Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1907
(1907)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 428]
| |
Maatschappelijke kroniekDeze handelt nu over Middenstandsbeweging. Waarom zooveel feiten en gebeurtenissen, boeken en bladen, gedachten en theorieën, die ons dagelijksch met-de-menschenleven beinvloeden, hier opgedischt, zonder steviger band onder hen dan deze twijfelachtige eenheid, die wij actualiteit noemen? Is de actualiteit niet veel actueeler, wanneer men weet waarom zij de jongste stap van den tijdsdrang is? Maar dan vergt zij ook eene breedere en diepere ontleding, van de sociologische toestanden, van zekere gedachten-stroomingen en van hare uiting in de bedrijvigheid van individu, staat of gemeenschap. Zooveel te omvatten zonder beperking van het onderwerp in deze enkele bladzijden is onmogelijk. Beter is 't dan, tot zekere kernvragen zich te wenden, die de baken zijn van waaruit, menige stralen tot ons komen. Treffen de stralen ons oog, toch zien wij niet altijd de lichtbron ervan. En dát werkt schadelijk. De Middenstandsbeweging is zeker eene volledige levensuiting en die van eene hoogst belangrijke en scherpafgeteekende menschenklasse. Over de wetenschappelijke karaktertrekken van die klasse zou wel veel te zeggen vallenGa naar voetnoot(1), maar de praktische beteekenis van het woord Middenstander, is gemakkelijk te verstaan. 't Zij overeengekomen dat wij dit woord in den zin van ‘kleine burger’, 't is te zeggen ‘ambachtsman’ of ‘winkelier’ gebruiken, en dan zal iedereen wel begrijpen van wie er spraak is, en dat is voldoendeGa naar voetnoot(2). De boeren op het land en het leger der beambten, zijn welis-waar ook eigenlijk middenstanders, maar deze in hunne vakvereenigingen en gene in hunne gilden, behooren tot twee belendende deelen van het veld dat wij hier willen overzien; en bij de beweging, die wij hier onderzoeken, komen zij minder in aanmerking. Wij trekken dus de aandacht op de neringdoeners van den ouden stempel. De moderne ontwikkeling van nijverheid en handel scheen deze laatsten van kant te willen zetten; onder | |
[pagina 429]
| |
den drang der wereldwedijvering mochten zij door de groote ondernemingen, het groot kapitaal verpletterd of door de werkmansklasse ondermijnd worden. Men is dan gaan klagen, steenen uit den grond, soms ook den vooruitgang betíchtende van het bestaande kwaad, tot zoover dat de regeeringen de bekommering over de Middenstandsvragen niet meer konden afwerpen. En nu de crisis losgebroken was, zocht men ze te leningen, juist gelijk men dat deed voor het werklieden-vraagstuk. Zelfs op parlementair gebied, zijn de uitgesproken eischen van de Middenstanders een soort politiek program, en zekere groepen in de Europeesche Natiepaleizen, knipoogen reeds de nieuwe burgerlijke Calypso belangstellend toeGa naar voetnoot(1). Wat wij hier zien gebeuren, is heusch moderne geschiedenis. Vóor enkele jaren grepen de Middenstandsvragen zoo intiem niet in het publieke leven, tenzij misschien in Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland. Heden komt er ook een opbloeien van Middenstandstrevingen in België, Holland en misschien in Frankrijk. Om deze te schetsen is het best eerst over de staatsinrichtingen een woord te reppen, dan over de inrichting en groepeering van de bonden, die op grondslag van het ‘self-help’, in het leven geroepen werden. Deze twee vraagstukken, van heel actueel belang, waarborgen de toekomst van den heropbloeienden middenstand.
