Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1907
(1907)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Edgar Tinel's ‘Laudate Dominum’Ga naar voetnoot(*)Ter gelegenheid der inhuldiging van onzen Aartsbisschop als Kardinaal hebben we nogmaals iets nieuws te hooren gekregen van onzen gevierden toondichter Edgar Tinel. De schoone christene kunstenaarsziel des meesters ontplooide zich weerom in de ruimte harer eindelooze geestdrift, en als een geweldige vloed heeft zij hare machtige motieven uitgestort langs die breede bogen en hooge gewelven van de Metropolitaansche kerk. Wij hebben het meegevoeld! En bij het lezen van het Tinel-artikel in het Mei-nummer van dit tijdschrift, en eenen terugblik op de levensbaan van dezen grooten meester en op zijn gewrochten, hebben wij met nog meer overtuiging gevoeld de schoone, godsdienstige ziel, die in hem zoo vroeg is ontloken en zijn machtig genie thans bezielt, - en hoe hij, niet onder den drang van gunstige omstandigheden of van een voordeelig midden, maar van de edele drift, die in 't diepste zijns harten blaakte, is opgekomen en geworden tot een christen kunstenaar bij uitstek. De psalm Laudate Dominum is opgevat voor vierstemmig mannenkoor met orgelbegeleiding. Wat vroeger over andere werken van den toondichter in zake van kennis der stemleiding en contrapuntische bewerking tot zijnen lof werd gesproken, moet hier niet herhaald worden, vermits zelfs niet het kleinste werk des meesters de kunstwereld werd ingezonden, zonder diepgevoelde begeestering aan onberispelijke techniek te paren. Wat ons nochtans bij de uitvoering van dezen psalm, en vooral bij het nazien van het handschrift gansch bijzonder heeft getroffen, is dit losse en vrije behandelen van stemmen in die zoo enge, maar toch noodzakelijk opgelegde stemladder van het mannenkoor, dit met zoo natuurlijk eenvoudige middelen opklimmen tot onweerstaanbare effekten. | |
[pagina 224]
| |
De psalm is dan ook meesterlijk begrepen, en meesterlijk vertolkt. Elk versikel wordt door de muziek schilderachtig en tevens voorzichtig, maar immer welsprekend geïmiteerd, naar ieders karakter en innerlijk gevoelen. Ten bewijze hiervan: Laudate Dominum in sono tubae - in psalterio et cithara - in cymbalis benesonantibus. Hierbij loopt het orgel in afgelijnde en uitstralende teekeningen, gansch onafhankelijk op eenen uniformen maar toch sterk doorgedreven rythmus langs alle stemmen om en door. De herhaling van het Laudate, waarmede elk versikel aanvangt, is in de muziek steeds eene nieuwe verrassing, eene sterker en luider sprekende uitboezeming, een immer breeder en hooger opklimmenden jubelkreet van ontzaggelijke geestdrift, tot deze eindelooze opsteiging naast die voorafgaande kromatiek haar toppunt bereikt in het laatste: Laudate Dominum in cymbalis jubilationis, dat met een machtig effekt uit het breede plagaal akkoord van f groot doorschittert in volle licht.... Na een lang rustpunt volgt stil, zoetsuisend, op zachte stemmen gedragen: omnis spiritus laudet Dominum, - een innig en diep roerend gebed vol beteekenis, vol gevoelen, vol godsdienstige ingetogenheid. Het is mij of de toondichter na dien geweldigen crescendo, waarop hij zich in volle geestdrift en met onstuimige krachten laat meevoeren, dan eensklaps, in bewustzijn van de nietigheid aller schepselen tegenover den Schepper, in aanbidding van den Allerhoogste op de knieën is neergevallen en met gedoken aangezicht prevelt: ‘O Heer, hoe kan ik u beter loven dan neergeknield ter aarde en in den eenvoud des harten?’ En daarna stroomen plotselings de blijde galmen ons weer tegen, en het Alleluia, Alleluia ruischt op langs alle stemmen, en 't is een gejubel dat de zielen hoogheft en waardoor het karakter van majestatische uitdrukking, aan den psalm eigen, als een onuitwischbaar merkteeken op het kunstwerk wordt neergedrukt.
J. Van Nuffel. |
|