Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1907
(1907)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
BijbelkroniekHet schijnt ons praktisch deze Bijbelkroniek - die wij, als t God belieft, regelmatig zullen voortzetten - in drie hoofdstukken te verdeelen: 1. Algemeene Bijbelvragen; 2. Oud Testament; 3. Nieuw Testament. Er wordt immers op onze dagen zooveel over den Bijbel geschreven, dat het onmogelijk is, in een algemeen tijdschrift als Dietsche Warande en Belfort, een overzicht te geven, in elke kroniek, over alle soort bijbelvragen die door de jongste studiën op het dagorde komen. Verliest door zulke verdeeling het overzicht aan spoedige inlichting, het zal misschien er wat door winnen aan klaarheid en methode. Wij spreken uitsluitelijk over werken van algemeen belang voor ontwikkelde lezers die geene vakmannen zijn in Bijbelstudie. Wij trachten hen eenigszins op de hoogte te houden der hedendaagsche Bijbelletterkunde. Daarom ontleden wij kort de groote wetenschappelijke bijbelwerken, maar sluiten toch geenszins kleinere studiën en goede vulgarisatie uit. Over werken die wij op geene manier nuttig of aanbeveelbaar vinden, spreken wij liever niet, ten ware sommige omstandigheden het vereischten, zooals de ophef die deze werken zouden kunnen maken. | |
I. Algemeene bijbelvragen.Ga naar voetnoot(1)A. Hulpwetenschappen
| |
[pagina 179]
| |
Testament, vooral de kennis van den assyro-babylonischen Godsdienst. Benevens P. Lagrange's groot werk Études sur les Religions sémitiques over eenige jaren verschenen in eene verzameling Études Bibliques, hebben wij nu van P. Dhorme in dezelfde serie eenen Choix de Textes Religieux Assyro-Babyloniens, transcription, traduction, commentaire.Ga naar voetnoot(1) Dit zijn de twee bijzonderste werken die de Katholieken bezitten over semitische godsdiensten. Zij zijn hoog wetenschappelijk en veronderstellen bij den lezer veel taalkennis en een degelijk begrip van oude historiographie. Ware 't niet te wenschen dat over zulk onderwerp eens een goed vulgarisatiewerk verscheen? Dezelfde Pater Dhorme schreef, in het laatst verschenen nummer der Revue Biblique,Ga naar voetnoot(2) eene schoone studie over het doodenverblijf bij de Babyloniërs en bij de Hebreërs. Men ziet daar hoe al de figuren waarmeê de schrijvers van het Oud Testament den Sche'ol beschrijven, reeds bij de Babyloniërs in gebruik waren: de sche'ol is onderaardsch, eene plaats van duisternissen en stof; hij is het koninkrijk der dooden, met muren en zware poorten; daar zijn de schaduwen der overledenen, zwakke geesten, onbekwaam tot hooger leven; bijna zonder zelfbewustzijn. Nochtans bestaat er een groot verschil tusschen de gedachten der Babyloniërs en die der Hebreërs over het doodenverblijf: de eerste zijn met polytheistische beschouwingen gemengd; bij de Joden is Jahve alleen Heer en Koning. | |
Bijbelaardrijkskunde.De bekende Atlas Scripturae sacrae van Kanunnik von RiessGa naar voetnoot(3) is in tweede uitgave verschenen, door toedoen van C. Rückert, die - het zij hier terloops bijgevoegd - in meer dan een punt het werk van von Riess gewijzigd heeft, b.v. wat aangaat de ligging van den berg Sion. von Riess plaatst Sion op den oosterheuvel, den tempelheuvel, Rückert integendeel, volgens latere overlevering, op den zuid-wester heuvel. Die wijziging schijnt ons geene verbetering. Het boek heeft voor neventitel: Decem tabulae geographicae cum indice locorum scripturae sacrae Vulgatae editionis, scriptorum ecclesiasticorum et ethnicorum. Door die nagenoeg volledige lijst der geographische bijbelnamen, met verzending naar de kaart waar zij op voorkomen, is het Atlas zeer bruikbaar. Het werk bestaat ook in Duitsche uitgave. | |
