Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1907(1907)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 491] [p. 491] Revival Jam hiems transiit... Wie heeft mijn ziel nu zoo verblijd In dezen dijz'gen wintertijd? De lucht is eindloos-grijs daarbuiten... De regen striemt mijn vensterruiten... Wie heeft mijn ziel nu zoo verblijd, Als tot een kathedraal gewijd, Waar, door de hooge vensterbogen Een droomenrei komt aangetogen? Waarin van zuil tot zuil, een krans Van bloemen bloeit in zonneglans? En waaz'ge wierookwalmen zweven Door engelzuchten zacht gedreven... En 't orgel uit herinn'ring-vert', Een treurlied ruischt om doode smert, Waar al mijn zuchten stil in sneven,.... De laatste snikken van mijn leven? * * * Wie heeft mijn ziel nu zoo verblijd?... Gekomen is die lang verbeid Ik in mijn zaal'ge kinderdroomen Vóor mijn begeesterde oogen op zag doomen! Gekomen is, die lang betracht Mij, lijk mijn moeder tegenlacht... Nu zijt Gij mijn... en al mijn dagen Zult Ge in uw schoot als rozen dragen. Geleider, laat mijn blanke hand, Geschroeid nog door geen zonnebrand, Uw zeker' handen nooit ontglippen. En glijde ooit woord langs uwe lippen, [pagina 492] [p. 492] Dat niet en zijge als vruchtbaar zaad, In 't hart, waar het tot kiemen baat, Tot hooge halmen die trotsch kuiven En lenig heen- en weder wuiven... Geleider, die de wegen weet Waar 't dolend hart zijn wee vergeet, Waar morgendauw op 't gras nog perelt Wees mijn geleider door de wereld... Geleider... o 'k geloof in U, Ik leef van U, uw adem luw Is als een koeltje in zomerhoven, Die mij het blozendste ooft beloven... Geleider... o Gij zijt mijn zon, Mijn lucht... mijn borrelende bron, Waar 'k telken dage weer kom halen Het water voor mijn levensschalen. Ik zal U volgen, Gij gaat voor... Ik zal U volgen, al maar door, Want 'k weet dat Gij mij eens zult leiden Naar 't huis van 't Eindelijk Verblijden... * * * Wat geeft mij dan die grijze lucht... De stad en al heur dwaas gerucht... Wat deert het mij, het regenruischen... En 't wilde, woevend windebruischen... Wat geeft mij, 't geen mij niet verzaadt!... 't Geen ik met vreugd toch eens verlaat, Want 't leven is een weg, geleidend Naar Hem Dien we eeuwig zijn verbeidend!... Vorige Volgende