literatuur? Of is het leven...? Laat de gouden gloriezon van den berg Thabor deze misten van 't Noorden doorbreken en 't zal goed zijn te wonen bij de kinderen Gods in de verheerlijking van onze menschelijke natuur.
K.E.
| |
Burgerluidjes. - Novellen en schetsen door Justus van Maurik. Zesde druk. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen. Pr. fr. 0,75.
God zij dank: Wij vinden hier Justus beter in zijn element, dan in Krates: weer kleine novelletjes, lachjes door tranen en lachend weenen, teedere harten onder gure kleederen, groote zielen in nederige menschen. In de galerij der volkstype's nemen plaats Teun de nachtwacht en de Aanspreker; kostelijk is dezes beschouwing op bl. 82: ‘hij zei met een glimlachje dat hij meneer als buitenklant alleenig aanhield, omdat hij zoo lange jaren in de familie was geweest en dat hij, als meneer eens kwam te vallen, dan toch zeker van het lijk hoopte te zijn.’ O sancta simplicitas! Zoo iets te zeggen aan iemand die onder 't mes zit, is eenig.
Die houdt van sentimentaliteit zal zijne gading vinden in Truitje de naaister en In eene achterbuurt. De anti-alcoholisten kunnen dwepen met Te veel vergunning. Voor schrijvers van dramas, bestuurders van schouwburgen en alles wat om en van den schouwburg leeft, bevat Eene première nuttige wenken. Van Maurik kende dat wereldje op zijn duim; maar denkt met meer ontroering aan de Jan Klaasspelen, welke hij in zijne kindsheid bewonderde: De schets Drie Kindervrienden brengt hulde aan Sampinon, Verhoeven. Mullens, die zijne jeugd hebben verblijd.
Studenten in de ziektenleer, candidaat-rheumatieklijders of gij die deze ijselijke kwaal reeds voeldet, leest Rheumatismus articularum acutus, een veilige gids bij het beschrijven der ziekte, eene uitvoerige encyclopedie van alle middelen ertegen welke werden en worden beproefd en nog beproefd zullen worden met het nihilistisch besluit dat een enkel middel slechts goed is: ‘geduld’, dat al de andere artsenijen en amuletten en hondjes in het bed en olie van Bay niets zijn dan ijdelheid der ijdelheden: Heel prettig dat alles te lezen als men het niet gevoelt.
L.D.
| |
Vondel-studiën, door J.J. Boelen S.J., N. Alberts, Drukker-Uitgever, Kerkrade. Deel I ing. fl. 0.90, geb. fl, 1.25; Deel II ing. fl. 0.90, geb. fl. 1.25; Deel III ing. fl. 1.10, geb. fl. 1.45.
Pas verscheen deel II en III dezes belangrijke Studiën, die, lijk Dr. G. Kalff in zijn Gidsartikel ‘Roomsche Vondel-Studie’ zegt, ‘de volle aandacht verdienen van allen die zich met dit onderwerp bezig houden’, en waarvan het eerste deel ‘Vondel
| |
| |
en de Sterrekunde’ door denzelfden Hoogleeraar geprezen wordt als bevattende: ‘degelijk philologisch werk, zonder eenige pretentie meegedeeld door een man wien het om waarheid in de wetenschap te doen is.’ Dit tweede en derde deel wekken nog meer al onze belangstelling, én om de behandelde stof, én om de wijze waarop zij wordt toegelicht en in hare waarde gesteld. Vondels ‘Bespiegelingen van Godt en Godsdienst’ waarvan deel II het 1e en 3e Boek, deel III de overige Boeken verklaart, zijn weinig bekend en gewaardeerd. Om de zoo verheven philosophische en theologische beschouwingen, om het didaktische van den vorm, meenen velen den dichter Vondel daarin niet te zullen aantreffen, en zij ontzeggen zich die heerlijke bloemen van poezie die juist geplukt zijn in het licht en den gloed van dat hooge denken.
Pater Boelen zal voor hen den weg effenen, opdat zij Vondel kennen en genieten mogen niet alleen in de heerlijkheid zijner poëzie, maar ook in de diepte en breedte zijner geniale wetenschap.
Vooral aan hen onder onze landgenooten, die met de letterkundige opleiding der jongeren belast zijn, worden deze Studiën aanbevolen. Ook de meer bizondere Vondeluitleg, én de verscheidene interessante aanhangsels, zullen hun meermalen te stade komen.