[pagina 180]
| |
Bijbelsche Oudheden.Van Professors Dr H. Oort te Leiden en Dr G. Wildeboer te Groningen is verschenen een Platenatlas tot opheldering van Bijbelsche OudhedenGa naar voetnoot(1). Het atlas bevat 54 platen met 132 afbeeldingen benevens toelichting. Hoe nuttig zulk werk is voor bijbelstudie hoeft niet gezegd Verscheidene verhalen der Evangeliën kan men niet grondig begrijpen zonder zekere kennis van Herodes' tempel. Heeft eenieder tijd en ijver om eene langere beschrijving van dit grootsch gebouw na te gaan, of in de bronnen Josephus en den Talmud, te bestudeeren hoe de tempel gebouwd en verdeeld was? Geeft niet eene afbeelding, zorgvuldig door vakmannen bezorgd, èn veel juister èn veel sneller, een denkbeeld van den tempel? Hetzelfde geldt van de tempelmeubels, joodsche kleeding, krijgswapenen, muziekinstrumenten, landbouwalm, enz. Het werk, te oordeelen naar specimenbladen, laat aan keur der platen en ophelderingen weinig te wenschen over; de figuren zijn tamelijk fraai. Spijtig dat er niet wat meer in staat. In Duitschland verscheen onlangs een soortgelijk werk van Frohnmeyer en Benzinger: Bibelatlas zur BibelkundeGa naar voetnoot(2), met 501 afbeeldingen en uitgebreide toelichtingen Dit werk is wat breeder aangeleid dan het Nederlandsch Platenatlas: het bevat ook kaarten, afbeeldingen van handschriften en opschriften. Het is in 't Fransch bewerkt door Breitenstein onder den titel: Vues et documents bibliquesGa naar voetnoot(3). Vergeleken met den Atlas archéologique de la Bible (ongeveer 1400 figuren) en den Atlas d'histoire naturelle de la Bible (ongeveer 1000 figuren) van den Franschen Sulpiciaan FillionGa naar voetnoot(4), zijn voornoemde werken maar bondig, maar zij winnen door 't keurige der figuren. - Melden wij ook dat in Vigouroux' Dictionnaire de la Bible - waarover verder - illustraties talrijk en fraai voorkomen, zoodat zulk werk een platenatlas overbodig maakt. | |
B. Algemeene Inleiding tot de H. Schrift
| |
[pagina 181]
| |
Een woord eerst over Kittel's uitgave van den masoretischen tekst: Biblia hebraicaGa naar voetnoot(1). Gelijk men weet is de masoretische tekst, de Hebreeuwsche tekst, die ons overgeleverd is in onze handschriften, lijk hij vastgesteld was door Joodsche geleerden van de zesde tot de achtste eeuw na Christus. Onze oude overzettingen, de Grieksche der Zeventig, de Syriaksche, Latijnsche. enz., waarvan wij handschriften hebben vanaf de vierde eeuw, veronderstellen dikwijls eenen Hebreeuwschen tekst verschillend van den masoretischen, zoo dat het tekstkritisch vraagstuk in 't O.T. dikwijls heel moeilijk, zooniet onoplosbaar is. Eene uitgave van den Hebreeuwschen bijbeltekst met aanduiding der bijzonderste varianten was broodnoodig. Dr Kittel geeft den masoretischen tekst uit met in den rand de belangrijkste verschillende lezingen en voorslagen tot tekstverbetering. Alles samengenomen, is de uitgave goed, en zonder twijfel een groote vooruitgang op wat men tot nu toe had. Wie eene kritische uitgave van den Hebreeuwschen bijbeltekst noodig heeft, schaffe zich Kittel aan. Ook handige en goede uitgaven zijn E. Nestle's Novum Testamentum graece; Novum Testamentum latine; Novum Testamentum graece et latineGa naar voetnoot(2). Voor 't uitgeven van den Griekschen tekst gaat Nestle zoo te werk: Hij vergelijkt vier bekende uitgaven van het Grieksch Nieuw Testament: die van Tischendorf en Westcott-Hort, Weymouth, Weiss. Zijn Tissendorf en Westcott-Hort t'akkoord, Nestle volgt