* * *
De Belgische regeering is den Middenstand genegen - zoo schijnt het toch - want sedert 21 Januari 1906 ontstond in den schoot van het Ministerie van Nijverheid en Arbeid, een sectie die den heilvoorspellenden naam draagt van Dienst der MiddenstandenGa naar voetnoot(2). Eerst gedoopt en dan gewerkt, kon hier misschien tot leuze dienen. Al zouden zekere feiten dat gezegde komen loochenen, toch blijft het waar dat werk en werk, twee zijn: een speciale dienst veronderstelt reeds een zeer uitgebreid arbeidsveld... en dat schijnen de dappere en hardnekkige leaders van den dienst zich te willen veroveren. Alzoo, naar de ministerieele verordeningenGa naar voetnoot(3), zal de dienst zich nl. bezighouden met de bevordering der middenstandsbelangen ‘in globo’: men hoort er over wijd en zijd strekkende inlichtingen en onderzoe- | |
[pagina 430]
| |
kingen, technisch en beroepsonderwijs, propaganda, aanleiding tot samenwerking en coöperatie, beroepsvereeniging, enz. Alle vormen van staatshulp aan den privaten ondernemingsgeest worden door al deze middelen geleidelijk beproefd. Welsprekender dan eene recensie zijn in dien zin de officieele uitgaven: het Rapport over Middenstandsactie en het Bulletin dito voor ons tweetalig landGa naar voetnoot(1). Verder is ook nog een gewichtig werk zooveel als geeindigd, nl. het breedvoerig onderzoek over den toestand der kleine burgerij, door eene staatscommissie, die vijf jaar geleden, door koninklijk besluit ingesteld werdGa naar voetnoot(2). Om goed werk te verrichten moest de toestand ernstig onderzocht worden. Dit deed het enkwest: eerst door monografische studiën, dan door schriftelijk en mondeling onderzoek. De bespreking der onderzochte punten volgde in de vijf ingestelde secties, en op de algemeene vergaderingen, om thans tot de besluitselen over te gaan. Dit alles werd geboektGa naar voetnoot(3). Er mag opgemerkt worden dat er weinig over de praktische uitslagen tot nog toe gesproken wordt, maar wat men reeds zeggen kan is dat de geschreven uitslagen zwaar wegen in hun 17 boekdeelen.
* * *
Over de Hollandsche grens gekeken, vinden wij daar de heringerichte Staatscommissie, voor den middenstand. Deze houdt zich bezig met het reglementeeren van het vakonderwijs. Brandender vraagstuk voor de nationale rijksdomsveiligheid is er misschien niet. Want, geen stielmannen meer, dat is voor een het land het afschaffen der concurrentie-mogelijkheid en dus de ondergang. De Staatscommissie drukt ook op de noodige inrichting van eenen bestendigen Rijksraad, die ongeveer de zending van onzen Belgischen dienst der Middenstanden zou vervullen: enkel dus de bevordering, de moderniseering van de oude ambachten; de ontwikkeling van hun concurrentievermogen. In Duitschland en Oostenrijk staat de Middenstand op gansch anderen voet geschoeid. In die twee Germaansche keizerrijken, zijn de ambachtslieden eerst en vooral in algemeene en verplichte gilden vereenigd, met hunne gasten en leerlingen: te zamen maken zij de corporatie uit. In Oostenrijk hangt het | |
[pagina 431]
| |
hooger bestuur van die Corporatie van het Handelsministerie af. Verder valt het verplichte en officieel beroepsonderwijs in de bevoegdheid van het ministerie van Godsdienst en Onderricht. Deze twee openlijke besturen werken hoogstverdienstelijk tot het doorvoeren van hun program van opbeuringGa naar voetnoot(1), maar met gansch officieele en administratieve middelen. En nochtans de afdoende uitslag, sedert jaren en jaren afgewacht, is nog aan 't wordenGa naar voetnoot(2). Integendeel wat veel meer de aandacht trekt, is de Gewerbeförderungsdienst, ook eene staatsinrichting maar uitsluitelijk tot het beter uitrusten der vrije middenstanden op nijverheids- en handelsgebiedGa naar voetnoot(3). Het middeninstituut van dezen staatsdienst heeft reeds filialen in de verschillige provinciën en en koninkrijken van het land, en maakt kranige propaganda. Het invoeren van mechanische gereedschappen, het vormen van handelsmaatschappijen tusschen de kleine burgers, het geven van inlichtingen en technische lessen aan de bazen, zijn ginder ook aan de orde van den dag: met een woord, de Oostenrijksche dienst tot bevordering van het ambacht, doet in 't groot en met millioenen, hetgeen bij ons in het klein en met duizenden door onzen kleinen dienst der middenstanden wordt gedaan. Overal, zoo men ziet, treedt men den weg op van systematische aanwakkering der persoonlijke werking bij de burgers, en vooral in de zoo diep gezonken stielenGa naar voetnoot(4). Dit gebied schijnt wel de bestendige vorm te moeten wezen van de Staatshulp in de burgersklasse, in alle landen waar de middenstand in aanmerking komt.