L.R.
| |
Supplement Vivat's geillustreerde encyclopedie. Aflevering 107.
Niet te veel lange artikels in deze aflevering. Wij merkten voornamelijk op de artikelen: Denemarken, Duitschland, Eerste Kamer, Electro-techniek, Ertsen, Esperanto, Ex-libris (met zeer mooie voorbeelden), en Europa.
De Vlamingen krijgen een vrij ruim deel in deze aflevering.
V.L.
| |
Liederen voor ons volk. St. Jacobsmarkt, Antwerpen.
Als eerste nummer van den vierden jaargang dezer maandelijksche uitgave is thans verschenen: Ballade, uit het dramatisch tafereel Genoveva van Brabant, woorden van Huibert Melis, muziek van Karel Landael. Deze ballade zal, door hare eenvoudigheid en gemakkelijkheid, alsook door de prachtige melodie, overal grooten bijval genieten. - Als volgende nummers verschijnen de liederen, welke zullen bekroond worden in den prijskamp voor liederen met refrein door de uitgave uitgeschreven.
De inschrijvingsprijs op de Liederen voor ons Volk is 2,50 fr. voor twaalf liederen.
| |
Schoolboeken
Modernen. Bloemlezing uit de hedendaagsche Zuid- en Noordnederlandsche schrijvers, door E. Bauwens, S.J. Drukkerij S. Augustinus 1908.
Het bijvoegsel aan ‘Zuid en Noord’ van pater Bauwens, dat we thans kregen, was reeds geruimen tijd wenschelijk en broodnoodig.
| |
| |
Waren al de kunstprodukten onzer jongere schrijversbent mode-artikels, nog zouden wij hun vorm en stof ten minste grosso modo moeten kennen, want een mensch mag toch juist geen levend anachronism zijn. Maar stellig zijn die dingen niet allemaal zóó: niet zelden is de vorm grillige opschik, doch degelijk is de stof ook wel eens.
Een bloemlezing kan men zoo en zus en nog zoo opstellen. Ik zou wel eens een Nederlandsche willen krijgen waar de hoogste schoonheid onzer letteren als heerlijke marmerzuilen in een galerij uitgestald staat, net als de Fransche van Fonsny en van Dooren. Een bloemlezing die schoolhandboek moet worden dient echter anders opgevat: veel hoeft er uit geweerd te worden.
Rekening houdend met deze noodzakelijke beperking ben ik geneigd om over 't algemeen met den keus van pater Bauwens in te stemmen. Toch moet ik een opmerkingje wagen: nl. het boekje lijkt mij te onvolledig. Dat Querido, van Hulzen, Aletrino, De Meester onmisbaar zijn in een moderne bloemlezing wil ik niet beweren, maar als Hemkes, F. Rutten, A. Smulders aangehaald zijn, mag dat quatuor, en misschien nog wel anderen, er gewis met zijn mooiste en zuiverste bladzijden vermeld staan. Evenmin begrijp ik niet waarom mej. Belpaire onder de Zuid-Nederlanders moet verzwegen blijven. En of Dr Persyn dan zoo met wat of eenige overdrijving (bl. 97, 183) spreekt in zijn beoordeelingen, weet ik toch niet duidelijk.
Nu, op een bloemlezing valt licht iets te zeggen. Deze is toch, alhoewel voor verbetering vatbaar, goed, en onloochenbare verdienste heeft zij. De saamsteller leert de jongens bondig en juist de strekking, de personen en hun werken kennen, ook soms in zedelijk opzicht - iets waarvan elders niet genoeg gewaagd wordt: zoo is dit boekje terzelfdertijd een gids om op een wandeling door 't letter-woud der modernen de stekelige bramen - en er zijn er veel! - eenigszins te vermijden. Nuttig, zeer nuttig is het voor de college-lessen; alleen wensch ik dat dit aanhangsel aan ‘Zuid en Noord’ ras zou uitverkocht worden om dan weer te verschijnen grooter en van alle smetten vrij.
Brugge.
Arth. Coussens.
| |
Frohe Stunden. Deutsches Lesebuch für holländische Lehranstalten von C.G. Tromp, Seminarlehrer in Nijmegen. Erster Teil. (Wolters, Groningen, 1907). 120 blz. Pr. fl. 0.90.