ze; verschillen zij, dan geeft Weiss den doorslag; elke lezing die voorkomt in een dier vier uitgaven en in den tekst niet opgenomen wordt, staat geboekt in 't bovendeel van den onderrand. In het onderdeel van dezen rand staan de bijzonderste varianten met de handschriften die ze betuigen. De Latijnsche Vulgatatekst wordt gedrukt volgens de uitgave van Paus Clemens VIII, de Clementina van 1592; in den benedenrand staan de lezingen der Sixtina, ook deze van de groote kritische uitgave der Vulgata van Wordsworth-White (nu gekomen tot aan de Handelingen der Apostelen, inbegrepen) en van andere kritische uitgaven (voor de deelen nog niet verschenen in de engelsche uitgave). Wie eens goed de Inleiding van deze bijbeluitgaven lezen wil, en de talrijke verkortingen wel kent, kan in deze kleine en | |
[pagina 182]
| |
fraaie boekjes eenen overvloed van inlichtingen vinden nopens den Bijbeltekst. Daarom, en ook omdat tekst en aanmerkingen met zóóveel zorg verbeterd zijn dat er bijna geen drukfouten zijn, zijn Nestle's uitgaven wel de beste die een Bijbelstudent zich aanschaffen kan: men weet dat volgens de regels van den Index studenten in Godgeleerdheid de tekstuitgaven, door niet-katholieken vervaardigd, gebruiken mogen. Over H. von Soden's groot werk over den tekst van het N.T.Ga naar voetnoot(1) zullen wij later spreken: tot nu toe, niettegenstaande er al 1520 bl. van verschenen zijn, ziet men nog niet goed waar het juist naar toe wil. In zake van Tekstuitgaven zijn de katholieken verre ten achter: toch schijnt de toestand nu wat te verbeteren. Met genoegen melden wij dat La Sainte Bible polyglotte, van F. Vigouroux, door het onlangs verschenen zesde deelGa naar voetnoot(2), nu volledig is voor 't Oud Testament. Het werk is schoon gedrukt en wel geillustreerd. Spijtig toch dat de fransche vertaling die er in voorkomt, benevens de Hebreeuwsche, Grieksche en Latijnsche teksten, niet de vertaling van den grondtekst maar die der Vulgata is. Hoewel deze ‘Polyglotte’ de kritische tekstuitgaven van den grondtekst, de Grieksche en Latijnsche overzettingen niet vervangen kan, is zij toch aan te prijzen voor gemakkelijke vergelijking der teksten. F. Brandscheid's Novum Testamentum graece et latine gaat in derde uitgave verschijnen: het eerste deel is reeds uitgekomenGa naar voetnoot(3). De uitgave (in-32) is nu zeer handig, maar volstrekt ontoereikend voor iet of wat grondige studie. | |
Geschiedenis van het kanon.Het kanon der ingegeven boeken van het Oud Testament is hetzelfde niet bij de (Protestanten en) Anglikanen als bij de Katholieken. De Anglikanen loochenen de inspiratie van de zoogenaamde deuterokanonieke boeken - die zij apocrypha noemen - te weten: Tobias en Judith; Ecclesiasticus en Wijsheid; Ie en IIe Macchabeërsboek, Baruch, deelen van Esther en Daniel. Hoe zijn de Anglikanen aan hun Bijbelkanon gekomen? Daarover schrijft in het anglikaansche tijdschrift Journal of theological studies (1906 october) J. Howorth - denkelijk zelf Anglikaan: The Origin and Authority of the biblical Canon in the Anglican Church. | |
[pagina 183]
| |