* * *
Edoch, staatshulp alleen is geene redplank. Stevige organisatie is veel taaier van duur, wanneer die organisatie doelmatig is. In België is de inrichting van den Middenstand nog heel wat ontoereikend: hoe wil eene groepeering haren invloed doen gelden, wanneer zij eene dappere maar kleine minderheid uitmaakt. Cijfers aanhalen naar getalsterkte blijkt hier wel overbodig, want tot een bewijs zijn zij bijna nutteloos. Wie volledig ingelicht wil zijn over getal, bestuur en werking der reeds bestaande | |
[pagina 432]
| |
vereenigingen van middenstanders, over hunne verbonden en syndicaten, sla het Agenda der Burgerssyndicaten openGa naar voetnoot(1). Maar thans hebben wij nog op theoretisch gebied eene meer volledige uitvoering van een algemeen organisatie-plan, dat wij aan den kloeken voorvechter der Middenstandsbelangen K. Vander Cruyssen te danken hebben. Het werd voorgedragen in Oogst 11. op het Middenstands-Congres te Sint-TruidenGa naar voetnoot(2). Ook luidden de besluitselen der tweede sectie van het Congres in den zin van den verslaggever o.a. intense werking vergt plaatselijke beroepsvereenigingen voor de meest uitgeoefende vakken; deze moeten ter plaatse onderlinge betrekkingen aanknoopen. Dat zijn ‘Ortskartelle’ zouden de Duitschers zeggen. Hooger dan is er plaats voor nationale federatien van elk beroep, en eindelijk zal een algemeen vrij Belgisch middenverbond met bijgevoegd bestendig bureel de gezamenlijke belangen van den Middenstand ter harte nemenGa naar voetnoot(3). Een wensch maar over dit plan: Mocht het meer zijn dan een droom, en aan de bereikbare mogelijkheid grenzen.
* * *
Bij onze Hollandsche geburen bestaat reeds sedert 1903 zulk een nationaal middenstandsverbond met naam: Nederlandsche Bond van Vereenigingen van den Handeldrijvenden en Industriëelen Middenstand. De bijzonderste aangesloten vereenigingen zijn de Hansa in de Zuider-provinciën en de Algemeene Vereeniging voor Klein-Handelaars. Het nationaal verbond weet hoogst practisch zijne werkzaamheden te leiden tot het nut van allen. Dit bleek nog eens uit de openingsrede van zijn voorzitter, den heer A.M. Meuwsen, op het laatste congres van 17 en 18 Juni l.l. te Nijmegen; M H. Meuwsen herinnerde aan 't verleden: hij wees op de verschillende onderzoeken over de Zondagrust in het klein bedrijf, de actie voor het beroepsonderwijs, de inrichting van handels- en nijverheidskamers, het optreden in zake van crediet, verzekering, bankwezen, fiscale techten, oneerlijke concurrentie. Deze weg, waarop de Hollanders ons voor zijn, schijnt wel voor ons een goed spoor te wezen, want, gelijk boven bedoelde vergadering er nog op wees, en gelijk het ons beider landen | |
[pagina 433]
| |
meer past, moet de plaatselijke vereeniging vrij en zelfstandig in haren werkkring blijven, en enkel van hooger hand de voordeelen van algemeenen aard ontvangen in ruil voor haar federatief meewerken.