Vroolijke Uren, zoo heet een net Duitsch leesboekje; en geen enkel der 62 opgenomen verhalen en eenvoudige dichtstukken zal dezen titel logenstraffen. - Schrijvers doel is ‘den leerling tot lezen aan te sporen’ en het zal hem zeker gelukken. Alles in dit werkje is voor 10-13 jarige kinderen zeer geschikt en in staat, hun eene ware belangstelling in te boezemen. Verscheidene over 't algemeen zeer doelmatige uitspraakregels met korte leesoefeningen (bldz. 5-20) gaan als nuttige inleiding vooraf. Eenige opmerkingen: Niet iedereen zal in alles de grondbeginselen van het voorwoord over de keus der stukken aannemen. - Bldz. 10, zegt T.: ‘Buigingsuitgangen oefenen geen invloed uit op de lengte van den stamklinker’. Dit is eenigszins tegenstrijdig met Viëtor's regel: ‘In veranderlijke woorden, zegt de hoogleeraar van Marburg, zijn de verbuigde of vervoegde vor- | |
| |
men ‘massgebend’ (Viëtor: Die Aussprache des Schriftdeutschen; bldz. 20). - In eene tweede uitgave zou de Schrijver een weinig den tekst kunnen wijzigen, om uitheemsche woorden als coupé (bldz. 23), filou, quartier (37), courage, exécution (82) door echt Hoogduitsche uitdrukkingen te vervangen.
Ondanks deze kleinigheden is en blijft dit werkje een aangenaam leesboekje, dat ieder kind mag voorgelegd worden. Hoeverre het geschikt is voor het aanleeren der Duitsche taal, zullen de volgende deelen waarschijnlijk beter doen uitkomen. Dus met volle gerustheid wachten wij op andere vroolijke uren.
L. Delporte S.J.
| |
Sammlung der Examenaufgaben Deutsch-Niederlandisch fur das Elementardiplom, aus den Jahren 1893-1907, herausgegeben von W. Uittenbogaard, Schuldirektor-Arnhem. - Verlag von J.B. Wolters in Groningen 1908. 140 blz. Pr fl. 1. -.
Luidens het voorbericht is het boekje vooral bestemd voor hen, die het elementair-examen wenschen af te leggen. Het bevat de opgaven der laatste vijftien jaren en neemt uit door verscheidenheid van onderwerpen. Allerbest geschikt als vertaaloefeningenboekje ook voor Belgische onderwijsgestichten.
L.D.
| |
Neuere Prosa mit Erläuterungen und Hilfsbuch, I. Burg Neideck, novelle von W.H. Riehl, herausgegeben von B.E. Bouwman, Lehrer am Gymnasium und an der Oberrealschule in Breda und Th.A. Verdemùs, Lehrer an der Oberrealschule in Hilversum. - Verlag von J.B. Wolters in Groningen 1907.
Een dubbel soort notas lichten de novelle toe: voetnotas; tot vergemakkelijking der voorbereiding, - uitvoeriger verklaringen in een hilfsbuch niet alphabetisch gerangschikt maar wel volgens de bladzijde. - Op iedere bladzijde wordt het getal regels geteld: De te verklaren woorden zijn vetter gedrukt: Als schoolboek uitmuntend geslaagd ook in opzicht van druk.
Een voorbeeld van voetnota:
Ein Gliederpüppeken ist eine Puppe womit die Kinder spielen, indem sie mittels Fäden die Glieder hin-und herbewegen können.
Ook eene nota uit het hulpboek:
Flehen = demutig bitten (smeeken) Der alte Greis flehte um ein Almosen.
Vleien = schmeichelen. Das Kind schmeichelt der Mutter (Fall?)
Diese Antwort schmeichelte seiner Eigenliebe (streelen).
Ein Gemälde schmeichelt (flatteert).
Zoo zijn de nota's alle: bondig en zaakrijk, door passende voorbeelden verduidelijkt. De novelle zelf is boeiend.
Een uitmuntend boek, doch niet voor beginnelingen.
L.D.
| |
Historische lectuur door F. Van Rijsens, districtsschoolopziener te Alkmaar, Groningen, Wolters. 252 blz. Pr. fl. 1.50
Het voorbericht is heel kort. ‘Deze Historische lectuur dient om personen, gebeurtenissen en toestanden nader toe te lichten.’
| |
| |
Zoo is het inderdaad; men zou het kunnen heeten: eene reeks literaire wandplaten. Het boek behelst 62 opstellen over geschiedenis sedert de oer-tijden van Germanië tot 1905: Er zijn er onder van meesters in de letterkunde en in de geschiedkundige wetenschap, als Fruin (toestand eener gevangenis in Holland onder Keizer Karel), Busken Huet (De Watergeuzen uit ‘Het land van Rembrand’, Hooft, Blok, Bosscha, Kuiper (Onze Stamgenooten in Amerika, uit varia Americana).
