Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1907
(1907)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 424]
| |
Joachim en de vertolking der muziekMet Joseph Joachim is een groot kunstenaar in 't graf gedaald, de meest onbaatzuchtige kunstenaar van zijn tijd. Waar andere violisten schitterende muziek spelen omdat het een middel is om hunne virtuositeit te doen gelden, speelde hij goede muziek omdat het goede muziek was. Hij legde zich toe op het. bemeesteren en vertolken van de muziek als een grammaticus der middeneeuwen ijverde om al de geheimen zijner eigen wetenschap uit te vorschen; want Joachim was bijna evenzeer een man van wetenschap als een kunstenaar. Misschien was hij een virtuoos van allereerste gehalte: anderen hebben hem overtroffen door de tooverij, den hartstocht, het buitengewone van het spel, of door menschelijke emotie. Maar geen een heeft zooveel nagedacht over muziek als muziek, of drong er zoo diep in, of maakte zijn gansche natuur zoo geheel ondergeschikt aan het streven naar interpretatie. Hij scheen te spelen alsof er daar niemand was om toe te juichen of verstrooiing te brengen. Eenieder kent zijn groot portret door Watts. Vergelijk het met Whistler's portret van Sarasate. Op het doek staat deze met zijn temperament en zijne techniek, niets anders. Joachim integendeel, is aan 't spelen; hij buigt over zijne muziek; hij leest ze niet, hij bestudeert ze; is er eene strade of een publiek, hij weet het niet eens; hij denkt alleen aan Beethoven. Zie hoe Sarasate met zijne viool speelt, als met een kind, of met een juweel: hij denkt aan den toon, niet aan Beethoven. Het verschil tusschen deze twee schilderijen werpt een helder licht op Joachim's karakter. We zien er ook in wat hij niet bezat, de betoovering, het spreken tot de zinnen: eigenschappen die zoo hoog tellen in 't bespelen van een instrument als de viool, het meest persoonlijke en gevoelige der instrumenten. Onder zijne oude, bevende vingers kwamen er somwijlen tonen uit, waarlijk pijnlijk voor 't oor. Degenen die met hem dweepten beweerden er niets van te hooren, en wilden de zaak niet aannemen zooals ze was. Joachim betooverde de zinnen niet door het wondere van zijn klan- | |
[pagina 425]
| |
ken: hij gaf eenvoudig Beethoven, of Brahms, of gelijk welke muziek, met eene bijna heldhaftige getrouwheid; dit was onuitsprekelijk nuttig en bevredigend voor hen die enkel wenschten te weten wat Beethoven of Brahms hebben willen zeggen. Ik herinner me nog, hoe ik eenige jaren geleden, de laatste kwartetten van Beethoven door zijn kwartet hoorde uitvoeren. Ik had dikwijls die vreemde composities doorpluisd, en mij met verwondering afgevraagd waarom de muzikanten er zoo bijzonder hoog mee opliepen. Tenzij misschien op een eerste uitvoering van Tristan, herinner ik mij niet ooit zulken overweldigenden musikalen indruk te hebben gevoeld. Op eens scheen mij dat alles gansch duidelijk; en eene stem, die nooit te voren op aarde weerklonk, begon eene taal te spreken, die misschien wel de taal der engelen was. Het geheimzinnige er van werd doorgrond en nader gebracht; een zeldzaam, verloren iets werd opeens innig, eigen met het verstand dat het als louter muziek opslorpte. Men vergat Joachim's tegenwoordigheid en die zijner meespelers; nauwelijks werd men nu en dan een ernstig, onbeweeglijk hoofd gewaar, of een boog die als werktuigelijk over de snaren streek; de klank kwam uit de vier instrumenten alsof zij enkel door éene ziel bewogen en bestuurd werden. Hadden ze goed gespeeld? Daar lag de vraag niet; door hun spel was geen vraag meer noodig; 't was Beethoven, niet opgeluisterd of voorgesteld of opgehelderd, maar in volle gerustheid geopenbaard. Geen hooger lof kan aan samenspelende kunstenaars geworden dan te zeggen dat ze in de muziek vergeten waren. Aanvoerder te zijn van een kwartet eischt reeds zelfverloochening; want al de kunst van 't weergeven ligt in de ondergeschiktheid van elken speler aan zijn medespelers. De naam, kamermuziek, past er best op; nooit komt het tot zijn volle recht in een groote zaal. Men mag er niet naar luisteren als naar een orkest of naar een solist. Als muziekvorm is deze wel de innigste, een lang gesprek onder vrienden. De grootste toonzetters huldigden dien vorm, gelijk dichters het sonnet huldigen, om zijne geschiktheid vele dingen uit te drukken, die tusschen deze uitersten liggen: het lyrisme en het drama. Dat de concerten van 't Joachim-kwartet mode werden in Londen is een van die vreemde verschijnselen, die somwijlen gebeuren. We moesten, weliswaar, dertig of veertig jaar hebben om te ontdekken dat een groot man ons, jaar op jaar, rijkdommen kwam brengen. Ook kan onze schuld aan Joachim niet uitbetaald worden. Het is aangenaam nochtans, zich het Sargent portret te herinneren en dien onvergetelijken avond wanneer het hem overhandigd werd; als een geringe erkenning mag dat gelden. | |
