| |
| |
| |
Muzikale kroniek
En het eerste dat we te doen hebben bij het beginnen van onze muzikale kronieken, is 't vervullen van een droeve doch tevens aangenaam-zoeten plicht: een hulde-kroon brengen op het graf van Grieg, een schrijven wijden aan de nagedachtenis van een der grooten die weer is heen gegaan in 't subtiele licht.
Verdwenen een genie-figuur!
Verdwenen een symbool van
ál-overweldigende kracht in immer jong leven!
een moderne kunst-persoonlijkheid.
Verdwenen een genie-figuur:
Grieg was een figuur van genie én door zijn hoog-groote kracht van kunst-expressie, én door zijn geniaal-origineele persoonlijkheid in werken en in zijn land uitzingen.
Door zijn hoog-groote kracht van kunst-expresssie: Grieg's kunst-expressie is een der krachtigste, een der grootste, een der hoogste van onzen tijd, Grieg's werk is een genie-werk omdat het vooral steunt op groot-origineele persoonlijkheid. De eigenschap van het genie is zich te stellen, zich te heffen ineens boven al het andere, en daar als een buiten-gewone, als een bovengewone kracht te gaan zijn ontwikkelings-weg, zwevend als een arend boven al de van-onder-bewegende menschen. Het kenmerk van het genie is: zich aan de menschen op te dringen door zich zelven, door het essentieele van zijn grootheid of goedheid, zijn waarheid van wetenschap of kunst, steunend op eigenintense en hooge persoonlijkheid.
Grieg: een symbool van ál-overweldigende kracht in immerjong leven.
Een ál-overweldigende kracht: én door zijn enthousiaste, immer-frisch-opbloeiende kunst, én door zijn diepe intensiteit van ingrijpen in de ziel der menschen; - van immer-jong leven: en 'k herinner me nog wel, - 't is al ettelijke jaren geleên, en het feit ‘in se’ is gansch beduidenisvol, - wanneer me Grieg's composities voor de eerste maal in de handen vielen, er in geduwd door een goed-willende professor's hand. 'k Herinner het me nog zoo wel: 't was in den tijd der eerste kunst-gewaarwor- | |
| |
dingen, dan wanneer de zieltjes opengaan als rozenknopjes bij nooit-gekenden dauw: eerste ontwaken uit een ongekenden zieleslaap, eerste voelen in hooge extaze van de schoonheid. O de lange-gelukkige uren van opgaan in eerste kunstbedwelming.... En 'k herinner me nog ook zoo wel wat ontgoocheling het was bij het eerst-aanschouwen van Grieg's portret. Grieg die men zich voorstelde als een jonge man, een pracht van een jongen man, een figuur op zijn Berten Rodenbach's: Grieg, reeds felgrijs, een man van jaren!
Grieg: een symbool van ál-overweldigende kracht in immerjong leven.
Grieg: een moderne persoonlijkheid, en een der grootste, en hier breid ik niet uit waarom, omdat het zoo klein zou zijn en schijnen voor hen en voor mij, die weten wat moderne persoonlijkheid is, en die Grieg kennen - en 't eene bij 't andere brengend slechts enkele woorden zeggen, doorhakkend ineens gansch de zaak, waarom zoo dikwijls uren-lange en uren-domme redetwisten gehouden worden, verloren in tijd en in kunst:
Echt-moderne, modern-gezonde kunst is intens-geleefde, waar-gevoelde, waar-geschreven kunst: Grieg's kunst is intensgevoelde, waar-geleefde kunst. En dat zegt alles: waar-zijn tegenover zich zelven, waar-zijn tegenover de anderen, met andere woorden: leven wat men schrijft; schrijven wat men leeft.
En hier noem ik op, tot staving van mijn gezegde, de bijzonderste werken van den Noorschen Meester en een enkel iets van zijn leven.
