Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908
(1908)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Historische kroniek over vaderlandsche geschiedenisNu mag de lezer het mij niet ten kwade duiden dat door haar voetnoten mijne hiervolgende Geschiedkundige Kroniek ietwat gelijken gaat, bij den aanvang, op eene bladzijde uit de prijslijst van een boekventer, terwijl er verderop maar van een enkel werk, voornamelijk, zal sprake zijn. Het onderwerp, dat ik heden aanraak, is mijns inziens wel zoo belangrijk, dat het meer dan eene kroniek vullen mag, en het zal dan best zijn de laatst verschenen werken te rangschikken en te bespreken naar gelang de tijdstippen die zij behandelen; maar vooraf dienen we toch een blik te slaan op het geheel, is 't dat wij een juisten blik willen hebben op den huidigen toestand der studiën betreffende de vaderlandsche geschiedenis. Met één woord gezeid: de hoofdaandacht onzer geleerden is gevestigd op het einde der zestiende en het begin der zeventiende eeuw, den tijd der Spaansche overheersching en der aartshertogen Albrecht en IsabellaGa naar voetnoot(1). De eeuwen, die voor- | |
[pagina 150]
| |
gaan, hebben enkel aanleiding gegeven tot een paar boeken, veeleer nog van literarischen dan van streng geschiedkundigen aardGa naar voetnoot(2); van deze die volgen komt de negentiende op den voorgrond, met eene reeks levensbeschrijvingen van groote mannen, die nog maar amper tot het verleden behoorenGa naar voetnoot(3); tusschen beide vormen de studiën van Van KalkenGa naar voetnoot(4), PoulletGa naar voetnoot(5) en TerlindenGa naar voetnoot(6) een geleidelijken overgang. Intusschen blijft het verschijnen van Pirenne's derde boekdeel over de Histoire de BelgiqueGa naar voetnoot(7) de groote gebeurtenis van den dag: het gaat van den dood van Karel den Stoute tot de aankomst van den hertog van Alva en is dus als eene rechtstreeksche voorbereiding tot de studie van het tijdstip dat zoozeer gegeerd wordt door onze hedendaagsche geschiedschrijvers. Hoogleeraar Henri Pirenne ken ik enkel van ziens. Een middelmatige gestalte, een blonde welvoeglijke baard, twee vinnige oogen en een paar zenuwachtige handen die moeilijk rusten kunnen: ziedaar eenige hoofdtrekken. Als hij spreken moet over een wetenschappelijk onderwerp, dan heeft hij liefst den rug ievers tegen te leunen, en kan hij daarbij een steun vinden voor handen en ellebogen, dan heeft hij zijne gading volop: anders verdolen zijne handen wel eens in de broekzakken en 't wil mij altijd toeschijnen dat zijn woord dan zoo vinnig niet is | |
[pagina 151]
| |
noch zoo klaar. Een lust is het dat woord te hooren, kort, vinnig, duidelijk. Gezwind rolt het van gezwinde lippen en het wordt onderlijnd door korte snelle gebaren van de rechter hand, soms ook van de linker en soms van het hoofd. Hoofdzinnen, nevenzinnen en parentheses slingeren daarbij niet zelden gejaagd door elkaar; maar steeds wordt alles overheerscht door eene leidende gedachte, en den draad der redeneering houdt ge bij 't keeren en wentelen der phrasen gemakkelijk bij. Een lust, zoo 'n man te hooren uitleggen en betwisten; een lust ook, hem te lezen. Zijn geschreven woord heeft al de hoedanigheden van het gesproken, nog met dit voordeel, dat het bijwint aan onmiddelijke vatbaarheid: er zit natuurlijk meer regelmaat in de volzinnen; woorden en uitdrukkingen zijn met volledige juistheid gekozen, zonder beeldspraak en zonder rhetorika, terwijl op tijd aangebrachte recapitulaties van 't voorgaande de gedachten bijeenhouden en de eenheid van gang en samenhang steeds nauwer doen uitkomen. Want Pirenne streeft naar eenheid in de geschiedenis, en dat komt, dunkt me, wonder goed uit in het boek dat we daareven vernoemden. De schrijver heeft het verdeeld in drie boeken, die opvolgenlijk voor titel dragen: La crise, la restauration et l'achèvement de l'état bourguignonGa naar voetnoot(8); La civilisation des Pays-Bas au XVIe siècleGa naar voetnoot(9) en Les commencements de l'insurrection contre Philippe IIGa naar voetnoot(10). Feitelijk hangen die drie boeken aaneen, doordien zij oorzaken, verband en gevolgen der gebeurtenissen aangeven en beheerscht worden door eene hoofdgedachte, die als de sleutel is van al wat er op het einde der vijftiende eeuw en geheel de zestiende door is voorgevallen op staatkundig gebied in de Nederlanden. Die hoofdgedachte is deze: de tijden waren zóó, om reden van internationale verhoudingen en economischen vooruitgang, dat men er noodzakelijk toe komen moest, de verbrokkelende gemeentelijke machten der middeneeuwen te vernietigen, om ze te vervangen door de ééne gecentraliseerde Staatsmacht, die als gevolg zou hebben het verdwijnen van provincialisme en particularisme en het doen leven en opbloeien van een breeder vaderlandsch gevoel, van eene meer algemeene nationaliteit in de Nederlanden. Tot Keizer Karel strijdt de uitstervende gemeentegeest met de opkomende Staatsmacht, en uit die worsteling om de hegemonie vloeien de politieke gebeurtenissen uit de regeeringen van Maria van Burgondië en Filips de Schoone, | |