Hier en daar worden belangrijke geschiedkundige bescheiden opgenomen, b.v. de regelen op een schip der Watergeuzen te volgen (Bl. 50); de Instelling der Leidsche Hoogeschool (Bl. 67); Fragment uit de Apologie van Willem van Oranje (bl. 86); Confessie van Balthazar Gérard (bl. 88); Proclamatie der Inlijving (door Napoleon Bonaparte) (Bl. 206). Ook over de historie van Oost-Indië staan verschillende bijdragen te lezen, b.v. Hoe Coen de Bauda-eilanden in de macht der compagnie bracht (Bl. 106) enz.
Ik ben zeker dat de jonge Hollanders naar dit net-gedrukt en sierlijk-handig uitgegeven boek dol zijn. Ook onze jonge Vlamingen zouden heel graag menig stukje lezen en ze zouden erdoor in het Nederlandsch leeren denken en schrijven over geschiedenis. Het is hier of daar natuurlijk wat protestantsch getint; voor groote jongens kan dat echter geen kwaad.
L.D.
| |
Handleiding bij het onderwijs aan land- en tuinbouwwinterkursussen. III Bemestingsleer door J. Kok. Vierde, herziene druk. - Te Groningen bij J.B. Wolters. 70 blz. Pr. fl. 0.50.
Na eene inleiding, waarin gehandeld wordt over het doel der bemesting en de indeeling der meststoffen, geeft de schrijver een beknopt overzicht van de voornaamste vruchtbaarmakende stoffen: kunstmeststoffen, natuurmesten, groene mest. Daarop volgt een hoofdstuk over de bemesting. Als slot, eene vragenlijst over de ontwikkelde stof.
Het boekje is naar een wel geordend plan afgewerkt, 't is in eenvoudigen, klaren tekst geschreven. Liefhebbers van nieuwigheden zullen met de orthographie in hun schik zijn.
Hier en daar komt eene aanmerking van pas. Zoo lezen wij, b.v., op bl. 3r: ‘Terwijl de vroegere Peru-guano daarvan echter tot 16% bevatte, is het stikstofgehalte thans niet hoger dan 5-8%.’ Dat kunnen wij niet bijtreden, want er is thans nog guano met hoog stikstofgehalte in den handel. Alzoo kreeg onlangs de firma Anglo-Continentale (vorm. Ohlendorffsche) Guano Werke te Antwerpen, nog eene lading aan, die, volgens eene ontledïng van den heer Crispo, bestuurder van het Staatslaboratorium te Antwerpen, 14.33% stikstof inhield.
In elk geval, wij raden den beginnelingen de kennismaking met dit bevattelijk werkje ten zeerste aan.
F. Hermans.
| |
| |
| |
Ingekomen boeken ter bespreking:
Uitgaven van J.B. Wolters, Groningen.
T. Terwey, Bibliotheek van Nederlandsche Letterkunde. Dicht- en Prozawerken der voornaamste schrijvers van de 17e tot de 18e eeuw, Nrs 5 en 6, Bredero's Spaansche Branbander. 176 blz. Pr. fl. 1,20. |
|
C. Timmermans, Dutch Texts, to be translated into English. 2nd edit. 92 blz. Prijs fl. 0,60. |
|
D. Reinders, Uit het hoofd. Een cursus voor kweekelingen en Onderwijzers ter oefening in het oplossen van vraagstukken uit het hoofd, 99 blz. Pr. fl. 0,60. |
|
D. Boswijk en W. Walstra, Meetkunde voor aanstaande Onderwijzers, 2e druk, 87 blz. |
|
H. Scheepstra en Walstra, Natuurkunde voor de Volksschool met 8 gekleurde plaatjes en vele houtsneden, 7e druk, 99 blz. |
|
D. Boswijk, Repetitie-Boek III, voorbereiding voor gymnasia, middelbare scholen, normaal- en kweekscholen, 6e druk, 79 blz. Prijs fl. 0,40. |
|
W. Uittenbogaard, Sammlung der Examenaufgaben Deutsch Niederländisch für das Elementardiplom, aus den Jahren 1893-1907, 140 blz. Pr. fl. 1. -. |
|