Hij besluit zoo: ‘Het schijnt, inderdaad, zeker door het voorgaand onderzoek over de houding der engelsche kerk nopens het kanon des Bijbels, dat deze gemeente onlogisch geweest is van in 't begin. Het “raison d'être” der Anglikaansche gemeente is, dat zij gegrond is op de oude overleveringen der eerste eeuwen, vóór dat de kristene kerk uiteengescheurd was, en zij beroept zich op deze eerste tijden om haar bestaan, haar ritueel, haar geloof te rechtvaardigen. Vooral dus zou men in zake van kanon haar moeten t' akkoord vinden met de aangenomene theorien van de eerste eeuwen. Nochtans nam zij aan, of liever liet zich opdringen door private mannen zonder verantwoordelijkheid, de eerste Bijbelvertalers, een Bijbelkanon dat geene goede waarborg had in de overlevering, maar dat uitgevonden en aanvaard was door Duitsche hervormers, en door hen verdedigd werd met bewijzen volstrekt tegenstrijdig met de theorieën der Anglikanen. Als zij dat vreemde en eigenlijk moderne kanon overnam... deed zij zulks zonder onderzoek of discussie... Het is zeker tijd dat de zaak eens herzien en op nieuw onderzocht worde.’ Lieve anglikaansche hervormers! | |
Inspiratieleer.Wat is er, in deze laatste tijden, al niet geschreven bij de katholieken, over Schriftuuringeving? Latijnsche scholastieke traktaten, boeken en vlugschriften in moderne taal, artikels in bijbelsche of theologische tijdschriften volgen elkander snel op, zoodat de goed bezorgde bibliographie van Biblische Zeitschrift er jaarlijks zoo wat een honderdtal telt - zoo tenminste in 1906. Toch is de inspiratievraag zoo gemakkelijk niet om oplossen: zij veronderstelt veelvoudige en gegronde kennissen op theologisch, philologisch en geschiedkundig gebied. 't Verwondert ons dus niet dat door al die studiën er toch geen klaarheid en eenheid komt in de gedachten. Zou 't niet beter zijn dat er wat meer studie en kracht besteed werd aan 't een of 't ander speciaal boek of verhaal van den Bijbel, eer men wil ‘synthesis’ maken en schrijven over zulk algemeen onderwerp als de Inspiratieleer? En de lezer vraagt een kort en klaar overzicht (!) over de letterkunde nopens den Bijbel! Daar het onmogelijk is over alles te spreken, laat ons met een theologisch traktaat over schriftuuringeving beginnen. Wij kiezen het statig boekdeel (ruim 650 bl.) van P. Pesch, S.J.: De Inspiratione sacrae scripturaeGa naar voetnoot(1). In een 1e deel (liber historicus) buitengewoon uitgebreid | |
[pagina 184]
| |
(bl. 11 tot 378) wordt de geschiedenis der theorieën over Inspiratie bij de Joden, de Christenen, de Protestanten, de Katholieken breedvoerig beschreven. Het tweede deel (liber dogmaticus) behandelt op scholastieke wijze of de H. Schrift ingegeven is en waarin die ingeving bestaat - laat ons er seffens bijvoegen op heel kalmen en bezadigden toon. Dit laatste deel heeft meer belang voor ons. P. Pesch begint (bl. 402-406) met uit het begrip van Inspiratie te bannen wat er nog al dikwijls, maar onjuist, wordt inbegrepen. Zoo 1. Kan men uit de inspiratie van een boek, niet oordeelen of dit boek hetwelk in onzen Bijbel als één boek voorkomt, soms niet door verschillige schrijvers is geschreven, of door eenen Redactor samengesteld en vermeerderd is. (bl. 404.) 2. Sluit schriftuuringeving hoegenaamd geen ‘genre littéraire’ uit - wel te verstaan als het ‘genre littéraire’ kan samengaan met passende leering. Proza, dicht, geschiedenis, ingebeelde verhalen kunnen ingegeven zijn: het is onmogelijk uit het begrip der ingeving de vraag op te lossen of de boeken Judith en Esther geschiedenis bevatten, of wel prophetie, of alleenlijk een stichtend leerdoel hebben (bl. 404). Schriftuuringeving bestaat in eene positieve bovennatuurlijke tusschenkomst en medewerking Gods in 't schrijven van een boek, maar daarvoor is het niet noodig dat God aan geinspireerde schrijvers veropenbaart wat zij moeten schrijven: veropenbaring in engen zin verschilt wezenlijk van ingeving. De inspiratie strekt zich uit tot gansch het boek, zooals het door den ingegeven schrijver opgesteld is. Wat verder P. Pesch over schriftuuringeving, psychologisch beschouwd, alsook