Edvard-Hagerup Grieg werd geboren te Bergen (Noorwegen), op 15en Juni 1843, was leerling van Moscheles, Hauptmann, Richter, Reinecke en Wenzel op het Conservatorium van Leipzig. Daarna vervolgde hij zijn muzikale studiën met Gade te Kopenhagen. Hij ontmoette dan Richard Nordraak, een jongen en genialen Noorschen componist. Die betrekkingen duurden evenwel niet lang - Nordraak stierf kort nadien, - doch waren zwaar aan gevolgen en invloeden op Grieg's kunsttendenz. Hij zelf schreef het eens: ‘Er vielen me schalen van voor de oogen: 't is door hem dat ik de volkszangen van het Noorden heb leeren kennen en zelfs mijn eigene natuur. Wij werden samenzweerders tegen het verwijfde scandinavisme van Gade, het gemâtineerde van Mendelsohn, en vlogen met enthousiasme de nieuw-jonge baan op waar thans stapt de Noordsche school.
Zijn bijzonderste werken vol origineel en gezond talent, vol poëzie en nationale kleur: De drie sonaten van viool, in fa maj. sol-en ut min.; het hoogst-dramatische: Vor der Klosterpforte,
| |
| |
voor sopraan-solo, vrouwen-koor en orkest (op. 20); Landerkennung, voor baryton, mannen-koor en orkest; de muziekscenen uit Olaf Trygvason; de muziek voor Peer Gynt van Ibsen; Aus Holbergs Zeit en Elegische Melodiën voor snaarorkest; een concert-ouverture: Im Herbst; het prachtige concerto voor piano; het heerlijk kwartet voor snaren, in sol min. (op. 27), de sonate voor cello en vooral zijn klavier-werken; de beroemde: Humoresques, Bilder aus dem Volksleben, Sigurd Jorsalfar, Ballade, Noorsche Dansen, Lyrische stukken en bijzonder zijn prachtige Sonate (op. 7). Dan zijn liederen die een pracht, een heerlijkheid zijn en een der karakterische uitingen van Grieg, op teksten van Björnson, Ibsen, Andersen, Munich, Carl Brunn, enz. - het meestendeel vereenigd in het Griegalbum. (Ed. Peters).
* * *
Wanneer we in geest nagaan én de bijzonderste uitvoeringen én de bijzonderste feiten in onze muzikale kunstwereld, komen we tot de overtuiging dat we aan een prachtige periode zijn in ons land, en in onze nationale kunst bijzonder.
Vooreerst blijven onze gedachten stil staan bij de uitvoering van De Schelde van Peter Benoit in September laatst door het Benoitsfonds.
We kennen allen De Schelde van den Vlaamschen Meester, we kennen het als een der schoonste, een der frischste zijner werken. De uitvoering ervan in de concert-zaal van den Antwerpschen Dierentuin was een der beste ons reeds aangeboden door het Benoitsfonds. We schreven het reeds elders, doch we willen het nogmaals herhalen omdat het een noodige zaak is, een heerlijke zaak voor onze nationale kunst en kunst-expressie: Het Benoitsfonds dient gesteund, ernstig gesteund.
Dan hebben we de inhuldiging van onze Vlaamsche Opera - en dat is nog een der verheugendste feiten voor onze Vlaamsche kunst, op dramatisch gebied.
Ja! we hebben dus onze Vlaamsche Opera - en 't is een heerlijke: als gebouw, als théâtre, een wit tooverpaleis, een pracht van een kunsthal vol blije beloften. Doch.... hier wordt de zaak erger.... De inhuldiging had plaats met de opvoering van Herbergprinses van Blockx en de uitvoering van: De Hymne aan de Schoonheid, van Benoit. Gansch een serie werken van nationale toondichters en schrijvers staan op den leer-rooster; - op 25en Januari l.l. kwam het nieuwe opera: Baldie van
| |
| |
Blockx en de Tière, ter eerste opvoering, - men hernam reeds het aan-kunst-zoo-krachtige Winternachtsdroom van De Boeck, een onzer beste jongeren, Prinses Zonneschijn van onzen orkeststerken Gilson, het heerlijke Cecilia van Reylandt, De Bruid der Zee van Blockx, Quinten Metsys van Wambach, Het Minnebrugje van Van Oost, voorts Lortzing's Wilddief, Laagland van Eugène d'Albers enz.