E.C. Noyons, Nieuwe Schrijfcursus voor loopend schrift voor de eerste leerjaren compleet in 5 nummers. Prijs per nummer 8 cent. |
|
W.J. Wisselink, Leerboek der Mechanica, 288 blz. Pr. fl. 2. -. |
|
Dr Everh. Bouwman, Leerboek der Natuurkunde 2, 236 blz. Pr. fl. 1.90. |
|
Dr J.J. Le Roy, Natuurkundige Lessen voor hoogere burgerscholen en Gymnasiën, 3e deel, 3e druk, met 198 figuren, 268 blz. Pr. fl. 1.90. |
|
Revised Editions I, Baroness Orczy. The Scarlet Pimpernel edited bij J.C.G. Grasé and A.E.H. Swaen, 239 blz. |
|
E. Rypma, Gids bij de studie der Nederl. Letterk. 1e deel, 121 blz. Prijs fl. 0.90, 2e deel 150 blz. Prijs fl. 1. -. |
|
Branco van Dantzig, Bekn̄opte handleiding bij het onderwijs in spraakontwikkeling en het verbeteren van spraakgebreken ten dienste van de Fröbelscholen, 46 blz. blz. |
|
Jan Ligthart en H. Scheepstra, Pim en Mien, 3e stukje, 55 blz. compleet in 4 stukjes Pr. fl. 0.30. |
|
E.C. Noyons, Nieuwe Schrijfcursns voor loopend schrift voor de eerste leerjaren, no 4. Prijs fl. 0,08. |
|
Un Apostolo del santissimo Sacramento Nel Secolo XII. Tip. Del Giornale ‘La Vera Roma’, Roma. |
|
E. de Moreau, S.J. en J.B. Goetstouwers, S.J. Le Polyptique de l'abbaye de Villers. Bureau des analectes, 30, rue de Bruxelles, Louvain. |
|
Florimond van Duyse, Nederlandsche Liederen, afl. 42. |
| |
| |
Id. Het oude Nederlandsche Lied. Wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd. Teksen en Melodieën. Registers. M. Nyhoff, 's Gravenhage, De Nederlandsche Boekhandel. |
|
Dr Paul Sollier, Het Mechanisme der Gemoedsaandoeningen. Uitgevers: Maatschappij ‘Vivat’, Amsterdam, 532 blz. |
| |
Verhandelingen van de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen.
Eerw. Heer A. Van Roey, De Goddelijke Alwetendheid, nr 102. |
|
Dr A. Van Gehuchten, Het Zenuwgestel met afbeeldingen. Prijs per nummer voor België 25 centiemen, voor Nederland 15 centen. |
|
Verslagen en mededeelingen der koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. Januari en Februari 1908. A. Siffer. Gent. |
|
Jaarboek der koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde 1908. 22e jaar. A. Siffer, Gent. |
|
Th. Koopman en Jan Broeckaert, Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd, 4e deel, 1861-1867. A. Siffer, Gent, 356 blz. |
|
Geralda Lely, Raffiawerk en Rietvlechten. P. Noordhoff, Groningen. |
76 blz. Prijs f. 1,50, geb. f. 1,90. |
|
Justus van Maurik, Uit een pen. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen. 132 blz. Prijs fr. 0,75. |
|
Rechtskundig Tijdschrift voor Vlaamsch België, verschijnende in 10 afl. 's jaars. De Nederlandsche Boekhandel, 1908, nr 2. |
|
L. Lambrechts, Paascheieren. De Vlaamsche Boekhandel, Brussel, 206 blz. |
|
De Revue der Uitvindingen en Ontdekkingen. Cohen-Zonen, Amsterdam, 4e jaargang nr 12. |
|
Catalogus der Munt- en Penningverzameling van het Kon. Ned. Genootschap voor Munt- en Penningkunde. Johannes Müller, Amsterdam. |
|
Timm Kröger, Dreschermelodiēn. Im Nebel, nr 4 van de Duitsche Keurboekerij voor Nederlandsche en Belgische Scholen. N. Alberts, Kerkrade. 50 blz. Prijs 25 cent. |
|
V. Naveau, Levensvreugde. Smeesters-Lefrère. Hougaerde. 189 blz. |
|
Alfons Sevens, Schoolmeester. Hedendaagsche Roman. Te verkrijgen bij A. Sevens, Oudburg, 21, Gent en V. Roegiers van Schoorisse, Korte Kruisstraat 1, Gent. 200 blz. Prijs 2 fr. |
|
|