over woordinspiratie, volgens oudere en nieuwe opvatting, schrijft, mogen wij als min belangrijk overstappen. Veruit het gewichtigste hoofdstuk is het vijfde: De inerrantia sacrae scripturae. Dat er in de H. Schrift geene valsche leeringen voorkomen, met andere woorden, dat het noodzakelijk de waarheid leert omdat het Gods woord is, bewijst de geleerde schrijver bijzonder uit de overlevering. Maar hoe dient die stelling der noodzakelijke waarheid van de H. Schrift verstaan te worden? Eerst en vooral moet erkend worden dat elk ‘genre littéraire’ zijn eigene waarheid heeft: indien het boek Tobias geen geschiedkundig werk is maar een stichtend verhaal, dan zijn de daar verhaalde gebeurtenissen geene geschiedkundige feiten, maar ingebeelde. Opdat inspiratie borg zij der waarheid, is het ook noodig | |
[pagina 185]
| |
dat de gewijde schrijver zijn eigen oordeel neerschrijve, of zich zoo uitdrukke, dat hij het geveld oordeel goedkeurt. Zoo b.v. in het boek van Job, bevatten de lange redevoeringen van Job's vrienden geene ware zedeleer omdat zij gelaakt worden door den ingegeven schrijver. Over deze punten zal men het gemakkelijk eens zijn met P. Pesch. Toch blijven er nog moeilijkheden over de verhouding van Bijbel en natuurlijke wetenschappen, van Bijbel en geschiedenis. Dat de ingegeven schrijvers over natuurlijke wetenschappen zich uitdrukken volgens de gedachten van hunnen tijd, op uiterlijken schijn gesteund, wordt nu algemeen erkend - de uitval van Galilei's veroordeeling is daar wel voor iets in! Maar P. Pesch weigert toe te geven dat, in zake van geschiedenis, de Bijbelschrijvers soms onware gedachten van hunnen tijd volgen, b.v. volkslegenden en oude overleveringen. Andere katholieke biblisten zijn terecht van een andere meening, en aanvaarden dat in sommige boeken van den Bijbel, onder andere in de Genesis, volkslegenden geboekt staan, maar die de schrijver niet voorstelt als voorwerp eener ware leering. Besluit: er is veel te leeren in dit scholastiek werk. Wie het gebruiken wil, leze toch ook de lange bespreking van P. Lagrange in Revue biblique 1906, bl. 303-314. Een verdienstelijk werkje over Inspiratie en Kritiek is het boek van Dr N. Peters, katholiek leeraar te Paderborn: Die grundsätzliche Stellung der Katholischen Kirche zur BibelforschungGa naar voetnoot(1). Door E.H.A. Bruynseels gaat het in 't Nederlandsch vertaald worden: 't is 't vertalen waard. Laatst nog schreef Dr Peters, even kort en goed, over eene meer bepaalde vraag: Bibel und Naturwissenschaft nach den Grundsätzen der katholischen TheologieGa naar voetnoot(2). Over Bijbel en Geschiedenis schreef Dr Poels, lid der Bijbelcommissie, Hoogleeraar te Washington, in Catholic University Bulletin (1905-1906) onder titel History and Inspiration, studiën die men in Biblische Zeitschrift (1906; bl. 303) noemt ‘ebenso sachliche und ruhige wie entschiedene Ausführungen die mit treffenden Beispielen beleuchtet werden.’ Goed geoordeeld! | |
Hermeneutiek des Bijbels.Een woord over Religionsgeschichtliche Methode: er wordt toch zooveel over gesproken tegenwoordig, bijzonder in Duitschland. Het is de nog jonge maar stoute en roekelooze wetenschap van Geschiedenis der Godsdiensten - zooals ze verstaan wordt door | |
[pagina 186]
| |