Doch nu schijnt het dat de zaken niet draaien zooals het zou moeten: de toegestane subsidiën zouden te klein zijn; en zoo een pracht-zaak tot het leven te roepen, om het daarna zijn stillen dood te laten sterven, zie: dat ware te spijtig. Als men overhoop geld heeft om al de menigvuldige soorten van Fransche schouwburgen te ondersteunen, zou men dan het noodige niet hebben om de Vlaamsche Opera vooruit te helpen, die eigenlijk wel een der schoonste kunsthallen zou kunnen zijn, die het belooft, en die daarbij een der eenige, indien niet de eenige ondersteuning van onze nationaal-muzikale dramatische kunst is, waar al de jonge Vlaamsche krachten die zoo weelderig te allen kante opschieten en tot bloei gaan komen met betrouwvol oog naar toekijken. Ja: men vraagt echte artisten, goede stemmen, straffe koren en een op-de-hoogte-zijnd orkest, - we vragen dit allen, - doch daartoe behoort het materialistisch middel: le nerf de la guerre.
* * *
En zoo komen we bij het Concert van Gewijde Muziek (het 11e) van 1en December in de Antwerpsche Harmonie-zaal.
O 't programma: Requiem van Brahms, een kleine Cantate (Ich will den Kreuzstab gerne tragen) voor een basstem van J.S. Bach en het ‘Purgatorium’ van Jos. Reylandt.
Er dient hulde gebracht te worden aan Heer Lodewijk Ontrop om het tot-goede-uitvoering-brengen van Brahm's Duitsche Requiem, dat koren vraagt die niet enkel goed-gestyleerd maar ook krachtig-vol moeten zijn, want het Requiem is een afmattend werk, bijzonder als men reeds ‘Purgatorium’ had uitgevoerd. Alhoewel we niet zooveel goeds kunnen zeggen over het orkest was dit toch gevoelig-beter op alle punten: phraseeren, samengang, ineensmelting enz., dan verleden jaar in de Johannis-passion.
Als kunst-werk, opbouwings-techniek is het Duitsche Requiem buitengewoon-sterk. Bijvoorbeeld in de koor-ontwikkelingen van het IIIe deel: Nun Herr, wess sol ich mich trösten, en in het breed-klinkende finaal-koor van het VIe deel: Herr, du bist würdig zu nehmen, op in-staccato-contra-thema van 't orkest.
| |
| |
Heerlijk is het IIe deel met het marsch-mässige tempo-motief in sourdine gespeeld door het snaar-orkest en dat daardoor een gansch-mysterieuze kleur krijgt, en met het daarin-gevlochten, expressie-volle: So seid nun geduldig, lieben Brüder. Als kunst, die tot de ziel doorgaat, die in ons raakt aan de humane snaar, die in elk van ons trilt en roert is wel het Vde deel uitstekend boven de andere deelen met zijn schwärmerisch-zingend orkest-motief en violen in sourdine, zijn poezie-volle sopraan-phrase en het expressieve koor: Ich wille euch trösten, dat daaronder zachtjes heenglijdt.
Ook vertolkte dit Mev. Anna Stronck-Kappel, met haar innig-warme en parel-klare stem, die was als een groot zielegenot, op een buitengewoon-heerlijke wijze. Heer Ger. Zalsman zong ons insgelijks prachtig het baryton-solo: Herr, lehre doch mich, onzeggelijk-veel beter dan de Cantate van Bach, die ons absoluut niet bevredigde als uitvoering en ons ook weinig aandeed als werk. Een der interessantste werken van Bach is het wel niet. Is die impressie te wijten aan de minder geslaagde uitvoering of wel aan het werk zelve?... De eind-choraal deed ons nog 't best aan.
Over de uitvoering van het Purgatorium valt zoo niet te schrijven: integendeel.