[pagina 426]
| |
't Kostbaarste wat Joachim ons geleerd heeft is, dat alleen eerlijke muziek het beluisteren waard is, en dat volstrekte eerlijkheid geëischt wordt in de vertolking er van. Hij leerde ons naar hem te komen luisteren, niet omdat hij moeilijke of verblindende stukken met verbazende vaardigheid speelde, maar omdat hij speelde wat het beste in zijnen aard was in de wereld. En hij leerde ons verder te kijken dan louter techniek, en te begrijpen wat er lag onder eene techniek ver genoeg gedreven om vergeten te worden. Deze manier van spelen is voorzeker de hoogste van alle, dewijl het de eerbiedigste is en de meest dienstige, zoowel voor den componist als voor 't publiek. Nu helt men naar eene soort aanbidding voor de virtuositeit: dat is de tegenwoordige mode in de muziek en in alles; de kunstenaar moet zijne toehoorders met verstomming slaan; ze moeten gewaar worden dat hij alle oogenblikken ongelooflijke moeilijkheden overwint, juist alsof een danser zijne gerythmeerde bewegingen ging onderbreken om een saut périlleux te wagen. Techniek mag er zijn zooveel men wil, zoolang ze onder hare eigene waardigheid gesluierd blijft. Anderen konden schoonere klanken voortbrengen dan Joachim, maar wie van hen kon zoo wel de innerlijke beteekenis van die klanken als muziek duidelijk maken? Misschien gaf hij niet altijd iedere schakeering terug. Als de muziek buiten haar eigen rijk scheen te willen gaan, volgde Joachim haar niet. Zijne grootste hoedanigheid was de matigheid; hij had niets te kort, niets te veel: hij had zijn eigen vorm van volmaaktheid. In onzen tijd heeft niemand zoo rechtvaardig, en zoo algemeenen bijval weten af te dwingen door eene zoo weinig prikkelende volmaaktheid. Tusschen den virtuoos, die zichzelven ten toon geeft, en den verdienstelijken leerling, die enkel wil laten zien wat hij kan, komt Joachim te staan, als de ware klassieker in zijne kunst, die ons enkel muziek laat genieten. Hij had eene te zuivere, te vurige, te belanglooze liefde voor de muziek, om zichzelven vooruit te zetten ten koste van de minste bedoeling van den toonzetter. Op die wijze leerde hij ons niet alleen de groote meesters beminnen, maar hij beschermde ze. Onder de tegenwoordige violisten is er een, die eenige der beste eigenschappen van Joachim bezit, met andere die hem niet eigen waren; ik zou wel gelooven dat Fritz Kreisler, als persoonlijk speler, een soort opvolger van Joachim zal zijn, in de interpretatie der muziek. Joachim had een gevoel van Beethoven, dat als een aard raden was, het louter muzikaal raden; Kreisler heeft een ander aard raden, minder uit den geesi spruitend, en waardoor de muziek menschelijker wordt. Er is in zijne vingers een zekere vurige gevoeligheid, die het kenmerk is van | |
[pagina 427]
| |
heel zijn wezen, een wezen wonderbaar geschapen voor muziek. Men denkt zelfs niet op zijne techniek: ze is nauwkeurig, proper, vast, meer dan enkel juist; we vragen ons niet af hoe hij zijne viool doet zingen, of op welke wijze hij er moeilijkheden op klaar krijgt. Achter die noodwendige vaardigheid is er eene instinctieve macht, eene kracht als die van de muziek zelve, iets gelijk de responsiviteit van de vrouw en de meesterschap van den man. Er is geen leemte tusschen de ziel van de muziek en haar stem op zijn speeltuig. Hypnotiseert hij de muziek, of wordt hij door haar gehypnotiseerd? Dat doet er weinig toe, want nooit is hij in hare macht. De muziek brengt Ysaye soms bijna tot den staat van een medium, en hij lokt er u zelven in als in een droom. Maar Kreisler is wakker, blijgeestig in het leven dat de muziek doorademt, en zijne vervoering welt op als eene goddelijke kracht, in de heldhaftige zelfblijheid van 't handelen. Dit te zeggen van Kreisler, en aan te nemen dat Joachim al deze hoedanigheden in dezelfde maat niet bezat, is niet den eenen muzikant kleineeren ten koste van den anderen. De eigenschappen welke Joachim een weinig miste, het scheppen der onroering, waren niet geëischt door zijne particuliere opvatting van de muziek-interpretatie. Muziek van zijn rituaal: hij volbracht het, gelijk de Katholieke Kerk haar rituaal volbrengt, in den geest, en toch met stipt navolgen van de letter. Juist gelijk moderne persoonlijke muziek niet geëigend is voor de bloote streng-bepaalde hoofdwendigheden der liturgie, zoo ook ware een te scherp geteekend temperament komen staan tusschen hem en het volmaakte weergeven van de muziek dat zijn godsdienst was. Hij diende de muziek met de strenge, onverstrooide godvruchtigheid van een priester die mis leestGa naar voetnoot(1).
Arthur Symons. |
|