sommige geleerden - die zich meer en meer waagt op Bijbelterrein, zoowel Nieuw- als Oud Testament, en beweert te bewijzen dat de Joodsche en Christene godsdienst zelfs in zeer belangrijke punten, zooniet in alles, een syncretismus is, heel natuurlijk ontstaan, uit oudere heidensche godsdiensten. Daarvoor is de minste gelijkenis tusschen gedachten of instellingen bij Joden en Christenen, en, aan den anderen kant, bij Heidenen voldoende - de gelijkenissen mogen zoo klein, zoo toevallig en uiterlijk schijnen als 't maar mogelijk is. Wil men een voorbeeld? Zoo verscheen onlangs nog een groot werk van P. JensenGa naar voetnoot(1) over Gilgamesh - een babylonischen legendeheld - met het doel te bewijzen dat de Joodsche Patriarken, Propheten en andere helden, ja, Jezus zelf, nagebeelde Gilgameshen zijn!!! De ‘Religionsgeschichtler’ hebben hunne tijdschriften, hunne Studiënverzamelingen zooals Forschungen zur Religion und Literatur des Alten und Neuen TestamentsGa naar voetnoot(2), Religionsgeschichtliche Volksbücher. 't Schijnt dat die gedachlen veld winnen. Nochtans verzetten zich talrijke en groote geleerden tegen zulke methode en besluiten, en men moet zeker geen propheet zijn om te voorzeggen dat deze later met zooveel ijver zullen afgebroken als ze nu opgetimmerd worden. Wil men weten wat een katholiek Duitsch hoogleeraar, Dr Kiefl van Würzburg, daarover denkt, men leze zijn klein schrift Die wissenschäftliche Berechtigung der katholischen Dogmatik gegenüber den Methoden und Ergebnissen der religions-geschichtlichen ForschungGa naar voetnoot(3). Wij zullen wel gelegenheid hebben op deze vraag weer te keeren. | |
C. Algemeene Bijbelwerken: Encyclopedieën, enz.Vigouroux' Dictionnaire de la Bible gaat langzaam vooruit: in den loop van 1906 verschenen volgende afleveringen: nr 27, Maob-Namsi; nr 28, Namsi-OieGa naar voetnoot(4) Zelfde algemeene hoedanigheden als vroeger: prachtige illustratie, wel bezorgde bibliographie, zeer voorzichtige kritiek. In de laatste aflevering komt | |
[pagina 187]
| |
eene goede studie voor over Nederlandsche bijbeloverzettingen van P. van Kasteren. In den Cursus Scripturae Sacrae - het groot Bijbelwerk der Jezuieten, beraamd op zoo wat 50 lijvige boekdeelen - zijn de eerste twee deelen verschenen van een Lexicon Biblicum, editore Martino Hagen, S.J.Ga naar voetnoot(1) Het Lexicon bevat uitleggingen over personen, landstreken, dieren, planten, mineralen in den Bijbel vermeld, alsook over archeologische, historische, theologische vragen; alleen inleidingsvragen worden niet toegelicht: die zijn behandeld in de reeds verschenen Introductiones van P. Cornely, in deze verzameling. Lijk in alle algemeene werken, is er hier ook veel verschil van waarde tusschen de verschillige artikels; b v de artikels van P. Fonck, over planten en dieren des Bijbels, zijn flink opgesteld en met eene goede bibliographie voorzien. Andere, bijzonder de theologische artikelen, staan ons minder aan, omdat ze zoo kort zijn. B. v. Ficus en Fides staan bijna neveneen en zijn voorzeker niet van gelijk belang; aan 't eerste besteedt P. Fonck ruim twee kolommen met aanduiding der bibliographie; aan 't tweede wijdt P. Knabenbauer maar ééne kolom méér, en zonder bibliographie. Over Herodio (ooievaar) krijgt men bijna zoo veel te lezen als over Herodes Antipas! Van historische kritiek is er weinig of geen speur: zoo worden verhalen van Genesis, b.v. het verhaal over den Zondvloed (art. Diluvium), aangezien als een geschiedkundig verhaal van volkomene eenheid.
Melden wij eindelijk het verschijnen van een nieuw tijdschrift: Revue des sciences philosophiques et théologiquesGa naar voetnoot(2) door Fransche PP. Predikheeren in België gevestigd, met medewerking van talrijke Hoogleeraars en andere geleerden. Aan bijbelvragen belooft men veel plaats in te ruimen in dit nieuw tijdschrift. Het eerste nummer, verschenen den 15n Januari, is heel flink opgesteld.
H. Coppieters. |
|