Enkele woorden over dit werk: Jos. Reylandt gaf ons in zijn Purgatorium een brok hoog-dramatische kunst, gezond-modern van opvatting, werpend onmiddellijk in ons de gedachte aan persoonlijkheid, zeggen van nieuw-origineele dingen, diepe en ware kunst. Ik zal hier niet aan ontleden gaan, 't werd reeds vroeger gedaan, doch ik wil hier en daar slechts wat aanstippen, zoo bijvoorbeeld het tragische van die eerste motieven en die ons zoo fel roerden in het Praeludium: de motieven van smeeking en gebed, van weeklacht en lijden, die zoo hoog-humaan, intensgevoeld hun levens tragedie door het orkestlijnen en ons daarom zoo aandoen omdat zij zoo humaan zijn en daardoor diep grijpen in onze zielen die van goddelijke essence zijn, doch die zoo diephumaan voelen. En dat is wel het uitleggend-echte van het diep-roerende van Reylandt's kunst. Men herinnere zich slechts den tweeden akt uit Cecilia, die vijf-en-veertig-minuten lange scène tusschen Cecilia en Valeriaan, en die ons nochtans zoo boeide en aangreep tot het einde toe. Humaan-hooge kunst, waar-geleefde kunst. En onze zielen, wanneer we ze vrij laten voelen, zonder voorbehoud of ingenomenheid met dezen of genen stelsel-regel, - ik noem zachtjes en terloops een der ergste en fel-beoefende bij onze musici: a priori zoo wat hooghartig zijn tegenover elke jonge kunst-uiting, in plaats van ze te steunen
| |
| |
indien er wat goeds in steekt, natuurlijk. Met schouderen ophalen en wat fijn-spottende glimlachjes en dood-zwijgen zal onze nationale kunst nooit vooruit komen, maar wel met rechtzinnig rechten en steunen waar er te rechten en te steunen valt, met warme sympathie die innig kan zeggen wat te verbeteren en te versterken zijn kan en moet - onze zielen vrij-voelend en genietend, gaan immer tot zulke kunst, meê-voelend en er in op-zwevend. En zij die kunst dan ook modern, en zij die kunst dan ook klassiek: om het even. Denken we toch daaraan niet: de Negende van Beethoven zal eeuwig de menschen roeren en aandoen, omdat dat eeuwigheids-muziek is, en dat is nochthans zoogezegde klassieke muziek. Doch genieten we ook moderne kunst, ze weze zoo modern als ze wil indien ze maar gezond-modern is. Wanneer toch zal men eens gaan ophouden met dat gezeur over modern-zijn, jong-zijn en al die tutti quanti van jonge ziekelijke psychologie. Of is jong-zijn soms synoniem met ziekzijn? Een werk zij nu klassiek of modern - wat geeft ons dat! - indien er maar goeds in steekt, indien het de schoonheid, de altijd-ware, de altijd-echte, de altijd-goede schoonheid zingt of weergeeft, al ware het slechts een klein deeltje van die schoonheid; - indien het tot onze zielen gaat. Dat is wel de eigenschap, het karakteristische van de kunst, zou men meenen.
Daarbij Schumann's princiep was: eerst het goede zoeken in een kunstwerk, dan het mindere of zelfs het slechte... En dat was toch ook een interessante kunstkenner, geloof ik?... Hedendaags, schijnt men omgekeerd te werk te gaan.
Deze mijn uitweiding werd lang, doch groote, weiniggezegde waarheden dienen wel eens gezegd wat uitgebreider dan met twee, drie woorden.
Ik stipte reeds het tragische der eerste motieven aan in het Purgatorium, daarna valt te wijzen op het Miserere van het ‘De Profondis’ dat uitsterft als een bange klacht; - het Allegro agitato, - onklaar weergegeven door het orkest op de uitvoering, - van het Quem admodum desiderat cervus (cantus) het koor (allegro vivace) Domine, ne in furore. Dan bijzonder als dramatische weergeving het orkestraal Interludium, uitdrukkend het diepe van het brandend en smartelijk verlangen naar God: hoogst-prachtig als gevoelde weergeving - het eind-tusschenspel Anima liberatur (de ziel is vrijgemaakt) en bijzonder het finaal-koor (Op den drempel van het Paradijs) dat klinkt als eeuwige wijding met zijn motieven van geluk en hemel-rust. - Purgatorium is een schoon werk.
| |
| |
Op 't volgend Concert van Gewijde Muziek: De Messias van Haendel.
* * *
Nog over twee punten valt me wat te zeggen.
Vooreerst over de uitbreiding der Liederavonden langs allen kante in 't Vlaamsche land.