* * *
De laatste jaren, waarin al deze inrichtingen voor onze middenstanders zijn ontstaan, waren een tijdperk van ernstigen vooruitgang op het gebied der belangenverdediging, tijdperk van trusts der kapitalen en van coalitië der arbeiders-belangen, nietwaar, over de verouderde nationale grenzen heen. De middenstand vond ook zijne formule van internationalism in den (laat toe dat ik éen Duitsch woord uitspreek) Internationalem Verband zum Studium der Verhältnisse des Mittelstandes. Dit heeft wel niets te stellen met de Internationale van Marx, maar is meer een wederlandsche vereeniging in den aard van de Internationale Vereeniging voor Wettelijke ArbeidersbeschermingGa naar voetnoot(1). 't Was in 1904 te Stuttgart, de hoofdstad van de moderne middenstandsbeweging, dat men tot het stichten kwam van het bedoeld internationaal middenstandsverbond. België mocht er roemen op zijn beslissenden invloed tot de stichting. Deze vereeniging bestaat essentieel uit een middencomiteit, waarin twee leden elk der deelnemende landen vertegenwoordigen. Verder uit enkele afgevaardigden van verschillende regeeringen; eindelijk uit een onbeperkt getal gewone en briefwisselende leden. Om het jaar vergadert de vereeniging, 't zij op een congres, 't zij op eene comiteitszitting. Het tweede internationaal middenstandscongres, dat in 1907 te Weenen moest opdagen, kwam niet tot stand. In Oostenrijk weet men wel wat er in den weg staat, maar daar de vereeniging niet in de Oostenrijksche aangelegenheden betrokken is, vergaderde haar middencomiteit op 14 Oogst te Innsbrück in Tyrool. Dat er veel werd gedaan op die vergat dering kan wel niet beweerd worden; het bestendig secretariaat (te Brussel) van het middenstandsverbond leverde nochtans een bondig verslag over zijn werk in het verloopen jaar: verzameling van inlichtingen en dossiers, schriftenuitgaven, uitschrijven van prijskampen, enz.Ga naar voetnoot(2). Totdaar over middenstands-organisatie.
* * * | |
[pagina 434]
| |
Na dit kort overloopen van officieele en private groepeeringen voor en van de kleine burgerij, laat ik voorloopig onverlet die duizenden en duizenden andere inrichtingen voor crediet, samenwerking, vakonderwijs, zoowel als de congressen en de tentoonstellingen, enz., die nochtans ook in aanmerking komen in de beweging der burgerklasse. Veelal zijn ze nog onvolledig uitgewerkt, wat aan hunne uitslagen te zien is. Hoeveel vragen op dat gebied zijn het onderzoek niet waard, tot in de kleinste bijzonderheden toe? Ik zou er maar éen voorbeeld van willen aanhalen: Hoe moeten de burgers tegen de bazars en groote winkels strijden? Overal wordt over zulke vragen om ter hevigst getwist. Hier glijden wij er over heen, omdat bij de sereniteit eener kroniek geene polemiek past. Om ons aan dezen opportuniteitsregel vast te houden, was het ook van meer nut deze enkele grondtrekken van de middenstandsbeweging aan te wijzen, omdat zij ontegensprekelijk de hoofdlijnen toetsen der herwordende nijvere menschenklasse. Is er verheugender verschijnsel dan eene jonge en frissche gemeenschap, stappend op de baan van haren vooruitgang tot een onduidelijk misschien nog, maar onwrikbaar gewild geluk?
Jan Belpaire. |
|