Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908(1908)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Van de lieve doode I Ik draag, in 't glanzend tabernakel van mijn ziel, uw heerlijk beeld geborgen, lijk gij me zelven droegt, o Vrouw, vol angst en zeer en moederlijke zorgen. En immer zal 'k voor U het geurend wierookgraan van mijn vereering branden, en 't uwaart staren met de gouden gaven van mijn eeuwge liefde in handen. O daar nu de avond daalt in mij en over 't land en neuzelende twijgen, nu zie 'k uw aanzicht weer in 't gulden avondlicht mijn aanzicht tegennijgen. 'k Zie als ten laatsten lijdensdag, in streng geduld en zeegning van gebeden, de diepe en vaste lijnen van uw wezen, schoon van onberoerbre vrede. Ik zie uw mond die, met zijn moeder-mooie lach, mijn blijheid tegenlachte, of, 't eigen leed vergeten, zoenend heeft getroost mijn weeke kinderklachten; Uw mond die louter liefde en louter goedheid sprak; wiens wondre woorden zongen als zang van zilvren beken uit de diepste bron van uwe ziel ontsprongen. [pagina 133] [p. 133] Uw heimvolle oogen dragen, als een effen meer, de teeder-gele vuren van onbegrepen rust, lijk zomeravondlicht dat over 't land blijft duren. En 'k zie hoe gij me mindet, die mijn moeder waart, daar nu mijne oogen staren in uw blauw' droomende oogen en er diep en klaar mijn eigen beeld ontwaren. O Vrouw, gij wordt me schoon- en schooner t' elken stond... Ik voel uw zachte handen... uw adem,... 't kloppen van uw hert; 'k voel heel uw ziel in uw diepe oogen branden. II O moeder, 't zij bij dageraad of avonddalen, steeds waagt de wenteling van mijn gedacht om u, als 't wentelen der aarde in eewig-eendren kring. Mijn mond is zonder klacht, als een gebroken snaartuig, van overspannend leed. Ik voeld' hoe bij uw dood, mijn trots en vreugde, als water door mijne hand, me ontgleed. Gij waart de klare, krachtige bron, die levenszwanger, tot leven mij ontsprong; de wondre stem die, in uw onbegrepen lijden, uw kind toch blijde zong. Gij hebt gelijk een pelikaan mijn teedre leden dooraderd met uw bloed; gelijk de stam zijn' loot uw kracht mij in gedreven en met uw vleesch gevoed. [pagina 134] [p. 134] Dit hert is als uw hert, dat d'onuitvloeibre volheid van liefde omsloten hield, en 't is uw beeld, o Vrouw, dat al mijn doen en denken belichaamt en bezielt. O gouden glorietempel van mijn kinderdroomen, die plots in 't niet verviel; o beeltnis van mijn ooge'; o leven van mijn leven; o Ziel van mijne Ziel! Leuven. Aug. Van Cauwelaert. Vorige Volgende