Uit het oogpunt van kunst zijn wij Vlamingen als een jong volk dat zijn kunstweg aan 't banen is, en reeds jubelend de baan opvliegt van hooge kunst en kultuur. We zijn in de Vlaamsche beweging aan de werk-periode gekomen. En prachtig is ze aan 't opbloeien op alle gebied en niet het minst op 't kunst-gebied. Wat we vooruitgesneld zijn op kultuur- en kunstgebied in de laatste jaren is ongelooflijk.
Voor een tiental jaren was 't de eerste maal dat men sprak van een Liederavond - en sedert dien vlamde de beweging op tot een enthousiaste werkelijkheid. 't Werd als een onafscheidbaar iets met de Vlaamsche beweging. En nu, nu is het als eene noodzakelijkheid geworden. Alle dagen brengen ons programma's van kunst- en liederavonden, avonden waarop enkel en alleen in eigen taal, van eigen-nationale toondichters gezongen en uitgevoerd wordt, avonden waarop onze jonge Vlaamsche krachten hun virtuosen-talent aan hun mee-voelend volk schenken tot genot en ziels-genoegen, avonden waarop men kunstzangeressen als Jeanne Rodhain, de ideale Vlaamsche liederenvertolkster, door hun heerlijke interpretatie onzer Vlaamsche toondichters, de enthousiaste sympathie van gansch een volk ziet veroveren, van gansch een volk dat in zich voelt sluimeren al het diepe, al het schoon-voelende van zijn eigen wezen, en wakker wordt gekust door de streelende pracht van zijn eigen taal, door zijn eigene kunstenaars.
Het tweede punt waarop ik nog wijzen moet, - wat ik ook doe met ziele-blijheid, - is in innig verband met het voorgaande:
Voor twee maanden is tot stand gekomen te Antwerpen: het Vlaamsch Kwartet, - En dat is nog een verblijdend iets. Vier jonge krachten, vol enthousiasme en kunst-gevoel, zich voegend in een spontane beweging bij al dat bewegen en roeren om nationaal kunst-bezit. Het Vlaamsch Kwartet. - We hoorden ze reeds in eerste optreden, en in prachtig, vol begeesterend succès-optreden, te Aarschot, dan te Kortrijk, binnen kort is 't de beurt aan Leuven, en nu ontvangen we het inschrijvings-programma van hunne eerste drie uitvoeringen van klassieke
| |
| |
muziek te Antwerpen, op Zondagen 19en Januari, 16en Februari en 15en Maart.
Aan de jeugd hoort de toekomst. En werkers hebben we noodig in onze heerlijke vlaamsche kultuur-beweging. Goed heil, goed heil aan 't Vlaamsch Kwartet.
We staan aan een pracht-periode in onze eigene kunstbeweging.
* * *
Werken en uitgaven van drie verschillende toonkundigen liggen ter bespreking op de boeken-tafel. Vooreerst Missa Quarta en Missa Quinta van Oscar Van Durme.
Oscar Van Durme, oud-leerling van het Lemmens-gesticht, heeft reeds op zijn Compositie-tafel een zeer uitgebreid werkcatalogus liggen. Liederen, koren, cantate en dan vooral zijn werken voor de kerk.
De Missa quarta in honorem Sanctae Ceciliae (op. 26) voor twee gelijke stemmen met orgel- of harmonium-begeleiding evenals de Missa quinta, deze op het motief Miserebitur uit het Introitus der mis van het Allerh. Hart van Jesus, voor drie ongelijke stemmen met orgel-begeleiding, zijn beide flink geschreven en getuigen van klare opvatting en techniek-kracht. De eerste in haar min moeilijke richting, de tweede bijzonder in hare kunstige motief-ontwikkeling.
Beide missen zijn uitgegeven in de Procure Générale de Musique Religieuse, - Arras, en zijn warm aan te bevelen: de eerste voor de oksalen van vrouwenstemmen bijzonder, de tweede voor oksalen waar men een zekere kracht- en middelen van uitvoering heeft.
Dan hebben we een tweede Geestelijke Liederkrans van Alfons Moortgat, kapelmeester in O.-L.-Vrouw kerk te Hal.