[pagina 152]
| |
a, gedeeltelijk van Keizer Karel zelf; na hem, integendeel, is het de nieuwgeboren solidariteitsbewustheid der verschillende provinciën die de moeilijkheden met het Spaansch beheer van Filips II zoo hardnekkig in 't leven houdt en ten slotte leiden zal tot de afscheuring van 't Noorden en het onafhankelijk verklaren van 't Zuiden. Nieuw licht weet Pirenne door die opvatting te werpen op meer dan eene belangrijke gebeurtenis: ik noem hier enkel het groot privilegie van Maria van BurgondiëGa naar voetnoot(12), den opstand der Gentenaren tegen Keizer KarelGa naar voetnoot(13) en het keeren der politiek van Filips den SchooneGa naar voetnoot(14) en Karel VGa naar voetnoot(11) voor en na hunne ontzwachteling van Nederlandschen invloed. Andere faktors van meer bijzonderen aard ontsnappen daarbij onzen geschiedschrijver niet, en opmerkelijk is het, bij voorbeeld, hoe hij te recht gewezen heeftGa naar voetnoot(15) op het onderscheid dat er te maken valt tusschen het lijdzame lutheranism en het strijdlustige calvinism bij de studie der godsdienstmoeilijkheden die oprezen in den loop der XVIe eeuw. Tamelijk verscheiden is het werk van Pirenne, over zijn geheel genomen, door bevoegde mannen beoordeeld geweest. Aan den eenen kant is uitbundige lof den Gentschen hoogleeraar niet gespaard geblevenGa naar voetnoot(16); aan den anderen kant is tamelijk scherpe kritiek hem te beurt gevallenGa naar voetnoot(17). Naar ons bescheiden meening, zijn beide beoordeelingen gegrond; maar we willen er onmiddellijk bijvoegen dat de krachtige synthesis, die in het boek van Pirenne besloten ligt, ons zóó verdienstelijk schijnt, dat we op eenige tekortkomingen maar amper zouden durven aandringen. Voor Namèche en David was de geschiedenis van België een gezapig opdreunen van naast elkander staande gebeurtenissen, een kleurloos voorbijschuiven van min of meer eenslachtige personages. Voor Pirenne is die geschiedenis een drama, eene brok uit het leven, en onder en achter het wenden en keeren dergenen, die met hun eigen begeerten en gebreken staan aan het Staatsroer, voelt ge het woelen en wentelen der massa, die meer dan de enkelingen, doch niet zonder hen, de gebeurtenissen verwekt en de geschiedenis geleidt. Mogen deze enkele woorden volstaan over een werk, dat | |
[pagina 153]
| |
elke ontwikkelde Belg dient te doorlezen; mogen ze tevens volstaan als inleiding tot een paar kronieken die ik later, bij persoonlijk meer gepaste gelegenheid, den lezers van Dietsche Warande en Belfort hoop te kunnen aanbieden. Voor ditmaal zou ik willen afscheid nemen na nog even gewezen te hebben op de werkzaamheden van het XXe Congres der Fédération archéologique et historique de Belgique, dat bij den aanvang der l.l. Oogstmaand te Gent werd gehouden. Te ver zou het ons leiden, wilden we spreken over al de onderwerpen die er behandeld werdenGa naar voetnoot(20); laat er ons enkel op wijzen hoezeer het getuigt van den bloei der historische studiën op Belgischen bodem. Niet min dan drie en vijftig verslagenGa naar voetnoot(21) werden er aangeboden en meer dan vijftien honderd deelnemers, waaronder vele dames en vreemdelingen, vereerden de zittingen met hunne tegenwoordigheidGa naar voetnoot(22). Eigenaardig was het daarbij te zien, hoe naast hooggeleerde mannen van 't vak, als de heeren hoogleeraren Blok (Leiden), S. Leger (Rijsel), Luschin van Ebengreuth (Graz), Cauchie en Maere (Leuven), Pirenne en De Ceuleneer (Gent), Lonchay (Brussel), Closon (Luik), den Bollandist P. De Smedt, de Archivisten P. Van den Gheyn, S.J., Gailliard, Cuvelier, P. Berlière, O.S.B., en anderen, nederige liefhebbers van allen stand en allen ouderdom, opkwamen met de vruchten van hunnen dikwijls langen en dorren arbeid en genegen en dankbaar luisterden naar de wenken en raadgevingen die hun op de vergaderingen gewerden. Streven naar waarheid en degelijke werking waren de hoofdtrekken van het Congres; zij zijn tevens een bewijs van zijn welslagen en zijne innerlijke noodzakelijkheid.
Leuven. Dr Alfons Fierens. |
|