Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1907
(1907)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Brief uit VlaanderenGa naar voetnoot(1)Mijn zoeterik, om u te schrijven
sloop ik op onzen zolder, stil,
want moeder alles weten wil,
en dan is 't weer lawaai en kijven.
Zij borg den inktpot, maar geen nood,
'k schrijf met mijn eigen bloed, mijn Fielken,
en zóó mijn woord komt warm en rood
van uit mijn zielken.
Och, moeder, zeg ik, maak geen smarte,
want 'k min den rijksten vent van 't land:
zijn oogen zijn van diamant,
ivoor zijn tanden, goud zijn harte!
Hij is zoo mild dat moe hij maait
het goede graan dat andren eten,
en met een kusje is hij gepaaid
en 't leed vergeten.
Mijn kerel, 'k zie u met uw hoedje,
den knapzak om, de getten aan,
nog op dien zwarten spoortrein gaan
en zwaaien nog een laatste groetje.
Ik ging naar huis met veel verdriet;
... die Fransche meiskes zijn veel mooier!...
nu lach ik: gij verstaat ze niet,
mijn harteschooier!
En als ik wanten zit te stikken
terwijl de zonne buiten stookt
dat heel de kouter gloeit en kookt,
denk ik: nu staat mijn duts te pikken.
| |
[pagina 78]
| |
... En dat men zooveel Franschmans vindt,
die hijgend in die helle zwoegen,
niet voor 't gezin dat hen bemint,
maar voor de kroegen.
Die droeve dingen doen me schrikken!...
Moet ik zóo naar mijn kooitje gaan?
mijn keerske dat gelijkt een traan,
het sloorke staat er van te snikken!
Ei, vrees niet dat mijn leeuw bezwijkt,
en bij hem heeft de kroeg geen kansen...
't Lief keerske, dat een hart gelijkt,
gaat aan het dansen.
'k Moet gauw wat nieuws u overmaken:
Dat Truike trouwt met lange Nant;
dat weer een huis is afgebrand
en dat... en dat ik nu ga slapen!
'k Droom altijd van die olmendreef
waar laatst wij wandelden, mijn vriendje,
toen gij mij noemdet wat ik bleef:
uw trouw Katrientje.
Theo Brakels.
|
|