‘Met het inzicht deze godsdienstige gezangen ook bruikbaar te maken voor de Loven en andere plechtige oefeningen van den eeredienst, hebben wij, benevens de Vlaamsche en Fransche teksten, eene plaats ingeruimd voor oorspronkelijke en vertaalde gedichten in de eigen taal der Kerk’ zegt de uitgever in zijn Voorbericht. En de Liederkrans heeft er veel bijgewonnen aan practisch nut: want zulke verzamelingen worden toch wel uitgegeven om in gebruik te komen in den eeredienst en dat is wel het geval niet gansch geweest met den eersten bundel. We wenschen, en dit uit gansch ons hart, dat deze verzameling gebruikt worde zooals ze het verdient; en ze verdient het echt. Veel verdienstelijke namen van Belgische, Hollandsche, Duitsche
| |
| |
toondichters treffen we er in aan, en niet alleen namen doch ook verdienstelijke werken onderteekend met die namen, een bijvoegsel van den verzamelaar zelven én gedichten én vertalingen heel-voldoende.
Met een woord een boek dat ernstig aan te prijzen is, wat we dan ook met genoegen en welgemeendheid doen.
Te bekomen bij den uitgever - Hal, en in den Vlaamschen Muziekhandel te Antwerpen.
Nog over een componist van kerkmuziek blijft ons te spreken, - werpend een algemeenen blik op gansch zijn werk - en wel over Aloys Desmet, professor bij het Lemmensgesticht te Mechelen.
Aloys Desmet deed zijne studiën op het Lemmensgesticht, werd er professor en tevens kapelmeester van St. Romboutscathedraal te Mechelen. 't Is ook hij die eigenlijk de eerste werker is in de beweging der aan 't opbloeiende organisten- en zangersbonden in het Mechelsch aartsbisdom. Zijn composities voor de kerk omvatten reeds een groote plaats in onze religieuse muziekkunst.
Zijn werken van zuiver-melodische lijn, straffe techniek en uitdrukkingskracht plaatsen hem onder onze beste nationale componisten voor kerkmuziek.
Overzien we ze enkele oogenblikken.
Als hoogst-interessante stemmenloop en orgelbegeleiding die er door heen haar op-haar-eigen-staande kracht weeft en de schoone kunst-kleur geeft aan al zijn werken, noemen we: Les quatre Antiennes de la Ste Vierge. voor twee gelijke stemmen en orgel, bijzonder goed; - de Missa in honorem Sancti Johannis Bergmans (ad tres voces equales), en de Missa in honorem Sancti Arnoldi (tribus vocibus inaequalibus organo comitante). Dan de te allen kante zoo goed-onthaalde en veel-gezongen S. Libertus-Mis voor twee gelijke stemmen, het Homo Quidam voor drie gelijke- en de Trois Motets voor drie gemengde stemmen. Als minder contrapuntisch-bewerkte en van gemakkelijkere uitvoering dus, het Tu es Sacerdos voor drie gelijke stemmen, de Quinque Motetta in honorem S.S. Sacramenti en bijzonderlijk de S. Martinus-Mis, een pereltje van gemakkelijke mis en die op alle kleinere oksalen bijzonder diende t'huis te hooren. Voorts hebben we nog: Quatre Motets met het wel gemaakte: Laudate; de Trois Motets in vier-stemmig gemengd koor met orgel en last not least wel integendeel, want 't is wel het interessantste kunstwerk dat hij schreef: De Missa O Amator Castitatis, - mis die de toondichter opdroeg aan zijn collega op het Lemmensgesticht en in
| |
| |
de Mechelsche Cathedraal: Heer Oscar Depuydt, bij diens jubelvieren van 25-jarig organist-zijn in St. Rombout.
Aloys Desmet werkte ook samen met zijn broeder Alfons Desmet, professor aan het Brusselsch Conservatorium en Oscar Depuydt aan de begeleiding van den Vaticaanschen Kyriale en het Commune Sanctorum.
Al de werken zijn te bekomen bij den toondichter, Wollemarkt, 32, Mechelen.
Arthur Meulemans. |
|